GH-2011-03 Uit het oud-rechterlijk archief van Gemert (5)
UIT HET OUD-RECHTERLIJK ARCHIEF VAN GEMERT (5)
Simon van Wetten
In de vorige aflevering hebben we al nader kennis gemaakt met drossaard P.A. de la Court. Het was, als we het oordeel van sommige zijner dorpsgenoten mogen geloven, niet de meest prettige man. Maar ja, hij vertegenwoordigde natuurlijk het gezag. En gezag en Gemert …
1762
Dure bajesklanten
Het jaar na zijn intensieve naspeuringen naar de daders van de aanslagen op zijn leven en de verspreiders van het opruiende gedicht stond drossaard Peter Adriaan de la Court weer voor een hele andere klus. Hij had twee zwervers opgepakt en in de gevangenis gezet. Het betrof een echtpaar en ze kwamen uit Wezel. Daar hadden ze óók gevangen gezeten. Blijkbaar hoorden deze Tonij Coopen en zijn vrouw Lena tot een grotere groep, want de stadhouder van Den Bosch had eveneens drie zwervers uit Wezel in het cachot zitten.
‘Als we jouw gevangenen eens confronteren met die van mij?’
Een lumineus idee! Wel zat er het nadeel aan vast dat als je met twee gevangenen op een kar in één dag op en neer naar ‘s-Hertogenbosch wilt, je al héél vroeg moet vertrekken. Dat vond de drossaard geen probleem, hij ging zelf toch niet mee. En zo zijn Tonij en Lena Coopen op 2 september, om 1 uur ’s nachts, stevig geboeid op een kar gezet en onder begeleiding van vorster, schutter en vrijschut, de totale Hermandad van Gemert, naar Den Bosch gedokkerd.
Er is halt gehouden en iets verteerd in Veghel en Berlicum. Zo’n reisje moet tenslotte wel een beetje leuk blijven. ’s Middags in Den Bosch werden alle gevangenen tegenover elkaar gezet. Kijk, het had toch nut, zo’n confrontatie, want bij de Bossche gevangenen bleek de zoon van Tonij en Lena te zitten, Clemens. Het was dus één grote bende.
Ook bij de retourrit zijn Berlicum en Veghel aangedaan. Onderweg was Lena al behoorlijk onpasselijk geworden, maar terug in de gevangenis van het Gemertse kasteel werd ze pas echt ziek. Zo erg dat er eerst de chirurgijn en later zelfs een dokter bij moest worden geroepen. Zou er toen een eind zijn gekomen aan haar zwervend bestaan?
1769
Slechts gekleed in borstrok
Wat een fantastische vrouw is die Annemarie van de Vossenberg! Strijdt voor eerherstel en recht en laat zich niet ontmoedigen door een misselijkmakende combine tussen de wereldlijke en geestelijke overheid. Ze wéét dat ze gelijk heeft en de waarheid spreekt en trotseert de dreigementen en pesterijen van de handje-klap spelende drossaard De la Court – hij weer – en de alles behalve eerwaarde heer Dionisius van den Elsen. Ze procedeert dóór, ondanks haar geringe inkomen, totdat ze arm en berooid zal zijn. Maar liever sterven van de honger dan buigen voor de opgelegde leugen!
U bent benieuwd naar het verhaal? Hier is het.
Annemarie is nu 30 jaar. In haar jongemeisjesjaren is zij de dienstmeid van dominee Swildens geweest. Na drie jaar is zij met een prima getuigschrift naar Nijmegen vertrokken om bij de deftige familie Hofman van Somer in dienst te treden. Maar heimwee dreef haar terug naar Gemert en met de getuigenis vanuit Nijmegen dat ze daar eerlijk en
trouw haar werk had gedaan kon ze dienstmeid worden bij de eerwaarde heer Theodorus Roijackers, Rooms priester en proost van de St. Antoniuskapel in de Mortel. Het was daar prima werken, tot die fatale nacht in december 1763, die alles veranderde en negen maanden later leidde tot een verklaring voor de schepenen van Gemert. Vroedvrouw Jennemarie Tielemans getuigde dat zij op woensdagmorgen 12 september 1764 naar het huis van heer Theodorus Roijackers in de Mortel was geroepen. Daar heeft zij Annemarie van de Vossenberg aangetroffen, de dienstmeid van heer Roijackers.
‘Annemarie was grofzwanger. Dezelfde dag moest zij kramen, en in haar barensnood heeft zij verscheidene malen gezegd dat zij de naam van de vader niet kon noemen. “Maar wees er maar gerust op, vrouw Tielemans, het kind heeft een goede vader, het zal wel verzorgd worden en ik ook.” En ze voegde er nog aan toe dat heer Roijackers wel wist wie de vader was. In de avond werd het kindje, een dochter, geboren.’
