GH-2010-01 De Schortenfabriek van Roelofs
Anny van de Kimmenade-Beekmans
In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw was er voor jonge meisjes na de leerplichtige leeftijd weinig keuze op de arbeidsmarkt. De schortenfabriek van Roelofs bood dan ook een welkom alternatief voor hen die niet als meid bij een boer of als dienstmeid in de huishouding werkzaam wilden zijn. Gedurende decennia hebben vele Gemertse meisjes en jonge vrouwen – later ook uit de omliggende dorpen – de tijdspanne tussen de schoolbanken en het huwelijksbootje bij Roelofs gewerkt. Tot ver in de jaren zestig was het gebruikelijk dat gehuwde vrouwen stopten met werken buitenshuis.
Toon Roelofs en Cisca Kalkhoven
Anthonius Wilhelmus Roelofs werd op 30 september 1901 in Gennep geboren. Na de lagere school volgde hij de Handelsschool in Nijmegen. Vervolgens werkte hij als volontair op het gemeentehuis in Gennep. Begin jaren twintig jaren kwam hij naar Gemert omdat hij hier als ambtenaar op de gemeentesecretarie promotie kon maken. Pendelen tussen Gemert en Gennep was indertijd tamelijk tijdrovend, vandaar dat Toon Roelofs in Gemert een kosthuis zocht. Hij vond dat bij Mevrouw C.M. Kalkhoven-Duikersloot, die met haar dochters Cisca en Line woonde aan het Stereind in een dubbele huizenblok.1 Mevr. Kalkhoven was sedert jaren weduwe.2 De oudere kinderen waren uitgevlogen en om haar geringe inkomen aan te vullen, nam ze kostgangers in huis.
Toon was dus een van hen en zo leerde hij zijn toekomstige vrouw Cisca Kalkhoven kennen. Cisca was op 10 juli 1902 geboren. Na het doorlopen van de lagere school aan de Nazarethschool volgde ze er ook de zevende en achtste klas. Daarna bezocht ze een soort huishoudschool bij de nonnen van de Choorstraat in Den Bosch.
De weg naar zelfstandig ondernemer
Het werk op de gemeentesecretarie kwamen kennelijk onvoldoende tegemoet aan de handelsgeest van Toon. In het begin van de jaren twintig ging hij namelijk in de kerkdorpen rond Gemert al de boer op met stropdassen, die hij betrok via een Duitse vriend Heinz Bretthal, zoon van een stropdassenfabrikant. Die vriendschap was tot stand gekomen toen Heinz kort na de Eerste Wereldoorlog tijdelijk bij de familie Roelofs in Gennep werd opgenomen om aan te sterken.
De handel in stropdassen was een eerste voorzichtige stap op de weg naar een zelfstandig onderneming in de textiel. Het was vooral zijn oudere broer Herman, die Toon aanspoorde een schortenfabriek te beginnen. Eerder was hijzelf met succes in Doesburg een tricotagefabriek (ondergoed) begonnen en daarnaast runde hij er een grote textielwinkel.
Toon Roelofs volgde het advies van zijn broer op. Rond 1925 werd in het woonhuis van de familie Kalkhoven aan het Stereind op bescheiden schaal begonnen met het naaiatelier en werden er de eerste schorten gemaakt. Medewerksters van het eerste uur waren Cisca en Line Kalkhoven en Nelly Janssen die op het Hopveld woonde. Nelly was kort daarvoor afgestudeerd als onderwijzeres aan de Veghelse kweekschool. Omdat ze geen baan kon vinden maar wel haar studieschuld moest afbetalen, nam Toon Roelofs haar in dienst. Behalve voornoemde dames, behoorden Johanna Brouwers, Nelly van Berlo, Dina van den Eijnde en de zusjes Sien en Bertha Goossens korte tijd later ook tot de vaste werkneemsters.
Naast de fabricage van schorten was een geregelde afzet ervan minstens zo belangrijk. In de beginjaren nam Toon Roelofs die taak zelf voor zijn rekening. Op zijn motorfiets reisde hij de wijde omgeving af op zoek naar de betere manufacturenwinkels om er de schorten van zijn A.W.R. Schortenindustrie onder de aandacht te brengen. Om er zeker van te zijn, dat alles op en top was verzorgd, streek hij voor vertrek eigenhandig de schorten die als showmodel dienden.
