GH-2010-01 Duitse oorlogsgraven in Gemert (1)

 

Toon Verbakel en Ruud Wildekamp

In het boek “Gemert bezet – Gemert bevrijd” van Annie van de Kimmenade-Beekmans staat op bladzijde 225 een foto van molen “De Volksvriend” aan de Oudestraat met op de voorgrond de graven van negen Duitse militairen. Natuurlijk is hieraan een verhaal verbonden, want ieder graf – en zeker een oorlogsgraf – heeeft zijn eigen geschiedenis. Hieronder een uiteenzetting over: De negen Duitse graven bij molen “De Volksvriend” aan de Oudestraat.

Op vrijdagmorgen 22 september 1944 beginnen vanuit Gemert sterke Duitse legereenheden een aanval op “de Corridor”, de smalle en kwetsbare geallieerde toevoerlijn vanaf de Belgische grens achter Valkenswaard naar het frontgebied bij Arnhem. Het was de kort daarvoor samengestelde Kampfgruppe Walther, naar Duitse gewoonte genoemd naar de commandant van de eenheid. Het krachtigste deel van de aanval liep via Erp naar Veghel en in mindere mate via Boekel naar Mariaheide en Uden. Van vrijdagmiddag tot zaterdagavond woedde een verbeten strijd.

Vele Duitse gesneuvelden bleven achter in het gebied tussen Erp en Veghel. Hun gewonden werden afgevoerd naar “(Haupt)Verbandplätzen” in Venlo en in Gemert. In Gemert waren daarvoor tijdelijke hospitalen gevestigd in café Versteegden op de hoek Deel/Kruiseind en in Hotel de Keizer aan het Ridderplein; gelet op het aantal sterfgevallen in dit laatste lazaret werden kennelijk hier de zware “gevallen” opgenomen. Het hospitaal was ondergebracht in de nog altijd bestaande zaal achter het café-restaurant van De Keizer. Zes militairen waren reeds overleden toen zij bij De Keizer aankwamen, twee militairen bezweken er aan de opgelopen verwondingen, alle acht kregen in Gemert een tijdelijke rustplaats in een veldgraf. Een negende bezweek weliswaar elders, doch werd bij deze acht begraven.

2010-1 duits1De negen werden begraven bij molen “De Volksvriend” van Hub van Roy aan de Oudestraat. Er zijn geen aanwijzingen hoe men (het op dat moment optredende Gemertse burgergezag en/of de Duitsers) tot de keuze van deze plek is gekomen. Het kan gewoon op toeval berusten. Vast staat echter, dat molenaar Hub van Roy de gesneuvelden heeft begraven. Misschien daartoe aangewezen door de burgerlijke dan wel de militaire autoriteiten of gewoon omdat de Duitsers, besloten hebbende tot begraven op zijn grond, hem daartoe dwongen.

Op zaterdag 23 september werden de eerste vijf begraven. Op zondag de 24ste – het betrof twee officieren en een onderofficier – kreeg mulder van Roy assistentie van een aantal Duitse militairen en deze begrafenis ging ook met enig eerbetoon gepaard. Tenslotte op maandagvoormiddag 25 september 1944, slechts een paar uur voordat hier de eerste Britse tanks passeerden, werd hier de negende Duitse militair begraven door zijn eigen eenheid. De eerste acht voorzien van een naam, de laatste als onbekende. De drie van zondag werden in dekens gewikkeld begraven; de overigen in hun uniform.

De vijf graven van zaterdag 23 september zijn waarschijnlijk direct van een kruis voorzien, wellicht het zgn. Wehrmachtkruis uit Duitse voorraden. Daarop werden de namen en rangen aangetekend. Voor de drie op zondag was niet direct een kruis beschikbaar en deze werden later, via de gemeente, alsnog geplaatst met daarop alleen aangetekend hun rang en achternaam. De onbekende van maandag 24 september moest het, gedurende de gehele periode dat hij daar lag, stellen met het kale paaltje dat zijn eenheid plaatste na zijn begrafenis.

De volgorde van de graven was die zoals op de hierbij geplaatste foto van rechts naar links en genummerd van 1 t/m 9 (foto uit de collectie van pater Loffeld C.S.Sp.). De drie rechtse kruisen zijn duidelijk afwijkend van de volgende vijf. Het paaltje staat helemaal links.

Saillant detail wat betreft de eerste drie: wegens het ontbreken van kruisen waarop de persoonlijke gegevens van de ter aarde bestelden kon worden aangebracht besloten de Duitse militairen, die bij deze begrafenis aanwezig waren, om op een bijzondere wijze een latere identificatie eenvoudiger te maken. Zij stopten per graf de identificatiegegevens/-papieren in een fles en plaatsten die in het betreffende graf. De weduwe van de gesneuvelde Leutnant Schönemann (zie hieronder) werd hieromtrent einde 1944 geïnformeerd door een collega-officier. Later werden de flessen teruggevonden.

Met brieven van 1 juni 1945 en 30 januari 1946 verstrekte de gemeente de eerder gevraagde opgave van deze negen Duitse graven aan het Nederlandse Rode Kruis respectievelijk het Ministerie van Oorlog. In de brief aan het departement werd de ligging van de graven nog uitvoeriger vermeld, namelijk “op perceel, kadastraal bekend gemeente Gemert, Sectie E 988.”. In de brieven werd gezegd, dat de gegevens van de begravenen waren “verzameld uit de opschriften op de kruizen en verder ingewonnen inlichtingen”.

