GH-2008-04 Kruidentuin 1947-1953

Hortus Medicamentorum Ghemertanus

Frans de Kemp

In het hele land was na de Tweede Wereldoorlog (WO II) het bestaan van kleine boeren problematisch; het was in Gemert en omstreken zelfs een ernstig probleem. De bedrijfsresultaten van de bestaande bedrijven – de meeste ca 5 ha – waren minimaal. Er was te weinig cultuurgrond voor uitbreiding of stichting van nieuwe bedrijven. Jonge boeren konden zich daarom niet als zelfstandige boer vestigen. Emigreren naar bv. Canada, Australië of Nieuw Zeeland leek de enige uitweg.

Dit “kleine boerenvraagstuk” ging het gemeentebestuur van Gemert in de tijd van wederopbouw na WO II zeer ter harte. Het ging zich daarom oriënteren op andere mogelijkheden. Hierbij werd gedacht aan de teelt van zgn. klein fruit, zoals aardbeien, bessen, frambozen e.d. en de teelt van geneeskrachtige en andere kruiden. Ook de regering raadde voor kleine boeren de teelt van kruiden aan en stimuleerde die.

Gemeentesecretaris Jacques van den Broek (zelf een hobbyist in het telen van kruiden in zijn groentetuin) promootte het idee van de kruidenteelt en nam het initiatief om intensivering van kleine bedrijven te gaan onderzoeken door de teelt van gewassen die arbeidsintensief waren en een relatief hoge opbrengst gaven in verhouding tot weinig cultuurgrond. De teelt van geneeskrachtige en aromatische kruiden zou wat arbeidstijden betreft de verschillende seizoenen aanvullen. Er was immers een grote verscheidenheid in de kruiden, die ook oogsten op verschillende tijden mogelijk maakten. De grootte van de gezinnen speelde hierbij een belangrijke rol. Er zouden meewerkende kinderen ingeschakeld kunnen worden.

Zowel de rijkstuinbouwconsulent in Noord-brabant, ir H. Slits, als diens collega in Friesland, ir. C. van der Slikke, boden kennis, ervaring en diensten aan en juichten de teelt op zandgronden toe. Verder werd het Ministerie van Landbouw in de persoon van ir. J.L. Burg bij de plannen betrokken.

2008-4 kruid1Natuurlijk konden de plaatselijke land- en tuinbouwinstanties niet ontbreken. De R.K. Boerenbond, in de personen van voorzitter Antoon Jaspers uit de Broekstraat (wethouder en locoburgemeester) en secretaris Cobus Donkers van de Wolfsbosch – een kenner van de tuinbouw – droeg het plan een warm hart toe. De R.K. Tuinbouwbond met als voorzitter Wim van Hoof uit de Pandelaar en secretaris Jan van Zeeland van de Witte Brug steunden eveneens het plan. De NCB (Noordbrabantse Christelijke Boerenbond), later opgegaan in de ZLTO (Zuidelijke Land- en tuinbouw Organisatie) en de CHV (Coöperatieve Handels Vereniging) te Veghel stelden het initiatief van de gemeente zeer op prijs. Het plan voor de kruidenteelt werd dus breed gedragen.

Stichten kruidentuin.

Om het teeltproces goed te kunnen begeleiden, was het nodig een proef- en demonstratietuin dicht in de buurt te hebben. De teelt was immers voor de boeren helemaal nieuw en een onbekend gebeuren. Zij moesten terug kunnen vallen op deskundige bijstand en voorlichting. Daarom besloot de gemeenteraad op 27 juni 1947 tot het stichten van een kruidentuin.

De totale stichtingskosten van de tuin werden geraamd op ruim twintigduizend gulden.

Het beheer van de tuin was in handen van het college van B & W. Jacques van den Broek werd administrateur en kassier van het kruidenteeltbedrijf. Al op 12 november 1947 werd overeengekomen dat de NCB, de R.K. Tuinbouwbond, de CHV en de gemeente gezamenlijk een stichting zouden oprichten, die de kruidentuin zou gaan exploiteren. Opmerkelijk is dat de plaatselijke Boerenbond hierbij niet betrokken was, terwijl het toch ging om het oplossen van het “kleine boeren vraagstuk”. Mogelijk dat de plaatselijke boerenbondsafdeling werd vertegenwoordigd door de NCB, zijnde de overkoepelende organisatie.