Van het Stereind naar het Binderseind
Op 2 juli 1928 trouwden Toon Roelofs en Cisca Kalkhoven. Ze kochten en betrokken het huis van de Gemertse oud-gemeentesecretaris Schafrath die in Boekel was benoemd tot burgemeester. Deze woning gelegen in de bocht van het Binderseind, tegenover het ‘keske’ beschikte over meer ruimte en vanaf die tijd was ook hier het naaiatelier ondergebracht.
In de jaren die volgden maakte het atelier een gestage groei door. De afzet nam toe evenals het aantal werkneemsters. Door beter onderwijs – in 1934 ging op de Nazarethschool de ‘naaischool’ van start – waren de nieuwkomers al enigszins voorbereid op de werkzaamheden in het atelier. Ook werd de productie gevarieerder. Naast serveer- jas- en bandschorten werden er ook kinderschorten gemaakt. Modellen hiervoor werden betrokken van een modellenbureau uit Duitsland. De stoffen werden ingekocht bij Van Vlissingen in Helmond en bij twee fabrieken in Duitsland, dat gold eveneens voor het kantwerk voor de serveerschorten.
En niet onbelangrijk, in die jaren werden ook hun twee kinderen geboren. Zoon Chris, de latere mededirecteur in februari 1931 en dochter Kea volgde in maart 1936. Omdat Cisca haar man in het atelier vaak terzijde stond, werd Toos de Groot eind 1936 als dienstbode voor dag en nacht in de huishouding aangenomen.
Verhuizing naar de Oudestraat
Op den duur bood ook het pand aan het Binderseind onvoldoende ruimte. In 1936-1937 liet de familie Roelofs aan de Oudestraat een nieuw woonhuis bouwen. Gelijktijdig werd achter het woonhuis een nieuw atelier met magazijnen gebouwd. Het geheel was naar de eisen van die tijd modern ingericht en tevens berekend op eventuele groei. Na de plechtige inzegening door pastoor Kuijte gevolgd door een uitstapje voor alle medewerkers – op dat moment rond de dertig – werd het nieuwe atelier op dinsdag 8 juni 1937 in gebruik genomen.3
Door de enorme inzet van Toon Roelofs waren in de voorliggende jaren de producten en de goede naam van A.W. Roelofs’ Schortenindustrie reeds in grote delen van Nederland bekend. Door het aanstellen van twee vertegenwoordigers, de heren Barten en Ter Horst, vond een verdergaande expansie en naamsbekendheid plaats. Beide heren die over auto’s beschikten, hadden respectievelijk Noord- en Zuid-Nederland als werkterrein. Voor het voeren van de administratie werd Johan Verhoeven uit Elsendorp aangesteld.
Werken bij Roelofs
In Gemert was veel animo om bij Roelofs te werken. Het kwam dan ook vaak voor dat jonge meisjes werden aangenomen terwijl ze nog leerplichtig waren. Bij controle van de Arbeidsinspectie moesten ze snel hun werkplek verlaten en het toilet opzoeken. Net voor de oorlog was er de 48-urige werkweek en tot in de zestiger jaren werd er ook op zaterdagvoormiddag gewerkt.
Er werd gewerkt op basis van stukloon. Eind dertiger jaren kregen de naaisters voor een eenvoudig model schort tien cent, voor een meer ingewikkeld model – bijvoorbeeld een jasschort – ontvingen ze twaalf cent. Iedere naaister had haar eigen nummer. Bij de afwerking van ieder schort werd het nummer van de maakster in de band mee ingenaaid. Zo kon per naaister het aantal afgewerkte schorten worden bijgehouden. Tevens diende het nummer voor kwaliteitsbewaking. Johanna Brouwers zwaaide de scepter over de zogeheten nakijktafel waar de productie werd beoordeeld. Ook Toon Roelofs voerde regelmatig deze controle uit. Toon Roelofs was een goede werkgever, sociaal maar streng. Het veelvuldig breken van naalden wekte zijn ergernis.
Hoe meer schorten de naaisters maakten, hoe hoger het weekloon. Aanvankelijk lukte het Mientje Verhagen, die eind 1938 in dienst trad om een weekloon van zes gulden te vergaren. Naarmate ze meer handigheid kreeg en haar weekproductie toenam, steeg haar weekloon tot negen gulden of soms zelfs enkele dubbeltjes daarboven. Welk model schort er werd geproduceerd, hing af van de opgegeven bestellingen van de vertegenwoordigers. In die jaren stond Martha Bos aan de snijtafel. Zij zorgde ervoor dat er steeds grote hoeveelheden schorten met benodigde onderdelen voorhanden waren voor de naaisters.
