GH-2010-04 Uit het oud-rechterlijk archief van Gemert (2)
Simon van Wetten
De auteur is bezig met het ontsluiten van het complete archief van de criminele en civiele rechtszaken die in de 16e, 17e en 18e eeuw in Gemert hebben gespeeld. Het levert een berg aan kwesties over testamenten, burenruzies en niet betaalde schulden op. Het geeft zicht op een bijkans onafzienbare reeks vecht- en steekpartijen en andere vormen van criminaliteit. Maar het geeft ook een verrassend beeld van de Gemertse samenleving in vroegere dagen.
Simon zet de meest aansprekende, ontroerende en typische voorvallen om in anekdotes waarvan u hieronder weer enige voorbeelden aantreft. Hij heeft er inmiddels ruim honderdvijftig en dat aantal zal nog flink uitdijen. (Red.)
1690 Rentmeesterlijke reputatie
We laten het verleden rusten, maar niet dat van Pieter van der Putten. Let wel, de rentmeester van de commandeur! Een bevoorrecht man. Drie keer getrouwd geweest. Lag in 1678 doodziek op bed, heeft toen met zijn tweede, zeer rijke echtgenote Catharina Herinx – niets is immers zekerder dan de dood – een mooi testament opgesteld, maar niet hij, nee, zíj ging dood. En terwijl hij volgens de dorpsobservatoren slechts twee kannetjes in zijn tweede huwelijk heeft ingebracht, bezit hij dankzij dat testament nu een leienhuis, met maar liefst acht vuursteden, een zomerkeuken met een stenen poort en een schone hof daarachter, met een nieuw daaraan gelegen mouthuis, en nog een huis met twee vuursteden en een brandhuis en een paardenstalling. Dit alles behoort aan Pieter toe en ligt en staat in de Schoolstraat, en is – naar ons dunken – 9000 gulden waard. Het heeft overigens, zegt meester Pieter, meer dan 10.000 gulden gekost. Dan heeft Pieter nog een huis gelegen in de Stinckert op den Heuvel, 13 lopense groot, met een waarde van ongeveer 1500 gulden. En verder heeft Pieter een tros getuigen aan zijn broek, om te beginnen Liesbeth Cornelissen, 54 jaar, die in haar levensonderhoud voorziet met eikes verkopen.
De schepenen: ‘Ken je Maria Jan Vrijnssen?’
Liesbeth: ‘Ja, die woont in het huis van Joost Bouwmans, bij haar moeder, achter in een kamerke.’
De schepenen: ‘Weet je iets van de zwangerschap van Maria?’
Liesbeth: ‘Ik heb horen zeggen dat Maria omtrent Kerstmis te Antwerpen een kind heeft gebaard. En ook dat Pieter van der Putten de vader zou zijn. Enige dagen nadat Maria uit Antwerpen thuis was gekomen heb ik aan Maria gevraagd of ze hier zou blijven. Dat wist ze nog niet. Toen ik een keer met Maria naar Handel liep, is rentmeester Van der Putten omtrent de houten molen bij ons komen lopen, tot aan het huis van Claas Hoevenaars. Wat er toen tussen de rentmeester en Maria is besproken? Dat weet ik niet.’
Maria Arts, 25 jaar, jongedochter, wonende bij haar ouders, kent Maria Jan Vrijnssen óók: ‘Er wordt onder het volk veel gepraat, ik ken de verhalen van baren in Antwerpen en dat de vader Pieter van der Putten zou zijn. Ik heb met Pasen laatstleden de rentmeester met Maria gezien; ze stonden op straat met elkaar te praten. Ook heb ik gehoord dat die twee elkaar ontmoetten ten huize van Gerart van der Putten, en dat er een plan is geweest om Maria mee naar Venraij te nemen.’
Maria Peter Bouwmans, 36 jaar, noemt ook al die feiten dan wel geruchten op, en weet nog méér:’Pieter van der Putten heeft met Maria achter het huis van Barthel de Witt gestaan, dat was omtrent Pinksteren. De dochter van Diris Heijlblommers passeerde daar en de rentmeester dreigde het meiske met een stok te slaan en riep tegen haar: “Wat komt gij hier doen?” Verder gaat het gerucht dat Maria wederom bezwangerd is. Daarom is Van der Putten van plan geweest Maria mee te nemen naar Venraij.’
Joris Arts, 22 jaar, vertelt dat voordat hij ging getuigen, de rentmeester aan hem vroeg ‘dat hij swijgen soude’. Dat doet hij dus niet, ook hij kent de verhalen rond Maria Jan Vrijnssen en Pieter van der Putten: ‘Ik ben de voerman geweest, ik mende de paarden voor de kar waarmee naar Venraij zou worden gegaan, maar Maria is niet meegevaren. Pieter van der Putten heeft toen overlegd met de pastoor, waarop ze terug naar het dorp zijn gegaan.’
Oordelen wij over Pieter van der Putten op grond van zijn hoge positie? Zijn wij niet allen rentmeesters? Niet van de commandeur, maar van onze tijd en talenten, van onze kennis en kunde, van ons doen en laten? Laten we eindigen met de vaststelling dat Pieter iets van de feestdagen máákte: hij zag zijn Maria met Pasen én met Pinksteren.
1725 Geboortecijfers
Op 11 september 1725 zijn Jan Hendrik Janssen en Johanna Maria getrouwd en de vrouw is op 12 februari 1726 in de kraam gekomen.
‘Ja, dat is dan vijftig Carolusguldens.’
‘Zoveel geld? Waarvoor?’
‘Voor het ontijdelijk te saemen als man en vrouw huishouden.’
Seks voor het huwelijk was in Gemert verboden, want er werden veel dochters en jonge weduwen beslapen en bezwangerd door degene met wie zij dan later pas trouwden. Vaak werd dat, even los van de lust en de passie, heel bewust gedaan, bedoeld als dwangmiddel naar de ouders toe.
‘Wat, mogen wij niet met elkander trouwen?’
‘Dan zullen we eens even samen gaan huishouden!’
Wat jammer dat de schout vervolgens ook een rekenmeester bleek te zijn!
1754 Een hondenbeet
Als vorster doe je trouw wat je wordt opgedragen. Jacob Emmerik, die dit verantwoordelijk ambt halverwege de 18e eeuw met inzet en veldwachtersdoorzettingsvermogen in Gemert bekleedde, kreeg van de drossaard de opdracht zich naar Handel en Strijbos te begeven, om daar bij de huizen aan te kloppen en te vragen of er nog vreemde bedelaars of andere verdachte personen te vinden waren.
Bij het huis van Wouter van Mensel ‘op’ Handel stond de vorster zodoende in de achterdeur te praten met de zuster van Wouter, toen hij door diens hond – dat móét een vals kreng geweest zijn – werd gebeten. Het gebeurde op 13 maart (een vrijdag?) 1754, en vorster Jacob heeft veel pijn gehad en kon een poos zijn arbeid niet volbrengen gelijk in andere tijden. De ernst van de verwondingen wordt onderstreept door de mededeling dat de vorster maar liefst drieëndertig pleisters van 5 stuivers ’t stuk heeft moeten gebruiken, maar hij is Godlof wel genezen. Prima pleisters!
Op 4 september, een half jaar later dus, zou Jacob wéér naar Handel, naar Wouter van Mensel moeten gaan, om deze aan te manen het chirurgijnloon, de pijn, de smart en het verlet te vergoeden. Maar om begrijpelijke, preventieve redenen (geschiedenis heeft de neiging zich te herhalen) heeft Jacob de ondervorster, Jan Korsten gestuurd…
Bekijk PDF