GH-2009-01 Adellijke hoeve Beverdijk

ADELLIJKE HOEVE BEVERDIJK

Ad Otten

Door de bebouwing van Molenbroek en meer nog door de aanleg van de Vondellaan verdween in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, ‘de beverdijk’, tot dan toe één der meest bekende binnendoortjes van Gemert. Het was een grotendeels éénsporig pad van Haageijk naar Deel-Boekelseweg. Toen in 1983 de gemeentelijke commissie straatnaamgeving zich boog over een nieuwe straatnaamgeving voor de resterende en van oudsher bewoonde delen van de aloude Beverdijk en pleitte voor handhaving van de naam aan de kant van Deel en invoering van de nieuwe naam ‘Watermolen’ aan de kant van Haageijk, rezen er allerhande vragen.2009-1 adel1 Voor de doorsnee-Gemertenaar begon de Beverdijk in het centrum en van een Watermolen daar ter plaatse had men nooit gehoord. Desalniettemin werd het advies van de straatnamencommissie door het gemeentebestuur overgenomen. De argumenten, dat een uit de middeleeuwen daterende Hoeve Beverdijk was gelegen aan de Deel en een watermolen in de hoek Haageijk-Molenstraat waren daarbij doorslaggevend. Vijftien jaar later werden onder het tracé van de nieuwe ‘Watermolen’ de fundamenten blootgelegd van de rond 1600 reeds stilgelegde watermolen op het riviertje De Rips. Sedertdien is ‘Watermolen’ in het Gemertse helemaal ‘ingeburgerd’.

Ook de oude uit de middeleeuwen daterende Hoeve Beverdijk aan Deel verdient echter de aandacht. Deze hoeve gold als één der belangrijkste leengoederen van de Duitse Orde in Gemert en haar leenmannen waren tot circa 1600 ook van adel. Het belang van dit leengoed moge ook blijken uit het gegeven dat in het oudst bewaard gebleven leenregister (opgemaakt op 24 juni 1387) de Guede ten Beverdike, wordt genoemd meteen na de leengoederen van (jonker) Diederich van Ghemert (te weten ’t Hooghuys en ’t Guet Esdonk).1 Als leenman van Beverdijk staat daar te boek: (jonkheer) Lucas Meuwszoon van (Aarle)Beek, die we uit andere archiefstukken kennen als schout van Gemert (lees: ‘burgemeester’). Lucas is vermoedelijk in de voetsporen van zijn vader Meus getreden die we in 1366 al aantreffen onder de zegelende getuigen bij de overdracht van de heerlijkheid Gemert aan de Duitse Orde. Meus van Beke sneuvelde in de slag van Baesweiler in 1371 in dienst van de hertog van Brabant. Hoe het ook zij, als leenmannen van de Duitse Orde verkeren zij in goed gezelschap. Na Diederik van Gemert en Lucas van Beke, wordt in 1387 Gerard van Amstel, de stamvader van de Gemertse Van Amstels genoemd als derde leenman van de Kommanderij. Van Lucas is verder bekend dat hij naast zijn wettige vrouw Mechteld ook ‘verkeerde’ met Katelijn, een (bastaard)dochter van Heer Gerard van Havert, lid van de Duitse Orde. Van de eerste won hij 7 kinderen, van de tweede vier.2

Het leenmanschap van de Guede ten Beverdike blijft in de wettige familie Van Beek. Na schout Lucas wordt leenman diens zoon Johan van Beke (een priester), die het goed in 1443 overdraagt aan zijn broer jonker Arnt Vrient van Beke.3 Het leenregister dat loopt tot 1512 omschrijft het leengoed als “huysinge metter hofstat, een mudsaets lants ende derden halven buenre (= 2½ bunder) eusels daeraen gelegen, metter eenre sijden neven erfenisse (jonker) Goyarts van Lanckvelt, mitter ander sijden erfenisse Hanrick Donkers kynderen (erf aan de Hei/Doonhei), d’een eyndt neven der Heeren erve (= Molenbroek), dander eyndt neven die straet (=Deel)”.4 Uit deze omschrijving wordt duidelijk dat de hoeve gelegen was tussen aan de ene kant het adellijk Huis Lankvelt (het latere Slotje in de Deel) en aan de andere kant erven ‘aan de Hei’. De hoeve was geweegd aan de Deel en de landerijen strekten zich uit tot aan het de Duitse Orde toebehorende Molenbroek.

