GH-2008-03 Niet alleen bommen

Ruud Wildekamp

Bij het doornemen van de processen-verbaal van bevindingen uit de periode van de Tweede Wereldoorlog stuitte ik op één die was uitgeschreven door veldwachter Samuel Kerkhove. Hij meldde aan burgemeester Phaf dat op zondag 22 juni 1941 een ballon was neergekomen en in een boom blijven hangen, op Cleefswit in Elsendorp. In de kartonnen behuizing onder aan de ballon bevond zich nog een bundel van 740 pamfletten getiteld “Een boodschap van de Belgische Regering aan de bevolking in het bezette land” en een kleinere bundel van 45 exemplaren “Aan den loopenden band”. De veldwachter nam het geheel in beslag en bracht de ballon en de pamfletten over naar het politiebureau van Gemert. Na de melding van de burgemeester aan de Ortskommandantur van Eindhoven kwam de Feldgendarmerie, de Duitse militaire politie, naar Gemert en nam alles mee.

2008-3 bom1Met het vinden van deze ballon kwam Gemert in aanraking met een bijzondere manier van oorlogvoeren. De inzet van ballonnen! Naast de meer bekendere en grote typen als verkenningsballonnen en versperringsballonnen maakten de Britten ook gebruik van kleinere, twee tot drie meter grote, ballonnen om Duitsland schade te berokkenen. De, in West-Europa, overheersende wind uit het westen maakte dat de Britten zich in een gunstiger positie bevonden dan de Duitsers. Hoewel deze laatste ook ballonnen richting Engeland zonden. Al naar gelang hun lading kunnen we deze ballonnen indelen in:2008-3 bom2

a) ballonnen met een propagandalading b) ballonnen met een staalkabel c) ballonnen met een brandstichtende lading.

Ballonnen met een propagandalading werden de eerste maal ingezet na de Duitse inval in Polen. Aan een ballon werden bundels pamfletten gehangen die door middel van een klokmechanisme werden losgelaten. Dat bleek echter iets te zwaar en daarna kwamen de bundels aan een kartonnen schijf of in een kartonnen doos met de opening naar beneden. De pamfletten werden bevestigd door middel van een draad die om een langzaam brandende lont was geslagen. Voor het oplaten werd de lont aangestoken. De gekozen lengte van de lont was afhankelijk van de windsnelheid en de afstand tot de plaats van verspreiden. Werd een bevestigingsdraad doorgebrand dan dwarrelde de bundel pamfletten naar beneden en de ballon dreef verder tot de volgende draad werd doorgebrand.

2008-3 bom3De inzet van ballonnen met een propagandalading was een zaak van de Royal Air Force (R.A.F.) die werd uitgevoerd door de zogenaamde M-balloon Unit. Om verzekerd te zijn van een toewijzing van het, vrij schaarse, waterstofgas was de M-balloon Unit ingedeeld bij Balloon Command dat ook de inzet en plaatsing van versperringsballonnen verzorgde. De eerste propagandaballonnen werden in 1939 vanuit de omgeving van Toul in Frankrijk richting Duitsland losgelaten. Tot aan de val van Frankrijk bleef de M-balloon Unit actief in dat land. Daarna werden de activiteiten vanuit Cardington in Engeland voortgezet. Van daaruit was ook het bezette deel van West-Europa een doel van het propagandaoffensief geworden. Na ruim een jaar verhuisde de unit naar Birchington en Kent. Na D-Day, de landing in Normandië, maakte men zich op om opnieuw vanaf het continent te opereren. Het duurde echter tot september 1944 voordat de opdracht daartoe werd gegeven en vanuit Bunsbeek bij Tienen in België, de operaties werden hervat. In juni 1945 werd de M-balloon Unit ontbonden.

Ballonnen voorzien van een staalkabel dienden een geheel ander, meer offensief, doel. De oorspronkelijke gedachte om ballonnen met een offensieve lading in te zetten was naar aanleiding van een zware storm die woedde in de nacht van 17 op 18 september 1940. Die nacht sloeg een groot aantal van de Britse versperringsballonnen los van hun verankering en dreven weg in de richting van Scandinavië. In Zweden stortte de antenne van het nationale radiostation in onder het gewicht van een ballon. Hoogspanningsleidingen werden onderbroken door ballonnen of werden kortgesloten door de afhangende staalkabels. Tot overmaat van ramp raakte ook het elektrische spoorwegnet onklaar door meerdere kortsluitingen. In Denemarken en Finland ontstond vergelijkbare schade. De Zweden protesteerden hevig tegen deze ‘aanval’ en de Britse regering bood haar excuses aan. Daarop ontbrandde in Engeland een discussie over de inzet van ballonnen, voorzien van een dunne staalkabel, om het Duitse hoogspanningsnet te storen of te ontwrichten. De R.A.F. was tegen uit vrees dat het gebruik de inzet of terugkeer van de eigen bommenwerpers zou hinderen. De Royal Navy, de Britse Marine, die de inzet van deze vorm van luchtoffensief had geclaimd, wilde dagelijks honderden ballonnen de Noordzee oversturen. Uiteindelijk werd een compromis bereikt, de marine zou de luchtmacht steeds consulteren over het moment van inzet, waarbij de luchtmacht het vetorecht kreeg toegewezen. Daarop werden met grote regelmaat ballonnen, voorzien van 100 meter touw, met daaraan 200-300 meter dunne staalkabel, richting Duitsland en de bezette gebieden gezonden. Het effect van dit type oorlogvoering 2008-3 bom4bleef, mede door de Duitse censuur op de berichtgeving, grotendeels verborgen voor de Britten. Toch moet dit tot storingen in het elektriciteitsnet hebben geleid en daarmee verlies aan productie. Schaarse berichten werden gevonden in de Hongaarse, Zwitserse en Deense pers. Een succes dat kon worden vastgesteld, vond op 12 juli 1942 plaats. Een kabel zette zich vast aan een 110.000 Volt leiding tussen Bohlen en Esperhain, in de omgeving van Leipzig. De schakelaars en zekeringen in de centrale reageerden te traag op de ontstane kortsluiting, met als gevolg dat een van de generatoren vlam vatte en de gehele centrale verloren ging.