Locatie

Men wilde het liefst een plek midden in Gemert die voor iedereen goed bereikbaar was. 2008-4 kruid2Geen betere plek was denkbaar dan het bouwland aan de Wijnboomlaan (nu H. Geestlaan) tegenover het Kasteel. De grond was eigendom van de Congregatie van de H.Geest en verpacht aan landbouwer Johan Vereijken uit De Hoef. De voorkeur ging uit naar circa l,35 ha, in het midden van het totale perceel, tegenover het toekomstige kruidenhuis (nu de woning van de burgemeester). De Paters waren bereid deze grond aansluitend aan hun boomgaard voor twaalf jaar te verhuren. In de boomgaard lagen enkele weitjes waar koeien van de paters graasden. De pacht van Johan Vereijken werd naar tevredenheid afgekocht. Midden in de tuin kwam een toegangspaadje met poort vanaf de Wijnboomlaan. Het grote materieel moest gebruik maken van de Witte Brug op dezelfde wijze zoals nu de woning van de burgemeester is ontsloten.

Voorlichting

Jacques van den Broek vroeg de eerder genoemde ir. H. Slits om assistentie voor de voorlichting en begeleiding van de kruidentelers. Deze vond de heer Antoon A. de Kemp uit Berlicum in 1947 bereid deze taak op zich te nemen. Antoon was consulent bij de rijkstuinbouwvoorlichtingsdienst en tuinbouwvakonderwijzer. Hij bekwaamde zich in korte tijd in de kennis van de kruidenteelt. In Gemert zou hij vooral voorlichting moeten geven in de keuze en de teelt van de kruiden. In 1948 kwam hij en zijn gezin in Gemert wonen op Keizersbosch.

Indeling van de proef- en demonstratietuin

De kruidentuin ging begin 1948 ook daadwerkelijk van start. Na de gebruikelijke bemesting en grondbewerking werd de proeftuin verdeeld in 102 perceeltjes, elk met een oppervlakte van 1 are. De demonstratietuin van 5 are groot werd gesitueerd bij de ingang aan de Wijnboomlaan.

In 1948 kwam Dirk Reitsma vanuit Buitenpost (Friesland) naar Gemert. Hij werd aangesteld als chef van de kruidentuin en moest de tuin mede vorm en uitstraling geven. Tevens was hij voorlichter voor de demonstratietuin.

In het tweede seizoen waren er al 450 bezoekers; hoofdzakelijk aspirant kruidentelers. Verder werden voor onderhoudswerkzaamheden aangesteld Martien Scheepers uit de Schoolstraat en Adriaan Vereijken uit De Hoef. In groepjes van telkens ongeveer vijf perceeltjes werden de volgende kruiden in vele soorten gezaaid/geplant.

Proeftuin

2008-4 kruid3Angelica archangelica – aartsengelwortel

Rheum palmatum – chinese rabarber

Valeriana officinalis – valeriaan

Hyssopus – hysop

Melissa – citroenmelisse

Marrubium vulgare – malrove(bloem)

Carduus benedictus – gezegende distel

Viola tricolor – driekleurig viooltje (bloem)

Calendula officinalis – goudsbloem

Levisticum off. – Lavas of maggiplant

Achillea Millefolium – duizendblad

Thymus vulgaris – tijm

Datura stramonium – doornappel (giftig)

Artemisia absinthium – absintalsem

Hyoscyamus Niger – bilzenkruid (giftig)

Digitalis purpurea – gewoon vingerhoedskruid (giftig)

Digitalis lanata – wollig vingerhoedskruid (zeer giftig)

Atropa bella donna – wolfskers (zeer giftig)

