GH-2010-02 Spiritijnen in Gemert 1914-2010

Ad Otten

Ze kwamen in de herfst van 1914 als vluchtelingen uit Leuven waar door Duits oorlogsgeweld zo’n 1800 huizen werden verwoest. Seminaristen waren het, van de Congregatie van de Heilige Geest met hun novicemeester Charles Luttenbacher. Ze kwamen met d’n tram. Langs De Drie Ossen en De Zoete Moeder tot bij De Keizer op ’t Mèrtvèld. Eén van de studenten, Jan van Dooren, kende hier de weg op zijn duimpje en in Helmond op het station had hij iedereen de weg gewezen naar de Goede Moordenaar die hen naar Gemert zou brengen. Vader Driek van Dooren was geboren op het Keizersbosch en Jan zelf had hier de Latijnse School doorlopen en was in de kost geweest bij zijn oom en tante in de Pandelaar.

De week daaraanvoorafgaand had de Franse Spiritijn Albert Sébire Gemert ontdekt. Hij, de stichter van de Belgisch-Nederlandse provincie van de Congregatie van de Heilige Geest met kloosters annex studentenhuizen in Lier, Gentinnes, Weert, Baarle-Nassau en het hoofdhuis Leuven, moet geweten hebben van het door zijn landgenoten in Gemerts kasteel gestichte seminarie der Jezuïeten en ook wat die Franse studenten boven het hoofd hing. De meesten waren al opgeroepen voor het vervullen van de militaire dienstplicht in de loopgraven van het Frans-Duitse 2010-2 spirit1oorlogsfront. De anderen zouden volgen wanneer zij er de leeftijd voor hadden. Het moet Sébire door het hoofd hebben gespeeld dat deze voor de jezuïeten zo treurige toestand ruimte én studiemogelijkheid bood voor zíjn studenten, die nota bene tot kort tevoren bij de jezuïeten in Leuven nog Filosofie en Theologie studeerden… In de hoop op een spoedige vrede hielden de Jezuïeten in Gemert echter nog een slag om de arm. Bij hen college lopen was prima maar ook huisvesting op het kasteel was teveel gevraagd. Pastoor Van Beek wist echter uitkomst. Hij stelde de bovenverdieping van het aan de Bonengang gelegen Parochiehuis ter beschikking als onderkomen voor de spiritijnse seminaristen, terwijl ook de gasthuiskapel van de zusters in de Nieuwstraat door hen gebruikt mocht worden. Luttenbacher kon dan meepesant hun rector worden. Zuster Antonia, de portier, zou later gekscherend zeggen: “Ik stón ´r mí óp èn ik góng ´r mí te béd”. Zo is het gekomen.

In 1916 was het de Jezuïeten al duidelijk dat de voortzetting van hún seminarie op het kasteel aan een erg dunne draad was komen hangen. Tenminste dertig van hún studenten waren al gesneuveld. De Congregatie van de Spiritijnen kon nu zijn intrek nemen op het kasteel. Wel zou het nog twaalf jaar duren vooraleer zij in december 1928 het kasteel van de Jezuïeten in eigendom overnam. Luttenbacher, nog steeds het gezicht van de congregatie in Gemert, trok er elke dag op uit. Hij kwam overal en van hem werd gezegd: “Haj skojde vùr de paoters ’t álleng kestaël baj mekaor” en Gemert en de omliggende dorpen stemden daar van harte mee in. Voor de boeren was het bijna een ere-kwestie om het kasteel-missiehuis van èrpel te voorzien. En bij Sint Severus, de patroon van de Gemertse wevers zat al van oudsher de Heilige Geest op de schouder. Luttenbacher haalde ook steeds meer broeders naar Gemert die de communiteit, zoals ook in de missiegebieden, selfsupporting moest maken. Er kwamen koks, bouwvakkers, schoenmakers, kleermakers, boeren en tuinders. In tegenstelling tot de rijke jezuïetenorde, die vele priesters telde van adellijke komaf, was de Congregatie van de H.Geest van oudsher een arme organisatie. In 1703 te Parijs gesticht als seminarie voor arme studenten. In 1815, na de nederlaag van Napoleon, ingegaan op het aanbod van de nieuwe Franse regering om de pastorale zorg op zich te nemen in de koloniën, en op verzoek van de Paus bundelde ze vervolgens de krachten met de Congregatie van het Heilig Hart van Maria, die zich speciaal het lot van de vrijgekomen slaven in Afrika aantrok. Onder de bezielende leiding van François Libermann, de katholiek geworden zoon van een rabbijn uit de Elzas, traden de nieuwe spiritijnen over het voetlicht als de pioniers van de missionering in Afrika.

