GH-2008-04 Senang in Gemert: Integratie van twee kanten
Ties van de Werff
Op zaterdag 6 september 2008 werd er een heus Indië-monument onthuld in Gemert. Een kunstwerk van de Mierlose beeldhouwer Johan van Hoof, gesitueerd op de hoek van de Pater van den Elsenstraat, verbeeldt de integratie van de Indischen in Gemert. Gemert kent een groot aantal Indische families, en dat is geen toeval. Nadat Indonesië een onafhankelijke Republiek werd, vertrokken veel KNIL-militairen en Indischen die voor de Hollanders werkten per boot naar Nederland. In 1951 besloot de Gemertse gemeenteraad om 120 van deze Indische gezinnen op te vangen in Gemert, een relatief groot aantal voor een dorp van nog geen 10.000 inwoners. Voor het eerst kwamen er ‘van die bruine’ in Gemert wonen. De integratie van deze buitenlandse Nederlanders verliep relatief vloeiend. Een van de eerste Gemerts-Indische gezinnen in Gemert was de familie Van de Werff.
In 1935 besloot Adriaan van de Werff, zoon van Pieter van de Werff en Sientje Gijsbers, om als soldaat voor het KNIL-leger te werken in Batavia. Tijdens zijn verblijf op Java ontmoette Adriaan Leentje Merckx, een inlandse die te vondeling was gelegd bij een rijkere Belgische familie met een theeplantage – een praktijk dat in het arme Nederlands-Indië wel vaker voorkwam. In 1938 kregen zij hun eerste kindje, Willy. Vier jaar later werd Jantje geboren. Jantje was amper vijf weken oud toen de Japanners Indonesië binnenvielen. Adriaan en Leentje werden krijgsgevangen gemaakt en gescheiden van elkaar. Adriaan werd ingescheept naar Birma, overleefde een zeeaanval van de geallieerden, en werkte drie jaar in alle ellende aan de beruchte spoorlijn. Leentje werd met Willy en Jan geïnterneerd in het Jappenkamp ‘Demak Idjoe’. Adriaan zou zijn vrouw en kinderen pas vijf jaar later weer zien.
Na de capitulatie in 1949 vertrok het gezin Van de Werff naar Nederland, alwaar deze eerste golf repatrianten opgevangen werd in pensions. Leentje, Willy en Jan kwamen terecht in het pension ‘De Wilde Zwanen’ in Laren (het latere Singer-museum). Daar werd in 1950 Theo geboren. Terwijl Adriaan nog in het militair hospitaal in Utrecht lag, vertrok Leentje met haar drie kinderen alvast naar Adriaans geboorteplaats Gemert.
Leentje, Willy en Jan waren een van de eerste ‘bruine’ die arriveerden in Gemert, en hun aankomst trok dan ook veel bekijks. Mensen hingen zelfs in lantaarnpalen; iedereen wilde een glimp opvangen van ‘da klein zwart weefke’ dat Adriaan had meegenomen. Leentje en haar kroost trokken zolang in bij de ouders van Adriaan in de Molenstraat. Het aarden in Gemert ging niet vanzelf. Gemert leek in niets op de rijstvelden van Java, en dat kleine stroompje De Rips stelde ook al niet veel voor. Vervelender was dat de Hollandse familie van Adriaan Leentje met argusogen bekeek. Zij moest bijvoorbeeld vaak met Willy en Jan in de schuur eten. Het moet een moeilijke tijd geweest zijn.
In de tussentijd had Adriaan in het militair hospitaal prins Bernard aan z’n mouw getrokken. Gemert kampte met een grote woningnood, en het bleek moeilijk voor Adriaan om in zijn geboortedorp een woning te krijgen. Door Bernhards toedoen kregen Adriaan en Leentje uiteindelijk een woning in de Alde Biezenstraat, die eigenlijk bedoeld was voor een ambtenaar. In juli 1950 kon het gezin Van de Werff zich dan eindelijk vestigen in Gemert.
