GH-2009-03 Dingbank aan de plaatse bij het kasteel

DINGBANK AAN DE PLAATSE BIJ HET KASTEEL

Ad Otten

Het is niet bekend hoe de omgeving van de Gemertse kasteelgebouwen er uit heeft gezien in de periode voor de bouw van het poortgebouw aan de Kasteellaan. Het gracieuze gebouw met de ons bekende Maria Theutonica boven de ophaalbrug dateert van 1607. Gebouwd derhalve midden in de Tachtigjarige Oorlog. Gemert was weliswaar neutraal gebied en als zodanig ook gerespecteerd door beide elkaar bevechtende partijen maar toch had Gemert regelmatig te lijden van muitende dan wel rondtrekkende legerbendes. Dat moet de Duitse Orde hebben doen besluiten om het kasteel van Gemert een extra beveiliging te geven met een buitengracht en een poortgebouw. Daartoe werd toen ook het riviertje de Beek, dat we nu kennen als de (kasteel)Rips, gekanaliseerd of beter gezegd verlegd, terwijl tegelijk de bovenloop van dat riviertje van meer water werd voorzien door een verbinding te graven met de (echte) Rips. Jan Timmers schetste daarvan in ons tijdschrift een overtuigend beeld onder de titel ‘De Rips en de Beek – historisch watermanagement in het dorp’.1 In de periode vóór de aanleg van de buitengracht moeten de grachten om kasteel en voorburcht meer rechtstreeks met water zijn gevuld uit genoemde Beek. Voor een exacte reconstructie zullen we echter moeten wachten op eventuele resultaten van archeologisch onderzoek in kasteelpark, Ridderplein en/of de omgeving van de Ridder Rutgerlaan.

Archiefstukken van vóór 1607 leveren wel allerhande gegevens die de fantasie prikkelen hoe het er in het centrum van Gemert van vóór die tijd moet hebben uitgezien. Denk maar eens aan vermeldingen van bijvoorbeeld ‘de hamei’ en van ‘de dingbank’ aan de Plaatse oftewel Merckte van Gemert? Onder een hamei wordt doorgaans verstaan een poort 2009-3 ding1met een valhek, als afsluitbare toegang tot een kasteel, stad of vesting. Een dingbank is op zijn minst een nauwkeurig afgebakend ‘perk’ in de open lucht waarbinnen men rechtsgedingen pleegt te houden. Veelal in het centrum van dorp of stad. Vóór de bouw van het kasteel in Gemert moet er zo’n ‘rechtsperk’ zijn geweest dat luisterde naar de naam ‘Prieeleijk’, ergens aan de plaats van het tegenwoordige parkeerterrein op de hoek Molenstraat-Haageijk. De naam Haageijk herinnert zelfs aan de bijzondere functie van deze locatie in het verleden, want toen in de loop van de vijftiende eeuw de dingbank verhuisde naar de omgeving van het kasteel ‘verwilderde’ heel geleidelijk de naam prieeleik tot haageijk. Althans de eerste naam geraakt in de loop van de vijftiende eeuw in onbruik terwijl de tweede voor aanduiding van dezelfde locatie juist opduikt. 2

Dingbank op kasteelbrug

Bij toeval vond de auteur van dit artikel een erg precieze beschrijving van de plek waar in 1483 in Gemert een ‘geding’ werd gehouden. Op 10 mei van dat jaar dient er namelijk een zaak tegen zekere Wouter Cnoep die ‘het vel’ van zijn broer zou hebben gestolen. Voor alle duidelijkheid: met ‘het vel’ van zijn broer is hier bedoeld diens vel(len) leerhuid(en). Hoe het ook zij: Wouter Cnoep bekent de diefstal en de Gemertse schepenen tekenen zijn bekentenis op in het schepenbankregister.3 De aanhef in de daarover opgemaakte akte luidt: “dat voir ons comen is Wouter Cnoep op den brughen vanden Huys van Ghemert buten de porten”. Het geding werd dus gehouden op de brug van het Huis van Gemert buiten de poort. Met het Huis van Gemert is het kasteel bedoeld – dat zal iedereen duidelijk zijn – en ‘buiten de poort’ is vanuit het dorp gezien, gewoon ‘vóór de kasteelpoort’. We mogen er van uitgaan dat er in 1483 zeker al sprake zal zijn geweest van een hoofdburcht en een voorburcht, beide voorzien van een poort en een brug. En laten we maar aannemen dat die voorburcht op dezelfde plaats lag als nu het geval is, al zijn er wel redenen om daaraan op zijn minst te twijfelen. De inscriptie op de poortdoorgang naast het hoekpaviljoen (‘de donjon’) maakt immers duidelijk dat díe poort pas dateert van 1548 en er is geen archiefstuk dat aantoont dat het hier een vervanging betreft van een eerdere poort. Maar dat ter zijde. Voor het houden van een rechtsgeding lijkt de brug naar welke poort van de voorburcht dan ook, in elk geval een meer voor de hand liggende locatie dan de brug naar de hoofdburcht. Maarrr… het kan ook zo geweest zijn dat er in 1483 al een derde brug is geweest. Een brug over de Beek bijvoorbeeld die vanaf ‘de Plaatse van Gemert’ direct voerde naar de in 1548 gereedgekomen poortdoorgang naast de donjon (zie situatieschets). En ‘aan de Plaatse’, lijkt het bovendien een nog geëigender locatie om recht te spreken, want daar zit je exact op de scheiding van de openbare ruimte en het domein van de residentie van de vrijheer van Gemert. Maar het blijft vooralsnog gissen, terwijl er vóór 1548 bovendien op een andere plek een poort in de voorburcht kan zijn geweest.