In het laatstgenoemde kruid, Atropa bella donna zit atropine, een stof die de pupillen verwijdt. Vroeger gebruikten welgestelde Italiaanse dames deze stof om hun pupillen te vergroten en daarmee indruk te maken op de mannen . Bella donna is Italiaans voor schone vrouw, maar dit terzijde. Er werden verschillende proefveldjes ingericht voor proeven met bemesting, grondbewerking, tijd en wijze van oogsten, enz. Hierna volgt een beperkte weergave van de kruiden in de demonstratietuin. Hier werd het stammateriaal ondergebracht en volgens de plantenfamilies gerangschikt. Een greep uit wat er bloeide en groeide:

duizendblad, valkruid, bijvoet, koeienoog, goudsbloem, voorjaarszonnebloem, paardenbloem, kamille, guldenroede, beekpunge, kaasjeskruid, mierikswortel, herderstasje, gevlekt longkruid, slangenkruid, bosaardbei, zilverschoon, vrouwenmantel, pimpernel, nagelkruid, kruizemunt, pepermunt, fluitenkruid, koriander, blauwe monnikskap, bosanemoon, akkerhoornbloem, hemelsleutel, Sint-janskruid, muizenoor, adderwortel, wijnruit, opgeblazen lobelia, basielkruid, mint en marjolein.

Alle perceeltjes werden zo veel mogelijk omzoomd met kruidenbloem-gewassen.

De opbrengst in 1948 van de bladgewassen was f. 900 netto en van de wortelgewassen f. 400 netto. Tengevolge van de droogte in dat jaar waren wel enkele teelten mislukt. Het Onderzoekinstituut te Wageningen onderzocht regelmatig de verschillende soorten kruiden op hun gehalte werkzame stof. De kruidentuin verleende ook medewerking aan dit Onderzoekinstituut door de teelt van moederkoren bij enkele telers aan te bevelen en te laten zaaien voor proefneming. De botanische tuin in Utrecht stelde de kruidentuin in de gelegenheid om van verschillende buitenlandse tuinen zaden te betrekken voor vergelijkingsproeven. Hiervoor werd op de grond achter het toekomstige kruidenhuis een tuinserre geplaatst voor de opkweek van plantjes van buitenlandse zaden.

De kruidentelers

In de vergadering van de tuinbouwbond van 4 december 1947 heeft Antoon de Kemp een uiteenzetting gegeven over de kruidenteelt, die vooral voor de kleine boeren van belang kon zijn. Hij spoorde alle leden aan zoveel mogelijk enkele aren grond gereserveerd te houden om in het voorjaar te kunnen beginnen met inzaaien of planten. Op korte termijn zou de R.K. Tuinbouwbond de leden hierover nader informeren. 2008-4 kruid4

Ook vertelde hij van de plannen voor het stichten van een proeftuin voor de kruidenteelt.2008-4 kruid5

Op 2 januari 1948 stuurde de tuinbouwbond aan de leden een zeer enthousiaste brief met een uitnodiging voor een lezing op 8 januari in het Patronaatsgebouw. De lezing zou worden gehouden door Ir.W.Blaauw, rijkstuinbouwconsulent in Friesland, die grote ervaring had met de teelt van kruiden. Nog diezelfde avond meldden zich tachtig kandidaat-boeren aan die in 1948 met de teelt wilden beginnen. Samen zouden zij 7,50 ha kruiden kunnen telen. Hierna volgden nog vier cursusavonden om de teelt voor iedereen nog beter begrijpelijk te maken. De telers moesten zich wel gaan verenigen in een coöperatie. Alleen dan konden zij verzekerd zijn van de afname van de kruiden door de drogerij, het verkrijgen van zaaigoed en een garantieprijs. Voor het eerste teeltjaar 1948 werd het zaad geleverd door de kruidentuin te Buitenpost- Friesland en verdeeld onder de kruidentelers. Daarna zou de kruidentuin in Gemert zoveel mogelijk het zaad leveren.

Vermeldenswaard is dat Jacques van den Broek op zijn perceel aan de Beeksedijk ook kruiden teelde zoals valeriaan, Chinese rabarber en vingerhoedskruid. Hij werd daarbij geholpen door de gebroeders Vereijken uit De Hoef.

