GH-2010-04 Gemertse sigaren 2

Ad Otten

Op de ‘Gemertse Sigaren’ in het vorige nummer van Gemerts Heem kwamen nogal wat reacties. Reden te meer om in het gemeentearchief eens na te speuren wat er van de tabaksnijverheid in Gemert zoal valt te achterhalen. In de Franse Tijd werd met de zogeheten Patentwet een nieuwe belasting ingevoerd. Het ‘recht van patent’ werd geheven op alle handel, neringen, beroepen en bedrijven en ook op enige andere objecten van weelde of vermaak. Van 1805 tot 1891 is die belasting geheven en in het gemeentearchief zijn daarvan een aantal patentregisters bewaard gebleven waar alle belastingschuldigen werden ingeschreven met beroep etc. Deze registers zijn voor Gemert slechts van een beperkt aantal jaren bewaard gebleven. Een stel uit de Franse Tijd en een doorlopende reeks van 1850 tot 1866. En in deze laatsten vinden we de ‘eerste’ sigarenmakers en tabakskervers van Gemert genoteerd.1 En dat waren niet de eerste de beste. Zo werd in de jaren 1862 tot en met 1866 genoteerd als sigarenmaker en tabakskerver met 5 knechten zekere J. Haest aan het Binderseind. Het betreft óf de burgemeester van Gemert of diens broer. Verder vinden we over de hele periode 1850-1866 ingeschreven Arnoldus van Eupen in de Nieuwstraat als tabakskerver, winkelier, slijter en agent van een brandwaarborgmaatschappij. Idem Hendrik van der Putten (winkelier en tabakskerver) aan Haageik. Verder betaalde Adrianus van Berkel, kastelein van De Kroon, ook voor het recht van patent als tabakskerver, en aan de Markt van Gemert staat in 1850 als ’tabakskerfster’ te boek de winkelierster Weduwe Hendrik van Zeeland. De kroon spant echter Hendrik Corstens als tabakskerver, winkelier en koopman met twee knechts. Zijn debiet stijgt van 1850 tot 1866 van 2400 naar 4900 gulden. Toch moeten we de tabaksnijverheid van Gemert zien als betrekkelijk kleinschalig. Indrukwekkend is overigens wel de waarde aan ’tabak’ bij de inventarisatie van de inboedel van wijlen Johannes Hendrikus Corstens in 1897. Tabak en snuif in zijn sterfhuis wordt getaxeerd op Fl. 7755,20. Daarbij geteld voor Fl. 3593,50 tabak die de overledene bij zijn zus Geertruida heeft opgeslagen én nog sigaren voor Fl. 1252,60 komt het totaal op Fl. 12.601,30, een bedrag dat nu volgens een gangbare omrekeningstabel overeen zou komen met een kleine 350.000 gulden oftewel ruim € 150.000.2

In 1875 wordt de Hinderwet ingevoerd en tot en met 1926 verleende de gemeente Gemert 188 hinderwetvergunningen. Van allemaal zit een dossier in het archief en in chronologische volgorde werden de vergunningen ook ingeschreven in een register. Pas in 1898 zien we de eerste vergunning voor een sigarenfabriek met drogerij. Maar dan volgen er spoedig meer. Tot en met 1950 kan een lijst worden aangelegd van 22 verleende hinderwetvergunningen voor sigarenmakerijen, tabakskerverijen en/of droogkamers. Opvallend is dat er maar liefst 20 van de 22 dateren uit de periode 1898 – 1920 en slechts 2 uit de periode 1920-1950.3 Kennelijk zijn er na 1920 minder strenge overheidseisen voor het opstarten van een eenvoudige sigarenmakerij want we kennen een aantal namen van ‘fabrikanten’ die in de hierbijgaande lijst van verleende hinderwetvergunningen niet voorkomen, zoals Marinus Vos en Pauwke Verhees, terwijl we in het voorgaande Gemerts Heem Thé van Schijndel al leerden kennen als zelfstandig sigarenfabrikant in 1917 terwijl we die in de lijst hieronder pas tegenkomen in 1936.

Ook de gemeentelijke jaarverslagen zijn een bron voor de wederwaardigheden van de tabaks- en sigarennijverheid in Gemert. In het jaarverslag vanaf 1880 zien we telkens ’tabak’ genoemd als één van de invoerproducten uit het buitenland. Het verslag van 1880 meldt 1 sigarenfabriek waar 2 volwassen mannen en 2 jongens werken, verder 3 tabakskerverijen met 7 mannen en 2 jongens als personeel. Tien jaar later is er van die ene sigarenfabriek geen sprake meer maar nog wel van de 3 tabakskerverijen met 7 man personeel.4 In 1898 start boterfabrikant Keunen in de Molenstraat ook een onderneming in de sigarenfabricage. In 1900 heeft hij 7 man personeel. Zijn fabriek wordt niet opgenomen in de tabel “Staat der Fabrieken” maar in de tabel “Staat van de voornaamste Ambachten”. Het voorbeeld van Keunen vindt navolging: In 1902 telt Gemert al 6 ‘sigarenmakerijen’ met in totaal 34 man personeel (incl. 16 jongens). Constant is gebleven het aantal van 3 tabakskerverijen met dan 9 man personeel.