De naaimachines stonden in rijen opgesteld. Ze werden in serie door middel van riemen met een elektromotor aangedreven. Dat aandrijfsysteem was tamelijk storingsgevoelig.
Als bij een van de naaimachines de riem eraf liep, lag die machine stil. Zo snel mogelijk werd Theo van Kessel, een Gemertse monteur erbij gehaald. Om de aandrijfriem van die ene machine weer op zijn plaats te zetten, moesten de overige machines van dezelfde lijn tijdelijk worden stilgelegd. Later werd Theo van Kessel als onderhoudsmonteur en klusjesman in vaste dienst aangenomen.
Op het atelier heerste een prettige en ongedwongen werksfeer, met muziek op de achtergrond. De meisjes en jonge vrouwen maakten onderling veel plezier en de saamhorigheid was groot. Het hoogtepunt vormde de jaarlijkse uitstapjes. In de zomer van 1938 met de bus naar het strand van Scheveningen. Het jaar daarop naar Königswinter in Duitsland. Lekker eten, een boottocht op de Rijn en de beklimming van de Drachenfels. Mientje Verhagen, de jongste medewerkster mocht deze tocht per ezel maken. Wat haar toen aan de Rijn al opviel en tevens beangstigde, was de aanwezigheid van grote aantallen militairen en militaire voertuigen. Een voorbode van wat nog komen ging.
De bezettingsjaren
Tijdens de Duitse bezetting bleef de schortenfabriek draaiende. De aankoop van stoffen bij Van Vlissingen bracht in die tijd weinig beperkingen met zich mee en ook was er een gering verloop van personeel. Wel werden er voor het eerst behalve schorten ook andere kledingstukken zoals overhemden en jurken gemaakt.
Omdat tripjes met een bus niet meer mogelijk waren, zocht men de jaarlijkse uitstapjes dichter bij huis. Het zomerhuisje van de Roelofsen in de Mortelse bossen bood hiervoor een geschikte gelegenheid. De dames van het atelier werden er getrakteerd op ranja en beschuiten met oranje muisjes. Twee inderhaast gevormde damesvoetbalteams namen het dan tegen elkaar op, terwijl Toon Roelofs en vertegenwoordiger Ter Horst de goals verdedigden.
Men bleef niet alleen dichter bij huis, de uitstapjes kregen ook een serieuzer karakter. Zoals een retraite – met inbegrip van een overnachting – bij de Kruisheren in Uden. Of jaarlijks op 19 maart een gezamenlijke pelgrimage naar De Smakt, een bedevaartsoord gewijd aan St. Jozef, de patroonheilige van de timmerlui voor wie de Roelofsen een bijzondere verering hadden. Indertijd gingen ongehuwde vrouwen in dit genadeoord bidden voor een geschikte huwelijkspartner.
Meteen na de bezetting was Toon Roelofs sterk anti-Duits. In het atelier gaf hij daar voorzichtig blijk van. Als een tamelijk milde vorm van verzet koos hij ervoor schorten met oranje biesjes te verfraaien. Ook stond hij te stralen als hij de meisjes anti-Duitse liedjes hoorden zingen, die ze opgepikt hadden van de Engelse zender of van ‘Radio Oranje’.
In het verborgene was het echtpaar Roelofs zeer nauw bij het verzet betrokken. Ze boden hulp aan onderduikers, geallieerde piloten of anderszins. Om te voorkomen dat hij voor zijn verzetsdaden verantwoording moest afleggen, dook Toon Roelofs eind oktober 1943 op de pastorie van St. Anthonis onder.4
Omdat de boekhouder contact met hem onderhield, kon Roelofs vanuit zijn onderduikadres bedrijfsmatig mede de vinger aan de pols houden.
De voormalige Gemertse chefveldwachter Samuel Kerkhove, die hand- en spandiensten verleende aan de Sicherheitsdienst was erop gebrand Roelofs te arresteren. Hij zette Cisca Roelofs onder druk zodat ze zou vertellen waar haar man was. Hij concludeerde dat Roelofs niet voor de bezetter produceerde en dreigde ermee beslag te laten leggen op het atelier.
Cisca liet zich niet aftroeven door Kerkhove en bestreed koelbloedig diens bewering. Ze ‘bewees’ dat ter plekke. Ervan uitgaande dat Kerkhove de Duitse taal niet machtig was pleegde ze in zijn aanwezigheid een telefoontje met ‘iemand in Duitsland aan wie ze regelmatig goederen leverden’. Waarschijnlijk voerde Cisca in het Duits een gesprek met een familielid in Duitsland. Hoe dan ook. Dit gesprek overtuigde Kerkhove van het tegendeel en werd inbeslagname verijdeld.