2010-2 spirit2

Zo kreeg Gemert een kasteel met een missie. ’n Kasteel met een venster op de wereld. In 1931 was de tijd ook rijp voor een zelfstandige Nederlandse ‘provincie’ van de van oorsprong Franse Congregatie van de H.Geest. Het provinciaal bestuur vestigde zich in het kasteel en Bernard Hilhorst, die nog onder Luttenbacher in Gemert had gestudeerd werd de eerste provinciaal. Drie jaar later werd hij benoemd tot bisschop van Bagamoyo in Oost-Afrika. Heel Gemert, met rijen dik langs de straat, zwaaide hem uit en zo was het ook met de vele priesterwijdingen. 510 in totaal. Eerst in de parochiekerk, maar vanaf 1936 in de zelfgebouwde kapel. Dat er op aandrang van het bisdom met de paters overeengekomen was dat de kapel niet toegankelijk mocht zijn voor de parochianen van Gemert en dat de omgang met de Gemertse bevolking tot een minimum beperkt moest blijven om de roeping voor de missie niet ten koste te laten gaan van de eigen priesteropleiding van het bisdom, deed daar niets aan af. Er was een grote belangstelling van de dorpsgemeenschap voor het wel en wee van het kasteel-missiehuis en die belangstelling werd ook beantwoord. Was het niet pater Loffeld die in 1941 het initiatief nam voor de oprichting van de lokale heemkundekring?

Gedurende de Tweede Wereldoorlog waren de missiegebieden niet bereikbaar en konden er geen nieuwe studenten worden aangenomen. Het kasteel geraakte overvol van afgestudeerde priesters en broeders, klaar voor de missie. In 1946 vertrokken ze uit Gemert met 120 spiritijnen tegelijk. En er was een groeiende aanwas van nieuwe studenten die aanhield tot omstreeks 1960. Dat in de loop van vijf jaar het aantal priesterroepingen echt tot nul zou dalen kwam voor iedereen echter als een donderslag bij heldere hemel. Dat had niemand voorzien. Wel dat de nieuwe tijd vroeg om een heroriëntatie. De communiteit Gemert liep al vóór het Vaticaans Concilie (1962-1965) op menige hervorming vooruit. Zozeer zelfs dat binnen de congregatie, tot in de missie, werd gesproken over de ‘kwestie Gemert’. Voor het eind van het concilie ging in Gemert al menige pater, broeder en frater-student ‘uit de kleren’.

Vanaf 1964/65 tekende elk jaar zich duidelijker af dat het eigen Philosophicum en Theologicum van de Congregatie het hoofd niet boven water zou kunnen houden. De wetenschappelijke priesteropleiding begon zich overal naar universiteiten en theologische hogescholen te verplaatsen. In 1968 waren de laatste priesterwijdingen in de Gerarduskerk in Gemert en in 1969 werd definitief een punt gezet achter de eigen priesteropleiding.

Al vanaf 1965 had de congregatie steeds wijder haar poorten geopend voor de lokale gemeenschap en rond 1970 kwam heel Gemert al bij de paters over de brug. Er werd vergaderd bij het leven. Samenlevingsopbouw stond er in de steigers. Paters namen mee het voortouw. Zij participeerden nu ook in de parochiële zorg, er kwam een kapelgroep met speciaal bisschoppelijk verlof voor experimentele liturgische vieringen. Als er iets binnen de kasteelgrachten werd georganiseerd dan wilde niemand dat missen. Informatiemarkt, kunstmarkt, kasteelevenement, boekenbeurs, filmfestival, derde wereldfestival, het kon niet op. Paters en broeders bleven mee aanpakken en niet zelden waren zij het die hun nek uitstaken voor een minderheid.

Voor de congregatie zelf was het kasteel weer het hoofdhuis van de Nederlandse Provincie en tegelijk het ontmoetingscentrum voor missionarissen-met-verlof en het tehuis voor oud-missionarissen. In het park kwam ook de provinciale begraafplaats, een indrukwekkend monument van werkzaamheid over de hele wereld. Dat zal blijven. In het weekend van 7 en 8 mei is de congregatie van Gemert verhuisd naar Gennep.

Het kasteel van Gemert heeft een heel bijzondere geschiedenis. Gesticht door de Teutonische Ridderorde. Bij rondleidingen wordt in de donjon met trots gewezen op de portretten van commandeurs en landcommandeurs die hier de scepter zwaaiden. Maar vanaf 1914 is er door de Congregatie van de Spiritijnen een niet minder indrukwekkend laatste hoofdstuk toegevoegd aan ‘onze’ kasteelgeschiedenis. Om dat te onderstrepen zullen wij (Gemert Vrijstaat, Heemkundekring De Kommanderij Gemert) een geschilderd portret van Charles Luttenbacher, stichter van een kasteel met een missie, aan de bestaande portrettengalerij toevoegen.

(tekst uitgesproken bij het afscheid van de congregatie op 23 mei 2010)

Bekijk PDF