De situatie aan de Plaatse vanaf 1548

Vanaf 1548 weten we in elk geval exact de plaats van de brug naar de voorburcht. De aanname van een derde slotbrug (in combinatie met een hamei) aan de Plaatse lijkt dan nog meer voor de hand te liggen. En dat past bovendien heel goed bij de verkoop op 10 maart 1549 van een huis, hof en erf, gelegen te Gemert “aen die brugghe tegen die hameye over”.4 Met de brug in dit citaat moet de brug zijn bedoeld over de Beek ergens omtrent de plaats waar nu Binderseind (indertijd geheten Beekstraat) overgaat in Ridderplein (vroeger Plaatse of Merckt).

In de bijgaande plattegrond is een poging gedaan tot reconstructie van een en ander. Het geschetste idee met de drie bruggen past ook met de in diverse archiefstukken uit de tweede helft van de zestiende eeuw genoemde ‘dingbank’ die telkens wordt gelokaliseerd aan de Plaatse of Merckte van Gemert. Het hiervoor besproken huis “aen die brugghe tegen die hameye over” zou wel eens hetzelfde huis kunnen zijn dat in 1563 wordt omschreven als “gelegen tot Gemert ontrent der dingbancke bijde steenen brugge”.5 In beide akten blijkt Peter de Cock de eigenaar van het huis, en de stenen brug is zonder twijfel de brug die Beekstraat/Binderseind over de Beek heen verbindt met de Merckt van Gemert. Kwam men in Gemert over de brug dan stootte men ‘op de Plaatse’ op de dingbank en dat kan naar mijn gevoel niet ver zijn geweest van de plek waar in 1483 Wouter Cnoep bekende dat hij het vel van zijn broer had gestolen….

Locatie dingbank van vóór en na 1607

2009-3 ding2

2009-3 ding3Zoals in de aanhef van dit artikel geschreven, ontstaat rond 1607 een nieuwe toegang tot het kasteelcomplex. KasteelRips, Kasteellaan, buitengracht en poortgebouw zijn nieuwe onderdelen op de plattegrond van de Commanderij. Hamei en dingbank ben ik na 1607 als toponiem in het dorp niet meer tegengekomen, terwijl de dingbank toch tot in de achttiende eeuw blijft bestaan. Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat door de aanleg van kasteellaan, buitengracht en de (kasteel)Rips, zegmaar de nieuwe toegang tot het kasteel, men besloten heeft om de dingbank gelegen bij de oude kasteeltoegang aan de Merckt wat op te schuiven waardoor die is komen liggen aan de andere kant van de gracht op het kasteelterrein in plaats van eerder tegen het kasteelterrein. Nota bene ook de schepenbank in Gemert had officieel te vergaderen op het kasteel.

Op een achttiende-eeuwse plattegrond van het kasteelcomplex kun je aan de binnenzijde van de buitengracht een naar de Merckt gekeerd ‘perkje’ ontwaren. De prent van Romein de Hooghe uit 1700 maakt dat plekje nog intrigerender. Het is overdekt en het lijkt wel een flink uit de kluiten gewassen prieel!? Zou dat de Gemertse dingbank kunnen zijn van na 1607? Als dat bevestigd zou kunnen worden dan lijkt het er op dat die dingbank vanaf de middeleeuwen, of in elk geval vanaf 1548, is blijven liggen op nagenoeg dezelfde locatie. Daar, ter hoogte van bushalte en patatten-terras tegenover de gildenbeelden op het Ridderplein, zullen we dan ook moeten zoeken naar de hamei oftewel de vroegere toegang tot het kasteel…. Opmerkenswaard is zeker ook dat vlakbij deze locatie, maar dan aan de marktkant van de gracht in 1696 een met leien overdekte (schand)kaak werd gebouwd met een gouden windvaan op het dak. En deze ‘kaek’ werd tegelijk onderhouden met ‘de leene lanxt het graft’ oftewel de leuning langs de (buiten)gracht.6

Tot besluit geef ik hier nog een argument om de vroegere bedding van de Beek te situeren langs de straat (zie situatieschets) op de plaats van de vroegere buitengracht. De tegenover de huidige ‘oude kerk van Gemert’ gelegen ‘olde kercke’ had blijkens de zogenaamde Paalbrief uit 1326 een omgrachting7 en waar zou die anders water vandaan gehaald moeten hebben dan van de Beek?

NOTEN:

1. Jan Timmers, de Rips en de Beek – historisch watermanagement in het dorp, Gemerts Heem 2008 nr.1 p.10-17.

2. Ad Otten, Haageijk: Gerecht in Prieeleik, in: Gemerts Heem 2001 nr.2 p.27 e.v.

3. Gemeentearchief Gemert-Bakel – schepenprotocollen Gemert R96 f.118 verso, d.d. 10.5.1483.

4. id. Gemert R105 dd. 10.3.1549

5. id. Gemert R107 f.174 dd. 16.8.1563

6. Maria van de Vossenberg-Lorteije & Ad Otten, Gemertse kaak met leien gedekt, in: Gemerts Heem 2005 nr.3 p. 1-3.

7. BHIC – Archief van de Kommanderij van de Duitse Orde te Gemert 1249-1795, invnr. 8; zie ook: Ad Otten, ‘In den Pellicaen’ en ‘In die Olde Kerke’, Gemerts Heem 2005 nr.3 p.16-24.

Bekijk PDF