Vanaf 1903 maakt het jaarverslag van de gemeente verschil tussen een sigarenmakerij en een sigarenfabriek. Kennelijk trekt ze een grens bij 10 man personeel. Willem van de Kemenade, zoon van de notaris, is dan een sigarenfabriek begonnen in het smalle maar statige herenhuis dat iedereen in Gemert (nog) kent als het pand van D’n Dup. De tekeningen bij de hinderwetaanvrage laten zien dat het pand van boven tot onder en van voor tot achter wordt aangewend voor de sigarenfabricage. In 1903 telt Gemert inmiddels 7 sigarenmakerijen met in totaal 38 man personeel (incl.17 jongens) en 1 sigarenfabriek van 18 man personeel (de helft jongens). In 1906 komt het aantal werknemers in de tabaksnijverheid op 100 man personeel. Het getal sigarenfabrieken is dan toegenomen tot 4 stuks (te weten: Van Kemenade, Keunen, Van den Acker, Verbrugge) totaal 66 man personeel (incl. 26 jongens), verder 5 sigarenmakerijen met 25 en 3 tabakskerverijen met 9 man personeel. Een jaar later zakt de personeelstand naar 93. Twee sigarenfabrieken zijn dan weer teruggevallen op de status van ‘sigarenmakerij’. De twee overgebleven sigarenfabrieken Van Kemenade en Verbrugge hebben dan respectievelijk 21 en 22 werknemers. In 1908 16 en 21. Het schommelt in de tabak.

In 1909/1910 richten werknemers in de Gemertse tabaksnijverheid een eigen afdeling op van de Katholieke Sigarenmakersbond. Harrie Verhagen, één van de oprichters van d’n bond (zijn broer Johan was voorzitter), werkte toen bij sigarenfabriek Verbrugge in het Haageijk. Wanneer Harrie in 1980 zijn 70-jarig lidmaatschap viert van de Vakbond verhaalt hij in een interview uitvoerig over zijn belevenissen als sigarenmaker in Weekblad de Streek.5 “Bij Verbrugge had je het premiestelsel. Je kreeg dan ‘s-morgens de tabak en dan moest je zoveel sigaren uit een pond halen. Ik draaide er zo’n 300 per dag, ik was de vlugste niet, maar ook de lodderste niet. De beste sigarenmakers verdienden hier zo’n 8 à 9 gulden in de week.” Harrie werkte bij Verbrugge van ’s morgens 7 tot ’s avonds 7. Hij maakte er ook een staking mee die maar liefst 11 maanden duurde. Van d’n bond kreeg Harrie toen 6 gulden per week uitbetaald. Met de Gemertse sigaren zijn we nog niet klaar. Daarom staat hier: ‘Wordt Vervolgd’ .

NOTEN:
1. Omrekeningsformule van Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis [IISG] zie: www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php – laatst gewijzigd: 9 februari 2009; het betreft de koopkracht van een bedrag in een bepaald jaar (i.c. 1897) vergeleken met nu. Met dank aan Anette de Lange.
2. Gemeentearchief Gemert-Bakel, Zie: Studiezaal Map ‘Patentregisters’; Vgl. Ad Otten, Gemert in de Pruikentijd, in: Gemerts Heem 1982 nr.3 p.94-95.
3. Gemeentearchief Gemert-Bakel AG003 invnrs. 2307 en 2308; Deze inventarisnummers zijn registers van verleende hinderwetvergunningen. Van alle verleende vergunningen zijn afzonderlijke dossiers met situering en plattegronden invnrs. 2309-2496 (NB In de lijst is achter elke hinderwetvergunning het specifieke dossiernummer).
4. Gemeentearchief Gemert-Bakel AG003 invnrs. 124-126 (jaarverslagen van 1880 tm 1908)
5. Weekblad De Streek 7 mei 1980, Harrie Verhagen 70 jaar bij de Bond (interview door Paul Rijerse en Bertus van Berlo); Zie ook: “Aan de Arbeid”, Busselke 12, uitgave Heemkundekring Gemert 1 mei 1989, blz. 37-42.

Bekijk PDF