Amper vijf maanden later kwam burgemeester De Bekker met het initiatiefvoorstel tot de opvang van 120 Indische gezinnen. Hiermee kreeg Gemert de mogelijkheid om veel woningen te bouwen, met als beloning extra woningen voor de Gemertenaren zelf. Het initiatief haalde de landelijke dagbladen. Al snel werd er gebouwd, en de nieuwe wijken Berglaren en Molenakker werden gereed gemaakt voor de Indische gezinnen. Om de integratie te verbeteren, hanteerde Gemert een slim spreidingsbeleid: tussen elk Indisch gezin werd een Gemerts gezin geplaatst, om zo de onderlinge communicatie te verbeteren.
Regelmatig kwamen er kindjes aan de deur bij het gezin Van de Werff, om te kijken hoe donker zo’n Indische dan wel niet was. Leentje vertelde de nieuwsgierige kinderen dan maar dat zij in het oerwoud speelde met een leeuw, en dat Adriaan haar toen zogenaamd vond. Aan voorlichting kon dus nog wel het een en ander gebeuren. Adriaan besloot een poging te doen en schreef in 1951 vier stukken in de Gemertsche Courant om de Gemertse bevolking voor te lichten over de ‘Indische medemens’. Hoewel het aanvankelijke idee was om de mensen te vertellen over de nieuwe Indischen, beperkte Adriaan zich al snel tot zijn eigen kampervaringen.
Voor de eerste generatie Indischen – die vaak gedwongen waren om Indië te verlaten – was het wel even wennen in het koude en platte Nederland. In de jaren ’50 vonden veel Indischen ontspanning bij elkaar in de gezelligheids- en sportvereniging ONI (Ontspanning Na Inspanning). Daar konden zij samen sporten, eten en dansen. Adriaan fungeerde in de begindagen als sportcommissaris, en richtte ook een judoclub op bij het Vossenkamp. Na wat strubbelingen verdween de vereniging, om enkele jaren later opgevolgd te worden door BINGO (Band Indië-Nederland Gemert en Omstreken). Een van de initiatiefnemers was Adriaan (naast oa J. de Haas, Th. Kiliaan, L. Matagora en anderen). Naast sportactiviteiten hield BINGO ook dansavonden.
In de jaren ´50 deed de indorock haar intrede met bands als The Tielman Brothers, en ook Gemert kende een flink aantal muzikanten. Een van de eerste Indorock bands in Gemert waren The Rocket Strings, de latere Roy & The Kiliaan Brothers. Jantje van de Werff bouwde zelf gitaren achter in de schuur, en speelde in de begindagen van The Rocket Strings mee. De bands speelden in het Vossenkamp, en vaak op de dansavonden van de BINGO. Het publiek was niet alleen Indisch; veel Gemertse jongeren kwamen dansen en genoten van de gezellige Indische sfeer. Muziek bleek een goed integratie-instrument.
Er was veel èèremoej in die na-oorlogse tijd. Maar aan kinderen geen gebrek. In 1951 werd Magda geboren in het Gemertse gasthuis. Met vier kiendjes was het flink aanpoten in huize Van de Werff. Zoals zoveel Hollandse gezinnen hadden Leentje en Adriaan dan ook varkens en kippen achter in de hof. En zoals bij zoveel Indischen, stond de deur altijd open voor mee-eters. Wanneer er meer volk dan eten was, stiefelde Leentje gelijk naar achteren om een kiep te slachten. Naast oer-Hollands eten als zuurkool, worst en petazzie, kookte Leentje vaak Indisch, en in het begin moest Adriaan – ondanks zijn jaren in Indië – helegaar niets hebben van ‘da vèèrkesvoejer’. Maar dat veranderde snel. Indisch eten bleek de stille kracht van een ontheemd volkje.
In de groentewinkel van Noud Tijk (Van Schijndel) in de Virmundtstraat, kon men al snel sambal en kruiden kopen. Lomboks en kookgerei werden rondgebracht door de Warung Kelilung een soort Indische SRV die alle Gemerts- Indische families afging. Om wat geld bij te verdienen maakten veel Indischen nasi- en bamiballen, loempia’s en andere exotische lekkernijen die gretig aftrek vonden bij de Gemertse bevolking. Ook Leentje maakte zelf Indische hapjes voor de verkoop. In dezelfde teil waarin de kleine Magda en Theo zich moesten wassen op zondag, werd de nasi geroerd. Met zijn eerste brommertje leverde Adriaan dan de hapjes af bij (de) Schattefor, de automatiek aan de Molenstraat tegenover de bioscoop.
