GH-2012-02 Een vreemdeling in Jeruzalem

Simon van Wetten (voormalig Amsterdammer)

Hij is een vreemdeling in Jeruzalem = hij gevoelt zich hier niet thuis.
(Jezus vroeg aan de Emmaüsgangers waarom zij zo droevig waren. Een van hen zeide tot Hem: “Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die dezer dagen daarin geschied zijn?” Lukas XXIV: 18)

De pieken en dalen waarmee de golven der economie ons bestaan overspoelen, zijn ook van invloed op onze bereidheid ten aanzien van het opnemen van vreemdelingen. Er zijn tijden dat de overheid werft in het buitenland. “Kom naar Nederland, er is werk genoeg.” En er zijn tijden dat we met streng selectiebeleid, verplichte inburgeringscursussen en geblondeerde toespraken de animo om voorgoed naar de Lage Landen af te reizen, op voorhand proberen weg te nemen.
In het Gemert van weleer was de gesignaleerde tendens ook waarneembaar. Een markant voorbeeld daarvan deed zich voor in de Franse Tijd. De status aparte van de Commanderij, vervat in de uitdrukking “vrije, neutrale Rijksheerlijkheid”, was fors aan het wankelen en bestond zelfs in feite niet meer. De inlijving tussen 1795 en 1800 bij de rechtstreeks door Frankrijk gecontroleerde gebieden en de daaropvolgende verkoop aan de Bataafse Republiek maakten van Gemert een doorsnee dorp zoals je die wel meer aantrof aan de rand van de Peel. Nou ja, doorsnee? Er wilden heel veel mensen maar wat graag in Gemert komen wonen. En dat viel om den drommel niet mee!

De diverse Gemertse dorpsbesturen zijn altijd wel attent geweest op het nemen van enige beperkende maatregelen die een intocht in de Commanderij met een kar vol huisraad niet op voorhand tot een succesvolle onderneming maakten. Het bezit van een bepaalde hoeveelheid land en bij het ontbreken daarvan een bedrag van 150 gulden borg per persoon, of in de 18e eeuw het kunnen overleggen van een zogenaamde borg- en ontlastbrief vanuit je geboorteplaats, waren de vereisten voor een vestigingsvergunning. Ook vond er een ontmoedigingsbeleid plaats door de autochtone Gemertenaren een boete van 25 gulden op te leggen als ze het waagden aan een illegale allochtoon, een insluiper, een kamer of een huisje te verhuren. De vrije heerlijkheid was niet in álle opzichten vrij.

In de Franse Tijd werden de vestigingsmogelijkheden voor vreemdelingen nog meer ingeperkt en werd de papierwinkel die je als kandidaat-Gemertenaar had in te vullen van een formaat dat wij, moderne Nederlanders, allang als normaal erkennen, maar dat bijvoorbeeld in het jaar 1804 of 1805 een hoop gedoe betekende. Reizen naar je geboorteplaats en naar eventuele andere voormalige woonplaatsen, of briefwisselingen plegen terwijl je de edele schrijfkunst niet of nauwelijks machtig was, dat was voor de betreurenswaardige mensen die net de 19e eeuw en de wereld van de centraliserende en administrerende overheid waren binnengestapt, toch wel even wennen!

Het onderdanige verzoek dat een getrouwde Gemertenaar in spe aan de drossaard en schepenen richtte, bevatte vaak vijf of meer bijlagen.
‘De requestrant, zich tot ons wendende, ons deemoedig verzoekende dat het ons mochte behagen aan hem en meergedacht zijne huisvrouwe het recht tot inwoning binnen deze gemeente en jurisdictie van Gemert te verlenen.’
Allereerst diende de doopceel te worden gelicht, letterlijk. En als je dus dertig jaar eerder in een onbewaakt ogenblik in Hamont of Valenciennes of Alkmaar het levenslicht had gezien, dan was het de opdracht om aldaar de pastoor (of dominee) zover zien te krijgen dat deze jou een extract uit het doopregister van zijn parochiale kerk bezorgde, waarin stond dat je daar op die en die datum was gedoopt.
Daarnaast moesten de schepenen of de maire van die plaats – het was tenslotte de Franse Tijd – schriftelijk bevestigen dat je van goed gedrag en van eerlijke ouders herkomstig was.
Het was uiteraard nodig deze exercitie te herhalen in de geboorteplaats van je vrouw. Ook haar doopnotitie en bewijs van goed gedrag dienden in de bijlagen aanwezig te zijn.
Nee, dan was je er nog niet, tenminste niet als je langer dan twee jaar in een andere plaats of plaatsen had gewoond. Ook van de bestuurders van eerdere domicilies moest je hopen dat ze welwillend aan hun Gemertse collega’s lieten weten dat er op je levenswandel tot dan toe niets viel aan te merken.