Opbrengsten

Voor 1951 waren de gemiddelde opbrengsten per are f. 22 per kruidensoort. Voor gewassen die niet in het teeltplan waren genomen, maar waar wel vraag naar was, werd de opbrengst geraamd op gemiddeld f. 28 per are. Het betrof hier de goudsbloem, de doornappel (wolfskers) en de paardenbloem. De betaling gebeurde door de kruidendrogerij. De angelica (aartsengelwortel) en de digitalis lanata (wollig vingerhoedskruid) groeiden hier het beste. Valeriaan vroeg veel tijd en aandacht en de teelt daarvan kwam niet goed tot zijn recht. De digitalis purperea (gewoon vingerhoedskruid) ging het steeds beter doen.

Het kruidenhuis

Het kruidenteeltbedrijf kreeg voor de bouw van o.a. een kruidenhuis aansluitend aan de proeftuin een perceel van 45 are voor 30 jaar in erfpacht van het R.K. Kerkbestuur van de Parochie St.Jansonthoofding. Het gebouw zou dienst moeten doen voor de opslag van gereedschappen, opslag van zaden, een kruisslagmolen en pottenpers, schaftruimte, een kantoor en een droogkamer voor het drogen van kleine partijen kruiden.

De opzichter-tekenaar Mies Jagers uit de Deel, werkzaam bij de dienst gemeentewerken, maakte een fraai ontwerp. De bouw werd uitgevoerd door het aannemersbedrijf Moors en Van Dooren uit de Oudestraat voor ca f. 15.000 en was klaar in mei 1950. Toen werd ook een elektrische droogkast in de droogkamer geplaatst. De grond, naast en achter het kruidenhuis, werd benut voor proefveldjes. Daar kwam ook een hulpstation van het K.N.M.I. uit De Bilt te staan, waardoor de klimatologische invloeden op de teelt konden worden gemeten.

Kruidentelers buiten Gemert

Antoon de Kemp, vaak samen met de heer Martien Huberts van de kruidendrogerij in Veghel, gaf in de regio en daarbuiten tot in de Kempen toe, lezingen en voorlichtingsavonden om ook daar de kruidenteelt te bevorderen. Op diverse landbouwscholen heeft hij aandacht gevraagd voor de kruidenteelt. Hij ging daar eerst met de fiets naartoe, daarna met zijn scooter en later met Martien Huberts in diens auto. Zij hebben veel tijd en energie gestoken in hun streven zoveel mogelijk kleine boeren voor de kruidenteelt te interesseren. Hun rondgang had tot resultaat dat in de omgeving van Wijchen zich veertig kruidentelers meldden. Uit de omgeving van de Bommelerwaard kwamen ongeveer vijfenveertig telers, uit de omgeving van Gemert zo’n dertig en uit de Kempen twintig.

De kruidendrogerij

Al in 1947 probeerde burgemeester De Bekker een drooginstallatie te realiseren in een bedrijfsgebouw bij hoeve “De Dompt” in Elsendorp. Dit plan ging echter niet door, omdat de eigenaar uiteindelijk niet bereid was mee te werken.

De CHV in Veghel bouwde in 1948 een bestaande droger om tot kruidendroger, die al snel te klein werd. Toen men daarom in 1952 voornemens was een nieuwe te bouwen, heeft de Gemertse burgemeester tevergeefs geprobeerd de kruidendroger naar Gemert te halen. Immers, het ministerie van landbouw had deze drogerij gesubsidieerd met steun uit het Marshall-fonds, en Veghel kreeg daarom als groeikern de voorkeur én de drogerij. Hoewel de drogerij al maanden in gebruik was, werd deze pas op 17 februari 1954 officieel geopend. Martien Huberts uit Veghel werd de directeur.

De drogerij kreeg de naam van “Zuid Nederlandse Kruidendrogerij”. Deze werd geëxploiteerd door de Coöperatieve Kruidenkwekersverenigingen van de NCB van Wijchen en van Gemert. In 1951 werd de Verenigde Nederlandse Kruiden Coöperatie (VNK) opgericht, waarbij alle regionale kruidenkwekersverenigingen aansloten. Zij hebben zich toen verbonden de gedroogde kruiden aan het VNK af te dragen. In Doornspijk kwam een centrale opslagplaats en het VNK verzorgde dan verder centraal de verkoop in binnen- en buitenland.2008-4 kruid6