Ook twee Mortelse buurvrouwen waren aanwezig toen Annemarie aan het bevallen was en haar dochter baarde. Annemarie had hen eerder op de dag al laten roepen omdat ze heel erge buikpijn had. Ze zijn er de volgende dag ook bij geweest toen het kindje werd gedoopt. Dat gebeurde bij heer Roijackers thuis. De buurtjes hebben nog aan Annemarie gevraagd of heer Dionisius van den Elsen de vader was. Annemarie ontkende dat niet.
‘Och Anna en Griet, zwijgt stil, het is een goede vader en het zal wel opgevoed worden en ik ook. Maar als ik de vader noem, dan zal ik niets krijgen.’
Ach, zie maar eens iets geheim te houden in zo’n dorp. Getuigen wisten te melden dat heer Dionisius drie ducaten aan Annemarie had gegeven. Een van die ducaten is op verzoek van Annemarie door buurvrouw Anna besteed voor de aanschaf van een deken en een rode doek voor het kind.
Geheimen in een dorp? Getuigen vertelden dat heer Dionisius een paar maanden geleden alhier onder de houten molen de pis of urine van Annemarie gevraagd en gekregen heeft om daarmee naar de dokter in Helmond te gaan.
Drie Gemertse schepenen begaven zich op verzoek van drossaard De la Court naar het huis van de heer Theodorus Roijackers. Ze hebben daar met Annemarie, met het kind in haar arm, gepraat. Zij was haar zinnen, memorie en verstand wel meester en heeft verteld dat kapelaan Dionisius van den Elsen ergens rond de 10e december van het vorig jaar hier in het huis van de heer Roijackers heeft gelogeerd. Hij is ’s nachts uit zijn bed opgestaan en naar het bed van Annemarie gekomen, zonder broek. Hij had alleen een borstrok aan. Hij heeft haar vleselijk gekend en is nadien weer naar zijn bed gegaan. Later bleek dat Annemarie zwanger was.
Twee maanden geleden is heer Dionisius weer hier aan huis gekomen en heeft haar water of urine in een fles meegenomen om daarmee naar een dokter te gaan. Twee dagen nadien is hij weerom gekomen, met een flesje met medicijnen en een doosje met pillen. Omtrent Onze Lieve Vrouwe-Assumptiedag is hij andermaal gekomen, ze hebben het over de vleselijke conversatie gehad en hij vroeg weer om haar urine.
‘Kom vanmiddag daarmee naar de houten molen.’
Dat deed Annemarie en daar zei hij tegen haar dat als zij zich niet goed voelde (hij bedoelde: als ze zeker wist dat ze zwanger was) ze uit de Mortel moest weggaan.
‘Waar naar toe? Ik heb geen geld.’
Toen gaf hij drie ducaten.
‘Maar als je niet moet kramen, dan moet je dat geld teruggeven.’
Omdat Annemarie dus erkende dat zij met een priester had geslapen, gaf zij impliciet een ontuchtige handeling toe. Want vrijen met een geestelijke was ontuchtig en werd gezien als een criminele handeling. Dat kwam haar uiteindelijk op drie maanden in de gevangenis te staan, op water en brood.
De eerste tijd na de geboorte van het dochtertje ontkende Dionisius het vaderschap niet. Het keerpunt in die houding werd bereikt toen het meiske in Nuenen, waar Annemarie juist een betrekking had gevonden, plotseling overleed.
Extract uit het doodsboek van Nuenen:
“Op 29 september 1764 is begraven het onecht kind van Annemarie van de Vossenberg en zegt daar de vader van te zijn mijnheer Van den Elsen, Rooms priester te Gemert.”
Die notitie deed de alarmbellen bij de hogere kerkelijke overheden rinkelen. Kapelaan Dionisius van den Elsen werd door zijn meerderen gemaand de praatjes dat hij de vader van dat kind zou zijn, uit de wereld te helpen. Hij riep de hulp van de drossaard in en samen zetten zij Annemarie onder druk om haar eerdere verklaringen omtrent de vader van haar kind te herroepen. Gelukkig liet het dappere vrouwke zich niet kisten. Zij bleef standvastig en stak bovendien haar teleurstelling over de vader van haar kind niet onder stoelen of banken.
‘Heer Dionisius blijkt een schijnheilige biechtvader, een verleider zijner schapen. Hij tracht liever de wereld quasi de mond te stoppen.’
Ook stelde Annemarie dat de kapelaan voor de Schepper van het geheel, die alles weet, te zijner tijd verantwoording zou moeten afleggen. Uitdrukkelijk liet zij weten geen hoer te zijn en altijd eerlijk en trouw geleefd te hebben. Zij vond dat zij zwaar genoeg was gestraft door het verliezen van haar eer. Ook wees zij op het Echt-Reglement der Heren Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, waarin in artikel 86 staat: “Zo wie een eerbare jongedochter, minder- of meerderjarig zijnde, met schone woorden van trouwbeloften of anderszins iets wijsmaakt, haar verleidt en door de bijslaap in haar eer krenkt en defloreert, is gehouden te doteren en te betalen een boete van 100 gulden.”
