GH-2011-02 Uit het oud-rechterlijk archief van Gemert (4)

UIT HET OUD-RECHTERLIJK ARCHIEF VAN GEMERT (4)

Simon van Wetten

1761

De platte kant van de degen, daar kunnen wij niet meer tegen

Woede. Gramschap. Razernij. Vraag niet aan drossaard De la Court welke vorm van boosheid zich meester heeft gemaakt van zijn gemoed, want dat is moeilijk kiezen voor de man. Hij wil bovendien helemaal niet kiezen. Hij wil de daders. En wel nu, meteen, direct! Het gezag in het algemeen en met name zíjn gezag is ernstig aangetast.

Inderdaad, er gistte iets in Gemert. Ook in de hoofdkwartieren van de Balije Alden Biesen werd men de broeierige sfeer in de Commanderij gewaar. Dat werd geïllustreerd door een brief aan de schepenen van heer en meester Otto Colen, advocaat en Raad van de illustere Duitse Orde, als gemachtigde van de hooggeboren heer Ulrich Leopold, landcommandeur.

‘De heren schepenen worden vanwege verscheidene gruweldaden en delicten in dit lopend jaar 1761 te Gemert gepleegd, uitdrukkelijk verplicht deze daden te onderzoeken.’

Wat was er in hemelsnaam aan de hand? Het leek wel of de patriottenbeweging het banhek bij de Snelle Loop was gepasseerd en de bevolking van Gemert uit de letargie van de altijd durende en onvoorwaardelijke gezagsgetrouwheid wakkerschudde.

‘Daar is een gestaag groeiend klagen en murmureren en preutelen van de gemeentenaren alhier!

Grote woorden als ‘democratische verlangens’ en ‘zich afzetten tegen de regentenkliek’ zijn te hoog gegrepen en te voorbarig, maar het volk van Gemert roerde zich wel en durfde zelfs hardop vraagtekens te zetten bij sommige van de door de schepenen of de commandeur opgelegde verplichtingen. Met name het ’s nachts wacht moeten lopen was een doorn in menig oog.

‘We moeten een advocaat of kundig iemand naar Zijne Hoogwaarde Excellentie sturen om hem te melden hoe gevaarlijk het wachtlopen is. Zeker nu ’s avonds laat de patrouilles bij het Boterhuis samen moeten komen. Toen bij het wachtlopen de mannen nog in hun eigen buurt konden blijven was het veiliger en werd de gehele gemeente toch goed bewaakt.’

Maar wat had dan drossaard De la Court zo in zijn ziel geraakt?

2011-2 oud recht1‘Enige kwaadaardige booswichten hebben zich op 8 juni niet ontzien om omtrent 2 uur in de nacht een of meerdere kogels met een geweer of snaphaan af te schieten door het venster van de kamer waar de drossaard en diens vrouw en kind sliepen. Niet alleen dat, maar daarenboven is getracht een geheel oproer onder de ingezetenen van Gemert te veroorzaken, en de schepenen en regeerders als schelmen en dieven af te schilderen, blijkens de vier briefjes die op 13 september ’s nachts op verscheidene plaatsen en deuren zijn geplakt en door de schutter op last van de drossaard zijn verwijderd.’

Zekere Jan de Willem Penninx, in de wandeling den Langen genaamd, had in het dorp en zeker ook bij De la Court de naam en faam degene te zijn die door het venster van de drost had geschoten. Daarnaast was het zonneklaar dat ene Dirk Jansen Laarmans met vreugde en ijver de opruiende briefjes naar alle kanten had verdeeld en voorgelezen, zowel te Gemert als te Handel. Ja, ook aan buijtenslandse menschen!

Voor de drossaard was er geen twijfel mogelijk. Jan de Willem Penninx had door zijn raam geschoten. Die regelrechte moordaanslag zou hij vergelden, koste wat kost. De drost had het al vaker aan de stok gehad met Jan de Willem. Telkens als hij als gezagsdrager iemand arresteerde en opbracht naar het kasteel, was Jan er als de kippen bij om daartegen te protesteren en beledigende woorden naar de drost te roepen. Al twee keer had De la Court aan Jan met de platte kant van zijn degen een corrigerende mep verkocht en de daardoor ontwaakte wraakzucht in die man was natuurlijk het motief om bij hem, de drossaard van Gemert, door diens slaapkamerraam te schieten!