In 1484 blijkt het leenmanschap van Arnt Vrient van Beke te zijn overgegaan op schoonzoon jonker Dirk Dirks van Driell (uit Mill), man van jonkvrouw Beel van Beke.5 Zo’n 45 jaar later wordt deze Dierk van Driel in de Gemertse schepenprotocollen genoemd als de bezitter aan wie de hoeve Ten Beverdijk ‘plech toe te behoren’.6 Kennelijk is het de leden van de Gemertse schepenbank op dat moment niet duidelijk wie er nu precies de eigenaar/leenman is van de hoeve. De gebezigde omschrijving maakt wel duidelijk dat Dirk van Driel zal zijn overleden en dat zijn bezit (in dit geval de hoeve Beverdijk) dan nog onverdeeld in de familie is, en dat de op naam gestelde vererving en nieuwe leenverheffing nog moet plaatsvinden. Een directe bron daarvoor is niet gevonden hetgeen naar alle waarschijnlijkheid moet worden toegeschreven aan het feit dat de nieuwe leenman, met o.a. veel bezittingen in het Land van Cuijk, niet in Gemert verblijft. Dankzij een testamentaire beschikking van zo’n 40 jaar later, komen we toch achter de naam van de nieuwe leenman(nen) van het Goed ter Beverdijk.7 Het is op 20 december 1570 dat jonker Henrick Creil een handtekening zet onder “sijnen uijterste wille” ten overstaan van verschillende getuigen waaronder zijn neef en biechtvader, de heer en meester Adriaan Lucassen, pastoor te Blaerthem. Hij vermaakt daarbij aan zijn echtgenote Joffrouwe (lees: jonkvrouw) Anna van Steenhuijs, “alle sijne goeden hoedanige dieselvige mochte weesen, zoe waele sijne leengoeden als andere haeffelijke ende unruerlijke goeden, thijnsen ende gelt, pachten ende coerenpachten, egheene van alle sijne goeden uijtgescheijden”.8

Leenman Beverdijk (bijna) bankroet

De bedoeling van het kort voor zijn overlijden door Hendrick Creil opgemaakte testament was om zijn vrouw (en indirect hun beider kinderen) in de gelegenheid te stellen, vrij over zijn nalatenschap te kunnen beschikken. En dat had een speciale reden. Jonker Creil had bij verschillende personen grote schulden uitstaan, waardoor zijn erfgenaam na zijn dood gedwongen zou worden om tenminste een deel van de bezittingen te verkopen. En het verkopen van 2009-1 adel2leengoederen dat kon niet zomaar. In de daarover opgemaakte archiefstukken wordt gewag gemaakt van de oorzaak van de door Jonker Creil opgelopen schuldenlast, die zou zijn ontstaan “doer bankeroeten ende ander verlies van sijnen goeden door inundatien van den water”. Wat betreft die inundatie past hier de veronderstelling dat die waarschijnlijk niet zijn goederen in Gemert zal zijn overkomen maar goederen elders. Vermoedelijk moet de door inundatie opgelopen schade geplaatst worden op het conto van het krijgsbedrijf tijdens de zogeheten Gelderse Oorlogen, waarbij met name het Land van Cuijk veel schade opliep. Jonker Creil taxeerde zijn schade op zo’n tienduizend gulden en het was reeds in 1554 dat hij daarom aan keizer Karel V, tevens hertog van Brabant, toestemming vroeg (en kreeg) om zijn leengoederen in Brabant te mogen verkopen en ook alle goederen die hij in leen had van de zogeheten Brabantse Smalheren.9 Hoe het ook zij Henrick Creil heeft het nog ruim 16 jaar kunnen uitzingen zonder over te moeten gaan tot verkoop van zijn leengoederen te Gemert. Maar toen hij zijn dood voelde naderen heeft hij zijn vrouw en gezin niet willen belasten met een schuldenlast die toen nog ruim “sesse duijsent guldens” bedroeg. De verkoop van de leengoederen te Gemert, in casu ’t Goet ten Beverdijk, moest uitkomst bieden. Maar nu deed zich een probleem voor. De in 1554 van keizer Karel V verkregen toestemming om over te gaan tot verkoop van leengoederen gold niet voor leengoederen van de Commanderij Gemert. Daarvoor moest hij te biecht bij de Vrijheer van Gemert, en die liet zich niet beschouwen als een van de Brabantse hertog afhankelijke ‘smalheer’, zoals die van het Land van Cuijk, Land van Ravenstein of het Graafschap Megen.