Het waren:

1. Hauptmann Friedrich Wilhelm Lüneburg, * 17-06-1905 Rostock, † 23-09-1944 Erp;

2. Leutnant Heinrich Schönemann, * 09-01-1914 Tinnum/Sylt, † 24-09-1944 Gemert;

3. Feldwebel Jasper Gülck, geboren * 30-05-1908 Hemdingen, † 22-09-1944 Gemert;

4. Oberfeldwebel Erich Hammermeister, * 02-12-1914 Neustettin, † 22-09-1944 Erp-Veghel;

5. Unteroffizier Gustav Waldmann, * 19-02-1915 Wüstrow, † 23-09-1944 Erp-Veghel;

6. Grenadier Karl Friedrich Lorenzen, * 29-08-1926 Bredstedt, † 23-09-1944 Erp-Veghel;

7. Gefreiter Ernst de Vries, * 07-11-1914 Leer – Ostfriesland, † 23-09-1944 Erp-Veghel;

8. Unteroffizier Richard Niehuus, * 05-04-1912, † 23-09-1944 Erp-Veghel;

9. Onbekende, in eerste instantie aangemerkt als:

Gefreiter Helmut Gäbel, * 04-11-1921 Krumhermsdorf, † 23-09-1944 Erp-Veghel.

Recent gewijzigd in:

Gefreiter Joachim Schaffrinna, * 18-01-1926 Köningsberg, † 23-09-1944 Boerdonk.

De namen van de gesneuvelden in de graven 3, 5, 6 en 8 waren in de brieven aan het Rode Kruis enigszins onjuist opgegeven, namelijk als Guick, Maldman, Lorenza en Nierhardt.

De gesneuvelden in de graven 1 t/m 8 behoorden tot het Grenadier Ersatz und Ausbildungs Bataillon 16 van het Grenadier Ersatz Regiment 22. De gesneuvelde in graf 9 behoorde tot het I./Flieger-Regiment 93.

Hauptmann Lüneburg was de commandant van het Bataillon 16 en Leutnant Schönemann was lid van zijn staf. Zij hadden in de morgen van vrijdag de 22e hun hoofdkwartier gevestigd in de boswachterswoning van Marinus v.d. Laar, in de bossen op Heuvelberg, langs de weg van Erp naar Gemert. Beiden raakten zwaar gewond toen zij op zaterdagnamiddag 23 september betrokken raakten in een vuurgevecht met de inzittenden van een Amerikaans Waco-zweefvliegtuig. Dit had juist buiten de bossen in het Hurkske een noodlanding gemaakt. Lüneburg overleed al snel, maar werd toch nog naar de Keizer overgebracht. Schönemann overleed de volgende nacht in de Keizer ten gevolge van een schot door borst en longen.

Vermeldenswaard is nog de identificatie van de onbekende in graf 9.

Zoals boven vermeld werd ervan uitgegaan dat het Gefreiter Gäbel was. Kennelijk had men bij de identificatie daarvoor voldoende bewijzen gevonden. In het graf L.6-134 elders op de Duitse begraafplaats te Ysselsteyn zou hebben gelegen, de vanuit Erp overgebrachte, Schaffrinna. Deze was te Boerdonk zwaar gewond geraakt toen hij een hoofdschot opliep. Niet bekend is waarop de tijdelijke grafligging te Erp was gebaseerd, maar dit kwam een van de schrijvers van dit artikel (veel onderzoek naar het “Erpse” gedaan hebbende) als onmogelijk voor, mede gelet op het dienstonderdeel van de gesneuvelde. Na herhaald aandringen bij de Duitse Dienststelle te Berlijn om eens nadere onderzoeken in te stellen kwamen uiteindelijk ‘de bewijsstukken’ boven water, namelijk de “Namentliche Verlustmeldung” van het onderdeel, waarin werd medegedeeld dat men Schaffrinna op de Hauptverbandplatz Gemert had achtergelaten en nadien een ander bericht, dat hij door het eigen onderdeel was begraven bij de molen op Boekent te Gemert. Zijn grafsteen op de begraafplaats Ysselsteyn moet overigens nog worden verplaatst of aangepast.

In de Duitse stukken wordt de ligging van alle graven aangeduid met: “Gartenanlage bei der Mühle in Boekend”.

Alle stoffelijke overschotten werden door de Dienst Identificatie en Berging van het Ministerie van Oorlog op 23-09-1947 opgegraven en op 3 oktober 1947 herbegraven te Ysselsteyn in de graven vak BJ, rij 8, nrs. 179 t/m 187 (in dezelfde volgorde als zij in Gemert bij de molen lagen).

Wordt vervolgd met een algemene beschrijving over oorlogsgraven en die van de andere oorlogsgraven in Gemert.

2010-1 duits2

Opmerking: De zoon van Leutnant Schönemann, die zijn vader nooit heeft gekend, heeft gedurende lange jaren onderzoek gedaan naar de omstandigheden waaronder zijn vader is omgekomen. Bij dit onderzoek werd ook het gemeentearchief van Gemert-Bakel bezocht. Daar werd ook kennisgemaakt met de, bovengenoemde foto in het boek ‘Gemert bezet – Gemert bevrijd’. Toen, bij een recente inventarisatie van de fotocollectie van pater Loffeld, nog drie foto’s van de graven bij de Volksvriend opdoken was zoon Schönemann er als de kippen bij om deze te bekijken. Hem werden kopieën meegegeven waarop, na enige manipulatie in een laboratorium, de namen op de eerste kruisen nog leesbaar waren.

2010-1 duits3

Bekijk PDF