Maar ja, dat moet dan wel worden bewezen!

Zonder al te veel plichtplegingen – een verzoekje aan de schepenen of het mocht, meer niet – werd Jan de Willem Penninx gearresteerd en in de gevangenis van het kasteel gesmeten. Een eindeloze reeks van verhoren zou volgen. Jan bleef ontkennen en ondertussen gebeurde er wéér iets dat de ondergrond van de Commanderij deed schudden!

In de nacht van 12 op 13 september, tussen 1 en 2 uur kwamen enige wachtlopers van patrouille terug en meldden dat er briefjes hingen, terzijde van de kerkboog, op de deuren van schepenen Jan Roijackers en Willem van de Laer en ook op de deur van schepenpresident Martinus van Gemert. De zoon van de president, Jan, was één van de nachtwachters en had zo’n briefje in zijn zak gestoken en toen hij thuis kwam aan zijn vader, die nog op bed lag, voorgelezen. De tekst luidde:

“Over de heren. Hoe kan het land zo verkeren

dat men schelmen en dieven moet eren die ons land regeren?

De president met zijn schepenen weten voortaan

dat zij naar de duivel moeten gaan

Omdat zij onze gemeijnt zoveel te kort hebben gedaan

Maar nu zijn we met ons zessen

En wij dragen lange messen

Daarom, eer de maand zal zijn vergaan

Zo zal ’t er voor de drommel nog anders gaan

En wie zal mij verklikken?

Want niemand weet dat als ikke.”

Toen de toch al zo geagiteerde drost de volgende morgen het briefje van Martinus van Gemert in ontvangst nam, sprong ie zowat uit z’n vel. Ha, hij zou die zes mannen wel krijgen. En vooral die ‘ikke’!

De zaken werden groots aangepakt. De Raad van de Duitse Orde, Otto Colen, kwam over om te helpen en er werden wekenlang getuigen opgeroepen en gehoord. Ruim honderd mensen kregen een oproep ter secretarie te verschijnen en leefden uiterst nerveus naar de dag van hun verhoor toe. Dokter Theodoor Aelders, nog maar 28 jaar, speelde daarbij een opvallende rol. Hij wist inmiddels van degenen die al aan de beurt waren geweest, precies welke vragen er werden gesteld. Hij bezocht de mensen die de volgende dag hun getuigenis zouden moeten geven, en bereidde met hen de vragen en te geven antwoorden voor. Zo ontstond het vaste stramien dat alle verhoorden bevestigden dat er misnoegen was onder het volk van Gemert, maar niemand kon (lees: wilde) daarbij de personen noemen die blijkbaar zo misnoegd waren.

Toch leidde de informatie die door dit massale getuigenverhoor werd verkregen tot de arrestatie van Dirk Janssen Laarmans. Terwijl hij in de gevangenis in zware boeien en banden zuchtte, schreef zijn vrouw volhardend, tot drie keer toe, brieven naar de schepenen om haar man, de kostwinnaar voor haar en haar gezin, toch alstublieft vrij te laten. Dirks detentie bracht haar en haar kinderen tot uiterste armoede en ellende.

Dat deze correspondentie wel indruk op de schepenen maakte, blijkt uit het feit dat zij Dirk onder voorwaarden uit zijn gevangenschap wilden ontslaan. Via de vorster werd dat op 15 juli 1762 aan de drossaard meegedeeld.

De la Court wierp tegen dat hij voor de rust, veiligheid en bevordering van een welgestelde policie opkwam, en dat Dirk een lasterlijk, allerschandelijkst en eerrovend geschrift onder het volk en tegen de regeerders had verspreid.

‘In plaats van het kwaad bij de geboorte te smoren, wordt het van dag tot dag meer aangekweekt. Dat leidt tot een moordkuil en schouwspel van geweld. Nee, het beste middel om verder onheil te voorkomen is de schuldige straffen!’