Schepenen van Gemert reageren op een verzoek van ANTONIUS FRANCISCUS JOSEPHUS SAUVE, in huwelijk met ELISABETH ELEN, met vijf bijlagen.1
– Extract uit het doopregister van de Rooms-katholieke kerk te Asten. Antonius is daar op 5 november 1783 gedoopt;
– Een ontlastbrief uit Asten, door de schout civiel en schepenen aldaar op 3 oktober 1804 afgegeven;
– De doopbevestiging van de vrouw van Antonius. In de parochiekerk St. Peter te Turnhout is Marie Elisabeth Elen gedoopt, op 21 juni 1783;
– Een ontlastbrief vanuit Turnhout, door de borghsmaire aldaar op de 18e Vendemiaire, dertiende jaar afgegeven;
– Een bewijs van goed en deugdzaam gedrag van het echtpaar toen zij in Helmond woonden, door de schepenen van Helmond op 30 januari 1805 afgegeven.

Wanneer je de vereiste documenten eindelijk bijeen had en in een mooi bundeltje in de Raadkamer van Gemert kon overhandigen, brak vervolgens de tijd aan van het gespannen wachten op het eindoordeel. Als je ten lange leste het verheugende en o zo begeerde bericht van recht op inwoning ontving, dan zeurde dwars door de blijheid heen helaas ook het gevoel van er niet helemaal bij te horen. Je begon als tweederangs burger!
‘De schepenen authoriseren deze personen tot het inwonen binnen deze gemeente van Gemert, onder deze mits echter: dat aan de indiener van het verzoek noch aan zijn huisvrouwe door het verlenen van inwoning geenszins wordt toegekend het recht om turf of tussen te mogen spitten of steken in den Pedel zolange zij het recht daartoe speciaal op behoorlijke titul niet hebben verkregen.’

Tjonge, tjonge, in Gemert zag men op één, twee turfjes dus wél. Met open armen verwelkomen? Die wijd uitgespreide armen probeerden je te beletten met een turfspade de Peel in te wandelen! Je moet je als nieuwbakken dorpeling toch als een vreemdeling in Jeruzalem hebben gevoeld?
Gemert en Jeruzalem … Hoever lagen de Gemertse turfvelden van het dorp af? Emmaüs lag op zestig stadiën van Jeruzalem. Waren die Emmaüsgangers op weg naar hun turfvelden toen Jezus hen aansprak?

Toen ik in oktober 1974 (dus niet met Pasen) definitief Amsterdam als woonstee inruilde voor Gemert, werd mijn doopceel niet gelicht. Dat zou ook moeilijk gegaan hebben, want – ook al citeer ik uit Lukas – ik heb er geen. Meneer Van de Heuvel, eigenaar van Villa Polder, stelde absoluut geen diepgaand onderzoek in naar mijn antecedenten. Zijn terechte vraag was of ik de kamerhuur kon betalen, en vervolgens bood hij mij ruimhartig het gebruik van de tuin en het tennisveldje aan, ik mocht in de winter op het vijvertje schaatsen en mijn nieuwe huisbaas maakte geen woorden vuil aan de kwestie van het turfsteken. Ik gevoelde mij welkom en thuis!

NOOT
1. Gemeentearchief Gemert-Bakel, RA-81.

Bekijk PDF