De naoorlogse periode
De jaren direct na de bevrijding stonden in het teken van opleving en groei. Mede door het gebrek aan kleding in de achterliggende jaren, werd de productie meer gevarieerd. Naast de verschillende modellen schorten voor volwassenen werden er nu ook damesblousen, meisjes-, en kinderjurkjes gemaakt. Later, in 1951 werd het modernere halve schortje voor de huisvrouw aan het assortiment toegevoegd.
Aanvankelijk bleef het aantal personeelsleden nagenoeg ongewijzigd. Vertegenwoordiger Barten werd vervangen door de heer Beuker. De boekhouder Johan Verhoeven, die oktober 1951 op 33-jarige leeftijd overleed, werd opgevolgd door Doortje van Rooij. Ze werkte al een poosje bij Johan op kantoor. Op de ULO was ze goed in boekhouden. Op eigen initiatief nam ze de gehele boekhouding over. Ook al had ze geen praktijkdiploma boekhouden, ze bleek die klus goed aan te kunnen.
Aan het begin van de vijftiger jaren was de productiecapaciteit van het atelier volledig benut. Om te kunnen blijven voldoen aan de gestegen vraag moest het bedrijf wel uitbreiden. In 1954 werd het atelier naar achter uitgebouwd en voorzien van nieuwe en meer geavanceerde machines. Op het oude deel van het atelier verrees een verdieping waarin een showroom, tekenkamer, kniptafelruimte en kantoor werd ondergebracht. De productie van het schortenatelier kende eind vijftiger en begin zestiger jaren een hoogtepunt. Er waren toen ongeveer zestig dames werkzaam. Daarna begon de kentering. De vraag naar damesschorten liep terug en in relatie daarmee, het aantal personeelsleden.
In 1955 werd zoon Chris mededirecteur. Anders dan zijn vader, had hij wel een vakopleiding genoten. Na afronding van de textielschool in Tilburg, volgde hij aan de Amsterdamse modevakschool van Charles Montaigne een cursus modeontwerpen en modellentekenen. De verbouwing van 1954 hing nauw samen met het feit dat Chris als mededirecteur binnen het bedrijf een eigen afdeling beheerde voor de vervaardiging van damesjurken. Om zijn producten in de markt te zetten, bezocht Chris de grote modebeurzen. Als nieuwkomer lukte het hem echter niet hierin een naam te vestigen en succes te boeken.
In 1965 schakelde Chris Roelofs daarom over op de productie van bedrijfskleding voor grote supermarkten, zoals Albert Hein en Edah. Toon Roelofs was toen 64 jaar. Die zette een punt achter zijn werkzame leven. In 1966 werd de fabriek gesloten en de machines verkocht en daarmee kwam een einde aan de schortenfabriek van A.W. Roelofs. In zijn woonhuis aan de Oudestraat ging Chris nog vele jaren in sterk afgeslankte vorm door. Daar werd nog uitsluitend de bedrijfskleding geknipt, die elders op een naaiatelier werd vervaardigd.
Uit het oog, maar niet uit het hart. Op zondagmiddag 23 april 2006 organiseerden Maria van de Burgt-van Berlo, en Sjannie Berens-van de Vondevoort bij zaal Verhappen in Gemert een reünie voor alle oud-medewerkers van Roelofs confectieatelier. Het was een gezellige en drukbezochte bijeenkomst, waarbij ook familieleden van Roelofs aanwezig waren. Er werden herinneringen uitgewisseld en oude vriendschapsbanden aangehaald.
Met dank aan: medewerkers Gemeentearchief Gemert, Toos Vilé-de Groot, Mien Verhagen-Bressers, Kea Hermans-Roelofs en Doortje van Rooij-van de Burgt.
NOTEN:
1. In het ene deel woont nu ‘out-of-art’ kunstenaar Gerard van Lankveld.
2. J.M. van de Kimmenade-Beekmans, De Handelse hoofdonderwijzer Ad Kalkhoven, Gemerts Heem: 2006/1.
3. J.M. van de Kimmenade-Beekmans, Gemert bezet – Gemert bevrijd, Gemert, 1994, blz. 143-146.
4. Gemertsche Courant, zaterdag 12 juni 1937.
Bekijk PDF