De drost bepleitte daarom de straf op te leggen die op het vergrijp stond, tien jaar verbanning en 200 gulden boete. Ook de proceskosten, 1626 gulden, moesten als het aan de drost lag, door Dirk Laarmans worden betaald. De negentien stuivers die bij de verkoop van enige goederen van Dirk waren opgehaald – niemand in Gemert wilde bieden, alleen de vorster – zetten ook geen zoden aan de dijk.

Nu ja, in zo’n geval wordt de boete omgezet in een lijfstraf.

‘De pretext van armoede mag geen voorwendsel tot verschoning zijn.’

De drossaard haalde het spreekwoord aan “Daar niet is, heeft de keizer zijn recht verloren,” en stelde dat zulks hier in Gemert niet opging. En verder was de drost van mening dat:

‘De lijfstraf een arme delinquent aangedaan niet zwaarder is dan de betaling van een boete in geld voor een gegoede, omdat de lage gevoelens van hun ziel en hun typische hardnekkigheid hen de lijfstraf met verachting doet aanzien.’

2011-2 oud recht2En de drost ging verder:

‘Misschien zou men willen zeggen dat die praktijk bij wrede Duitsers, bloedgierige Italianen en andere wraakzuchtige naties mogelijk gevolgd wordt, maar bij geciviliseerde naties geen plaats behoort te hebben. Het zou niet passen bij goedertierenheid, zachtmoedigheid en christelijk medelijden? Ach, ik zie dit als schijnbezwaren.’

Op water en brood zetten? Nee, ook dat vond de drossaard niet genoeg. Het feit dat Dirk één keer een verklaring had afgelegd en daarna vastberaden en telkenmale weigerde nog iets tijdens een verhoor te zeggen, had De La Court niet milder gestemd. Uiteindelijk werd Dirk berooid – z’n laatste schamele bezittingen waren hem immers ook nog afgenomen – over de grens van de Commanderije gezet en voor twaalf jaar verbannen.

En hoe verging het Jan de Willem Penninx? Zijn vader probeerde hem vrij te krijgen. De drost stelde dat het gepleegde vergrijp niet alleen tot een lijfstraf, maar zelfs tot de doodstraf zou kunnen leiden, zodat van de verzochte invrijheidsstelling geen sprake kon zijn. De schepenen besloten dan ook niet op het verzoek van vader Penninx in te gaan.

De voortdurende verhoren van Jan begonnen intussen steeds meer barsten in zijn verdediging op te leveren. De discrepanties die er tussen de beweringen van Jan en die van andere getuigen zaten, zouden hem wel eens de das – of de strop – om kunnen doen. Met name de reden die Jan had opgegeven voor het laten repareren van zijn snaphaan, vlak voor de aanslag, namelijk het voornemen om de hond van Lenard Alards van Dinther op de Verrehei dood te schieten, bleek niet te kloppen.

‘Ik ben op een avond, toen ik van Boekel afkwam, door die hond aangevallen. Dat beest deugt niet.’

‘Wat voor een soort hond is dat eigenlijk?’

‘Ja, dat weet ik niet, ’t was immers toen al donker.’

‘En hoe lang daarna heb je Lenard op het gedrag van die hond aangesproken?’

‘De volgende dag, op Vastenavond-zondag, ten huize van Peter Verbossen in de Deel bij het Sint Anthoniskapelleke.’

‘En zou Lenard er dus geen moeite mee hebben gehad als je die hond zou hebben doodgeschoten?’

‘Nee, Lenard vond ook dat het beest niet deugde.’

Maar Lenard bleek van niets te weten. Bovendien was zijn hond al anderhalf jaar dood!

De eerdere bedreiging van Jan aan het adres van de drossaard – hij zou hem wel eens onder diens kont schoppen – deed zijn zaak ook geen goed. En hij zou de dag na het schot door het raam van de drost hebben gezegd dat het nu nog een droge kogel betrof, maar dat er een natte kogel zou volgen!

Nee, voor de schout was het wel duidelijk. Maar: de confessie, de bekentenis van Jan ontbrak! En daarom bepleitte de drost de inzet van de torture, de scherpe examinatie. Martelen! Of de schepenen daarmee in willen stemmen? (Bron: Gemeentearchief Gemert-Bakel, RAG, no.77).