Subsidies

Het Ministerie van Landbouw doneerde een substantiële subsidie: uit het Marshallfonds betaalde het f. 15.800. De CHV maakte f. 2.200 over en de Stichting voor de Landbouw f. 500. Andere organisaties deden hun eerdere 2008-4 kruid7subsidietoezeggingen niet gestand, zolang er geen stichtingsvorm tot stand was gekomen. Mede om die reden zagen wellicht Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant daarin aanleiding de uitbetaling van de aangevraagde subsidies uit te stellen. In september 1952 schreef het gemeentebestuur aan GS dat het plan bestond de kruidentuin te gaan exploiteren als productiebedrijf voor zaad- en plantgoed voor de plaatselijke telers om daarmee het bedrijf tot een rendabele exploitatie te brengen. GS waren het hier echter niet mee eens en schreven op 22 oktober 1952 dat het niet op de weg van de gemeente lag om de kruidentuin als gemeentebedrijf verder te exploiteren. Zij gaven het gemeentebestuur in ernstige overweging de kruidentuin als gemeentelijk bedrijf te liquideren. Als gevolg hiervan werden de provinciale subsidies over 1948 tot en met 1951 niet uitbetaald.

LEI-rapport.

In 1951 heeft het Landbouw Economisch Instituut samen met het Technologisch Instituut voor Noord-Brabant een rapport samengesteld over de betekenis van de kruidenteelt voor de landbouw in Gemert. 2008-4 kruid8De conclusie was, dat de kruidenteelt vooral gezien kon worden als een middel om op de kleine bedrijven beneden 5 ha de arbeidsprestatie te verhogen en dus het inkomen van die bedrijven te verbeteren. Men achtte het stichten van zuivere kruidenteeltbedrijven in deze periode niet gewenst. Dit omdat er nog teveel onzekerheden bestonden over de toekomst van de kruidenteelt.

Verkoop aan derden:

De kruidentuin heeft niet alleen zaden geleverd aan de telers maar ook kruiden verkocht aan onder andere de Wenneker likeurstokerij in Schiedam, de farmaceutische industrie in Nederland en België, het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam, het Botanisch Laboratorium en de Hortus Botanicus van de Universiteit van Utrecht.

Opheffing

Zoals eerder vermeld waren de NCB, de CHV en de R.K. Tuinbouwbond op 12 november 1947 overeengekomen samen een stichting te gaan oprichten voor de exploitatie van de 2008-4 kruid9kruidentuin. Op 30 juni 1953 nam de gemeenteraad echter kennis van het feit, dat deze organisaties geen belangstelling meer hadden in het deelnemen in een stichting. Wel vonden zij het in het belang van de kruidenteelt gewenst, dat de werkzaamheden van de kruidentuin werden voortgezet, maar dat die werkzaamheden beter konden worden gecombineerd met die van de reeds bestaande Stichting Tuinbouw proef- en selectiebedrijf van de NCB te Middelrode-Berlicum. Dat zou minder kostbaar zijn dan een afzonderlijke exploitatie van een proefbedrijf in Gemert. De gemeenteraad nam eveneens kennis van het standpunt van burgemeester en wethouders dat het nu niet meer op de weg van de gemeente lag om, buiten deze organisaties om, de exploitatie van de kruidentuin voort te zetten. In een brief van 19 juni 1953 aan de directeur van de Tuinbouw te ‘s-Gravenhage schreven burgemeester en wethouders dat zij voornemens waren de gemeenteraad voor te stellen de werkzaamheden van de kruidentuin in de loop van 1953 te doen beëindigen. Een voorstel van deze strekking is er echter niet gekomen.

2008-4 kruid10Dirk Reitsma, Martien Scheepers en Adriaan Vereijken kregen met ingang van 1 september 1953 eervol ontslag, in verband met de voorgenomen opheffing van de kruidentuin.

Begin 1954 vroegen de oorspronkelijke pachter Johan Vereijken en de eigenaar, de Paters van de H.Geest, de grond terug, omdat er geen kruiden meer op werden geteeld. Ook bij de boeren liep de interesse voor de kruidenteelt hard terug.