Voelden de eerste-generatie Indischen zich soms ontheemd, de kinderen (de tweede generatie) hadden daar vaak wat minder last van. De opgroeiende Theo werd zich pas bewust van zijn bruine kleur op tienjarige leeftijd. Samen met Jan Thijs ging Theo op bezoek bij de oma van Jan Thijs in Oploo.’t Vrouwke vroeg bij het zien van Theo: “Koomde gaj oit de missie mènneke?” En bij de koffie kreeg Theo geen twee boterhammen en een eike zoals de rest, maar een hele stapel boterhammen en wel vier eikes. Kindjes uit de missie hadden immers honger (Theo spaarde toen op school zelf voor de kiendjes uit de missie). Sindsdien riep oma Thijs als hij op bezoek kwam: “Berta, ’t geel mènneke stí wír vur de deur!”
Ook Magda werd zich pas later bewust van haar Indisch-zijn. Vreemde culturen hebben vaak een soort aantrekkingskracht, en het mag geen geheim heten dat Indischen erg mooie mensen zijn. Magda kan zich herinneren dat zij als pubermeisje flink aangekeken en nagestaard werd; veel jongens vonden haar meer dan interessant. Maar dit soort interculturele uitwisselingen ging het bestuur van de BINGO toch te ver. Zowel bij de ONI als bij de BINGO werd continu gehamerd op ‘passende kleding en gedrag’. Intiem dansen, laat staan zoenen, was niet toegestaan, zoals Rob de Haas prachtig vertelt in zijn boek ‘Enkele Reis Indië-Gemert’.
Die netheid is karakteristiek voor de Indischen. Veel Indo-families behoorden tot de gegoede burgerij in de koloniën, daar zij vaak werkten als ambtenaren of administrateurs. Het bleek een verrassing voor de plat praotende Gemertenaren dat deze exotische mensen beter ABN praatten dan zij. Vele Indische families waren dan ook erg netjes en lieten zich van de beschaafdste kant zien. In dialect praten paste daar niet bij. Daarnaast was de eerste generatie Indischen ook vaak erg streng voor haar kinderen, door al het oorlogsleed dat zij had meegemaakt.
Ook in huize Van de Werff werd er nooit over de oorlog gerept, en waren Leentje en Adriaan vrij streng. De opvoeding was tweeslachtig. Op zondagmiddag draaide Leentje afwisselend Indische krontjong en Zangeres Zonder Naam. Als een echte Gemertenaar ging Adriaan elke zondag langs de vele cafés ‘vur d’n inlég’, tegelijkertijd had hij ook het ’tjebokken’ overgenomen (het wassen van de bips met de linkerhand, na het poepen). Ook praatte hij geen ABN maar plat Gimmers. De kinderen praatten dus ook dialect. Een bruin mènneke dat plat praote zorgde nog wel eens voor verbazing. En dat had soms z’n voordelen: Theo’s ‘hawdoe’ en ‘olliede gállie d’n állie-jen ok’ leverde een flinke korting op toen hij in ’67 geluidsapparatuur ging kopen in Helmond. Aanpassen, dat kunnen die Indischen wel.
De Indischen hebben Gemert kleur gegeven. Zowel het slimme huisvestingsbeleid als het aanpassingsvermogen van de Indischen hebben daaraan bijgedragen. Toch vindt de echte integratie plaats door het delen van primaire behoeftes: eten, muziek, dansen en, jawel, liefde en lust. De familie Van de Werff was misschien wel meer Gemerts dan Indisch. Als derde-generatie Van de Werff voel ik me dan ook weinig Indisch, anders dan een vaag geel huidje en een bovengemiddelde fascinatie voor eten. Dik vijftig jaar nadat de eerste Indischen in Gemert aankwamen, is er van integratie geen sprake meer. Waj zén allemol Gímmertenaoren!
VOOR MEER ACHTERGROND-INFO:
– Rob A. de Haas, Enkele reis Indië – Gemert, Gemert 2001.
– B. Paasman (et al.), Tjalie Robinson: de stem van Indisch Nederland. Den Haag, 1994.
– Bertus van Berlo, En ons moeder skrûwde, Gemert 1997.
– L. v Leeuwen, Ons Indisch erfgoed: 60 jaar strijd om cultuur en identiteit, A’dam 2008.
Bekijk PDF