1761

Wist u dat …

Het ongekend breed georganiseerde getuigenverhoor, opgezet in de speurtocht naar de leiders en voortrekkers der oproerkraaiers, leverde terloops heel wat aardige dorpswetenswaardigheden op. Wist u bijvoorbeeld dat de welhaast lopende band-aanpak van de barbier en zijn knechtjes om de mannen te helpen die allemaal op zowat hetzelfde moment bij hem binnenkwamen om zich te laten scheren, de ‘scheerbaan’ werd genoemd? Die scheerbaan was natuurlijk dé roddelplek van het dorp. Voor de mannen dan toch. En wist u dat chirurgijn De Fost, in zijn behandelingen niet bepaald fameus als zachtaardig, de trotse eigenaar van een klavecimbel was en ’s avonds met een fluwelen aanslag de toetsen van dat instrument beroerde? En zegt ‘de koude pisse’ u iets? Het was de reden die verdachte Jan de Willem Penninx opgaf voor zijn afwezigheid op een bepaalde dag; hij moest steeds naar ‘het gemak’. Wist u dat de buijtenslandse mensen die tot schaamte van de Gemertse dorpsbestuurders hadden meegeluisterd naar het voorlezen van het protestgedicht, een Eindhovenaar en een man uit Venraij waren? En dat vrijwel alle verhoorde vrouwen een beroep opgaven? Er waren echtgenotes die letterlijk op de winkel van hun man pasten. Velen verdienden hun geld als spinster of spoelster, vlasklopster of naaister. “Wint haar kost met wassen en plassen” is een vaak gebezigde term, en er waren dienstmeiden, akkerbouwsters, herbergiersters en tenslotte ook een vroedvrouw en een vrouwelijke molenaar, een ‘mulderinne’. Sommigen gingen ‘op chique’. De vijftigjarige Christina van Gemert: ‘Ik hou compagnie met pintjes-gelag voor de principaalste ingezetenen.’2011-2 oud recht3

Wat u natuurlijk wel wist dat is dat de kermis een uiterst belangwekkend feest was. Niet alleen de eigen kermis, ook die van de buurdorpen hadden een vaste plek in het jaarritme van de Gemertse inboorlingen. Lichtpuntjes in een verder grijs bestaan! Op 15 oktober werd in Gemert de vogel geschoten en beproefden bijvoorbeeld veel inwoners van Erp hun geluk door hier een keer op de houten papagaai te komen schieten. En een week later toog men vanuit Gemert massaal naar Erp, want dan hielden ze dáár kermis en werd de Erpse vogel langzaam maar zeker en interlokaal aan splinters geknald.

Wat u ook wist, want dat is voor u altijd een geruststellende zekerheid geweest: Gemert beschikte over een nachtroeper. Gerard Brouwers vervulde deze belangrijke positie met passie, maar in de nacht van het schietincident heeft hij geen schot gehoord. Terwijl hij toch op het moment van de knal in de Haageik liep, driehonderd meter van het huis van de drost, die op de hoek van de Schoolstraat woonde. En terwijl in een ander huis in de straat Maria van de Vondervoort, die op dat moment haar kindje de borst gaf, door de plots zo ruw verstoorde stilte ineens geen stuwing meer had.

Wat u nog niet wist: er is al eerder een aanslag op De la Court voorbereid. Vrijschut Tonij Janssen bijgenaamd de Leemen Lieve Heer is één van de informanten. De drossaard kwam op een late avond uit Handel terug en werd in het Molenbroek opgewacht door Albert van Soenst alias la Fleurke uit Boekel, Jan de Willem Penninx en Jacobus van Duijnhoven. Ook de naam van Vreijns Tonis, hij woonde aan de Doonheide, werd genoemd. Ja, zelfs de naam van dokter Aelders is in dit verband gevallen! Getuige Jan Peters van Melis stelde over het opwachten van de drost door enkele personen in het Molenbroek letterlijk: ‘Het komt van of door de dokter dat zij met hun drieën de drossaard aan ’t Molenbroeck zouden opgewacht hebben.’

Toen de haan van het geweer werd overgehaald, heeft de drossaard gemaakt dat hij wegkwam. Hij herkende blijkbaar dat geluid van het op scherp zetten van de snaphaan en had het geluk dat het stikkedonker was.

Bekijk PDF