In Gemert waren bij de opheffing van de kruidentuin nog twaalf kruidentelers actief. Boekhoudkundig is het kruidenteeltbedrijf in 1956 afgesloten. Het kruidenhuis werd gebruikt als timmerwerkplaats en opslagruimte van de gemeente. De inventaris is verkocht.

Nawoord

In feite viel op 30 juni 1953 het doek voor de kruidentuin, hoewel dit niet expliciet in een raadsbesluit is vastgelegd. Het is opvallend dat noch in de vergaderingen van de R.K. Tuinbouwbond noch in die van de R.K. Boerenbond is gesproken over de kruidenteelt, laat staan over de opheffing van de kruidentuin.2008-4 kruid11

In het begin van de jaren vijftig gingen de boeren langzaam aan op grotere schaal boeren. De extensivering van de landbouw kwam zachtjesaan op gang. De mechanisatie deed hier en daar ook al zijn intrede. Agrarische stallen werden uitgebreid of beter ingericht. De veestapel werd groter. Er werden ook al voorbereidingen getroffen voor een vrijwillige ruilverkaveling in de gebieden Kranenbraken en Groeskuilen. Uiteindelijk bleek de kruidenteelt toch niet echt lonend te zijn geweest in verhouding tot de hoeveelheid werk die zij kostte. Het heeft daarom niet geleid tot betere bestaansmogelijkheden voor de boeren. Bovendien was het een zeer intensieve teelt op kleine percelen, waarin de boeren als landbouwer hun energie onvoldoende kwijt konden. Hun interesse ging meer uit naar het zuivere boerenvak. Het LEI-rapport is volgens mij ook van invloed geweest op de verminderde interesse voor de kruidenteelt.

Na de opheffing van de kruidentuin bleef Antoon de Kemp samen met Martien Huberts van de Zuid-Nederlandse Kruidendrogerij de nog aanwezige telers in en buiten Gemert regelmatig bezoeken en voorlichting geven. Het is niet precies bekend wanneer de kruidenteelt in Gemert en Oost-Brabant definitief is opgehouden.

Omdat valeriaan een moeilijke teelt was, zeker op de hier relatief droge zandgronden, experimenteerde ook Antoon de Kemp – mijn vader – zelf in zijn groentetuin met een aantal proefveldjes met valeriaan om de juiste teeltmethode te kunnen vaststellen. Mijn vader en ik gingen in de bloeiperiode – van juni tot augustus – regelmatig valeriaanplanten zoeken in het populierenbos van Jacques van den Broek in de Kampen. In de volksmond heette dat bos “het lucifersbos”. Jacques van de Broek overleed op 79-jarige leeftijd op 9 maart 1991.

Antoon de Kemp ging na opheffing van de kruidentuin door met experimenteren met de teelt van verschillende andere kruidensoorten dan valeriaan. Hij deed dit op de grond die nog beschikbaar was achter en naast het Kruidenhuis (gepacht van het R.K. Kerkbestuur). Jammer genoeg heeft Antoon zijn voorlichtende taak en het experimenteren met de kruidenteelt niet kunnen voortzetten. Hij kwam op 7 mei 1956 in Beek en Donk om het leven door een ongeval met zijn scooter.

Martien Huberts, de directeur van de drogerij in Veghel, overleed op 13 mei 2008 op 86-jarige leeftijd. Met hem had ik kort tevoren nog een boeiend gesprek over de kruidenteelt en – drogerij. Met zijn heengaan ontviel ons de laatste persoon die in de jaren na WO II de kruidentelers in Gemert en omstreken goede voorlichting gaf.

BRONNEN:

– Gemeentearchief Gemert-Bakel [GAG] Archief Gemeentelijke Kruidentuin; Archief R.K.Tuinbouwbond (notulen); Archief R.K. Boerenbond (notulen).

– Heemkamer dossier Kruidentuin (Hortus Medicamentorum Ghemertanum)- Rapport F.de Kemp, juli 2008.

– Agenda van Antoon de Kemp ()1952-1956

– Informatie (met veel dank) van: Antoon van Erp, Harrij Donkers, Harrij Vereijken, Marie-José van den Broek, allen uit Gemert, Martien Huberts () uit Veghel en Henri Dillen uit Geldrop.

Bekijk PDF