2009-1 adel3Vóór zijn overlijden slaagde Hendrik Creijl er niet meer in om van de Vrijheer van Gemert toestemming te krijgen om tot verkoop van het leengoed over te gaan. In opdracht van Jonkvrouw Anna van Steenhuijs, inmiddels weduwe van wijlen Henricus Creil, wordt op 16 mei 1571 ten overstaan van de te Gemert gevestigde notaris Laurens Eyndhouts een aan de landcommandeur gericht verzoek daartoe opgesteld.10 Kennelijk is daarop gunstig beschikt (met behoud van het leenheerschap van de Commanderij Gemert) want een jaar later blijkt de leenhoeve Beverdijk ook daadwerkelijk verkocht. In de Gemertse schepenprotocollen wordt in 1572 althans aangetekend dat de kinderen van Jonkvrouw Anna van Steenhuijs, later wanneer ze volwassen zijn, de verkoop van de hoeve Beverdijk nog zullen moeten ‘lauderen’.11

 

 

Nawoord en Conclusie

Daar verder onderzoek naar de opeenvolging van leenmannen van de hoeve Beverdijk niet direct nieuwe namen opleverde moet vooralsnog worden volstaan met de tot dusver gegeven reconstructie.

2009-1 adel5

De bronnen in onder meer schepenprotocollen met vermelding van ‘beverdijk’ 2009-1 adel6zijn na 1572 niet meer eenduidig. Tot laatstgenoemd jaar behoren de leenmannen van de hoeve Beverdijk tot de Brabantse landadel. Het is duidelijk dat in de roerige zestiende eeuw met zijn uitloop in de Tachtigjarige Oorlog, de laatste bekende adellijke leenman van Beverdijk in financiële problemen geraakte en uiteindelijk heeft moeten besluiten tot verkoop van de hoeve Beverdijk. De uitstraling van het leengoed zal dat niet ten goede zijn gekomen. Mogelijk heeft dat ook geleid tot een opsplitsing van het leengoed. Uit de achttiende eeuw zijn tot dusver géén en uit de achttiende twee niet-adellijke leenmannen bekend van de hoeve Beverdijk.12 Op het minuutplan van het kadaster (1832) zien we overigens op de locatie waar de Beverdijk uitmondt op de Deel nog altijd een flinke hoeve (met een hoekwoning) en een kennelijke binnenplaats. Deze hoeve brandt in 1866/1867 tot de grond toe af. Datzelfde lot treft in 1954 ook de op de oude locatie nieuw opgetrokken boerderij. Sedertdien valt hier van een historisch interessante bebouwing in feite nauwelijks nog iets te bespeuren. De van de oude kern van Gemert wat afgescheiden buurtschap van het laatste stuk van de Deel – nu met het St.Tunniskapelleke gelegen tegen Vondellaan-Boekelseweg – heeft wel het aparte karakter van een op zichzelf staaan buurtschap behouden. Het fundament daarvan ligt in de middeleeuwen bij de oud-adellijke leenhoeve Beverdijk. Een bijzonder gegeven, ook al werd deze hoeve, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Huis Lankveld, misschien wel nooit door adellijke personen bewoond. Vanaf 1366 valt er dankzij aanvullende genealogische bronnen13 tot 1572 wel een complete lijst van de adellijke leenmannen te reconstrueren.

DE ADELLIJKE LEENMANNEN OP EEN RIJ

Meus van Beke,

Bartholomeus kortweg Meus van Beke is in 1366 bij de overdracht van de heerlijkheid Gemert aan de Duitse Orde een zegelende getuige. Hij was gehuwd met Beel dochter van Lucas van Erp. Gesneuveld in de slag bij Baesweiler 1371.