Ja, een zo weerbare vrouw, die moest blijkbaar harder aangepakt worden. De drossaard kreeg de schepenen zover dat zij een voor Annemarie nadelig vonnis wezen. Zij diende de eerstvolgende gerechtsdag te verschijnen en te verklaren dat zij de kapelaan onterecht had beschuldigd van vleselijke conversatie met haar te hebben gehouden en dat zij vervolgens zijn naam als vader van haar kind in Nuenen moest laten royeren, hem om vergiffenis moet vragen en moest zeggen dat zij hem kende als een man waarvan niets dan eer en deugd viel te zeggen. Bovendien moest zij een boete van vijftig gulden betalen ten profijte van de Heilige Geest alhier, en de kosten van justitie betalen.
Annemarie weerde zich in een officiële dupliek. Daarin stelde zij nog maar eens dat een priester, een Godgewijd persoon, haar verleid en in haar eer gekrenkt had.
‘Wat is beklagelijker: een schaap, of een herder aan wie het toezicht door de Aardsopperherder toevertrouwd werd, en die zijn herdersstaf misbruikt, door in de verleiding te onderrichten?’
Of de dubbelzinnigheid in haar vraag ook zo bedoeld was? Feit is dat Annemaries betoog eindigde met een hoogstaande sneer richting drossaard De la Court. Die had nogal hatelijk voorspeld dat zij niemand zou kunnen vinden die borg zou willen staan voor haar eerlijk en juist leven. Annemarie moest in deze denken aan het spreekwoord: Honi soit qui mal y pense. Schande over hem die er wat kwaads van denkt!
Onze Annemarie – jawel, we hebben haar in de armen gesloten – weigerde het Gemertse schepenvonnis te ondergaan en tekende appèl aan bij de schepenbank van ‘s-Hertogenbosch. In een brief aan de schepenen van die stad beschreef zij hoe zij het ongeluk had gehad door de verleidende taal en beloftes van Dionisius van den Elsen, Rooms priester te Gemert, zover gebracht te worden dat hij niet alleen vleselijk met haar heeft geconserveerd, maar dat zij ook door hem is bezwangerd en op 12 september 1764 in het kraambed is bevallen. Zij heeft vervolgens voor de schepenen van Gemert onder ede verklaard dat Dionisius van den Elsen de vader van haar kind was. Daarop is zij door de schout van Gemert rechterlijk vervolgd, omdat de vleselijke conversatie met een Rooms priester in zich een “crimen fornicationis” is. Zij is toen door de schepenen veroordeeld om enige tijd op water en brood te zitten. Die straf heeft zij ook uitgezeten. Dionisius, van de waarheid van haar verklaring overtuigd, heeft twee jaar lang de praatjes verdragen en al die tijd geen discipelen in rethorica, het vak dat hij op de Latijnse school onderwees, les gegeven. Omdat hij zich niet van de blaam zuiverde, is hij door de geestelijk rechter op 13 juni 1766 uit zijn ambt verwijderd. Blijkbaar heeft hij toen de moed voor de onbeschaamdheid gevonden om haar, Annemarie, voor de schepenen van Gemert te laten roepen en haar te betichten van pretense injurie, hem zogenaamd door haar aangedaan, omdat zij hem na het overlijden van haar kind te Nuenen in het doodsregister aldaar als de vader had vermeld. Zij heeft hem toen tegenover de drossaard van Gemert ook een “schijnheilige biechtvader en verleider der schapen” genoemd. Annemarie heeft zich genoodzaakt gevoeld om zich tegen de goddeloze handelswijze van de eiser te verdedigen. Omdat zij slechts een dienstmaagd is, is zij door de procedures tot uiterste armoede gebracht en toen zij geen kopie van de geschriften van de secretaris meer kon betalen, is zij niet meer in staat geweest om zich naar behoren te defenderen.
Het laatste levensteken van Annemarie komt van een Helmonds echtpaar. Jan Pieter van der Lith, gepensioneerd sous-luitenant ten dienste van dit land, en zijn vrouw Elisabeth Walkaert getuigden dat Annemarie ruim een half jaar bij hun vader, de heer Chrstoffel Walkaert, predikant alhier te Helmond, had gediend.
‘En nu woont en werkt zij alweer drie maanden bij ons voor dienstmaagd. Zij heeft altijd getrouw, eerlijk en onbesproken gedrag vertoond. Zij kent grote armoede, heeft nauwelijks méér bezit dan de kleren aan haar lijf …’
Noot van de redactie: Wilt u aanvullend nog meer lezen over Annemarie van de Vossenberg. Peter van den Elsen schreef over deze kwestie aan de hand van voornamelijk Beek en Donkse protocollen in Gemerts Heem 1996 (nr.3) onder de titel: “Priester Van den Elsen op vrijersvoeten”. Annemarie zocht ook in Beek en Donk haar recht. Er is een getuige die door Dionisius werd benaderd om met Annemarie te trouwen en tegen een geldelijke tegemoetkoming te bekennen dat niet priester Dionisius maar dat hij de vader was van het kind.
Bekijk PDF