Lucas Meus van Beke,

vermeld vanaf 1374, overleden ca. 1413, gehuwd met Mechteld. Genoemd als schout in Gemert, 1391, 1394.

Heer Jan van Beke,

priester en rector van het OLV altaar in de Beekse kerk. Hij overlijdt ca 1451 zonder wettige kinderen.

Arnt Vrient van Beke,

broer van Heer Jan van Beke, gehuwd met Geerborg, dochter van Jan Balijart.

Dirk van Driel man van Jkvr. Beel van Beke,

Jkvr. Beel, dochter van Arnt Vrient van Beke, erft Goed Ter Beverdijk. Zij is gehuwd met Dirk Dirks van Driel uit Mill. Het echtpaar is kinderloos.

Joost van Eynthouts man van Jkvr. Lucia van Beke,

Lucia zuster van Beel van Beke trouwt ca. 1470/1475 Joost van Eyndhouts. Zij (met hem) erft Goed Ter Beverdijk van haar zuster. Weduwnaar Joost van Eynthouts hertrouwt met Heylwich van den Broeck; hij overlijdt vóór 22-8-1528.

Reynier Creyl man van Gherberghe van Eynthouts,

Gherberghe, dochter van Joost Eynthouts en Lucia van Beke, trouwt Reynier Creyl, de volgende leenman.

Hendrik Creyl,

De zoon van Reynier en Gherberghe van Eynthouts trouwt Anna van Steenhuys, dochter van de heer van Oploo.

NOTEN:

1. BHIC ‘s-Hertogenbosch, Archief Kommanderije vd Duitse Orde Gemert [AKDOG] inv.nr. 43.

2. Met dank aan Jan Timmers en Hans Vogels. Hun mij toegezonden genealogieën van de ‘Van Beke’s’ zijn opgeborgen in het dossier ‘Genealogie Van Beke’ in de Heemkamer te Gemert.

3. BHIC ‘s-Hertogenbosch, AKDOG Inventaris Hfdst.X invnr.8.

4. BHIC ‘s-Hertogenbosch, Commissie van Breda invnr. 430; Vgl.: Peter vd Elsen, Goederen van de Duitse Orde dl.3 (de feudale goederen), in: GHeem 1980, p. 120-125.

5. BHIC ‘s-Hertogenbosch, AKDOG invnrs. 45, 46; id. Bossche Protocollen 1483/1484 f.198.

6. Gemeentearchief Gemert-Bakel, Rechterl. Archief Gemert R102 dd 9.8.1529. Vgl. S.v.Wetten, Transcripties Gemertse Schepenprotocollen, R102 akte 524.

7. Tussen de hier genoemde leenman Henrick van Creil en de eerder genoemde Dirk van Driel, zijn uit genealogische bronnen door Hans Vogels en Jan Timmers nog de namen aangereikt van Joost Eynthouts en Reinier Creyl. Zie lijst van elkaar opvolgende leenmannen.

8. BHIC ‘s-Hertogenbosch, AKDOG invnr. 47: Het betreft een codicil op een eerder met echtgenote Anna van Steenhuys gemaakt testament bij mr. Peter van Laer (de Lovanio) te Antwerpen.

9. BHIC ‘s-Hertogenbosch, AKDOG invnr. 48; BHIC ‘s-Hertogenbosch, AKDOG invnr. 47: In akte uit 1554 betreffende de leengoederen van keizer Karel V als hertog van Brabant staat letterlijk: “hetzij leengoeden, zoe van ons, als vanden smaelen heeren desselfs ons lants te leenen gehouden”.

10. BHIC ‘s-Hertogenbosch, AKDOG invnr. 48.

11. Gemeentearchief Gemert-Bakel – Rechterlijk Archief R109 dd. 8.2.1572; 20.6.1572; 20.6.1572; Vgl. S.v.Wetten, Transcripties Gemertse Schepenprotocollen – R109 akten 627, 628, 629.

12. Peter vd Elsen noemt in ‘Goederen van de Duitse Orde dl 3’ (GHeem 1980, p.123) Antoni Haubraken en Laurens Haesboudt uit resp. 1721 en 1723.

13. Met dank aan Hans Vogels (Helmond) en Jan Timmers. Zie ook noot 2.

Bekijk PDF