De inzet van ballonnen met een brandstichtende lading werden kort na de eerste inzet van de staalkabelballonnen voorgesteld. De Admirality suggereerde om, in plaats van een staalkabel, brandstichtende middelen richting Duitsland te zenden. De achterliggende gedachte was dat een groeiend aantal brandende woningen, verlies aan oogsten op het veld of bos- en heidebranden, het moreel van de Duitsers zou aantasten. Het Britse oorlogskabinet accepteerde het voorstel, maar stelde als voorwaarde dat de afspraken met de R.A.F. ook voor deze ballonnen zouden gelden. Daarop werden vanuit Engeland, bij gunstige wind, grote aantallen ballonnen opgelaten waaraan ‘brandzakken’ of blikken bussen met fosforflesjes waren bevestigd. De ballon vloog op grote hoogte over de Noordzee om na verloop van tijd, door een vooraf ingestelde hoogte regelaar, te dalen naar een lagere hoogte. Een eenvoudig tijdmechanisme zorgde ervoor dat de lading na enige tijd werd losgemaakt van de ballon. Deze viel daarop naar de grond om na korte of langere tijd te ontbranden.

De ‘brandzakken’ bestonden uit twee worstvormige rollen, in paraffine gedrenkte, houtwol. Door de paraffine werd de brandbaarheid van de wol verhoogd en de gevoeligheid voor vocht verminderd. Deze twee houtwolworsten werden verpakt in een geparaffineerde linnen zak. Enkele van deze zakken werden samengebundeld tot een pakket van 3 à 4 kg. De ontsteking gebeurde doorgaans door fosfor. Dit was in een drijfnat zakje verpakt. Bij verdamping van het water ontbrandde de fosfor en vlogen de brandzakken houtwol in brand.

Fosforflesjes werden doorgaans, per 4 tot 6 stuks, in blikken bussen verpakt en aan de ballon gehangen. Ook nu was het weer een eenvoudig tijdmechanisme, dat na een vooraf ingestelde tijd, de bus deed kantelen. De flesjes, met een fosfor-rubber oplossing, in feite rubber, benzine en witte fosfor, waren voorzien van een stalen kogel die, bij inslag, het flesje brak en de brandende lading over een groot oppervlak verspreidde. De inzet van dit brandstichtende wapen is, evenals de brandplaatjes die door Bomber Command in grote aantallen op weg naar Duitsland werden uitgeworpen, zeker van invloed geweest op het moreel. Veel plotseling ontstane branden in die dagen, ook in ons land, kunnen hierdoor worden verklaard.

Vanaf maart 1942 werden brandstichtende ballonnen opgelaten vanaf Felixtowe in Suffolk en vanaf juli 1942 ook vanuit Oldstairs, 8 kilometer ten noorden van Dover.

Een ander brandstichtend wapen was het zogenaamde ‘brandplaatje’.2008-3 bom5 Brandplaatjes werden uit Britse bommenwerpers geworpen die in de nacht naar Duitsland vlogen. Brandplaatjes bestaan uit in water gedrenkte lapjes met fosfor, welke zijn bevestigd op celluloid plaatjes van 10 bij 10 cm. Zodra het water uit het vochtige omhulsel is verdampt, begint de fosfor te branden. Het stukje stof gaat smeulen en steekt het celluloid plaatje aan, dat met een steekvlam verbrandt. De brandduur kon worden verlengd door tussen twee plaatjes celluloid plaatjes rubber te klemmen. De brandduur werd daardoor tot tien minuten verlengd. Landen de plaatjes in droge gewassen, op rieten daken of in bossen of heide, dan konden ze veel onheil aanrichten.

Praktisch alle gemeenten in ons land hebben te maken gehad met deze vormen van oorlogvoeren, evenals in Duitsland en de rest van de bezette gebieden. De inzet van deze wapens en een aantal grote branden dwong de Duitse autoriteiten tot het nemen van tegenmaatregelen. Gedurende de oogsttijd was de gemeente verplicht een ‘oogstwacht’ in te stellen. Vierentwintig uur per dag diende, onder verantwoordelijkheid van de gemeentelijke Luchtbeschermingsdienst (LBD), door de gemeente te worden gepatrouilleerd op zoek naar een 2008-3 bom6mogelijk beginnende brand. Ook in Gemert hebben velen, soms gedwongen, hieraan deelgenomen. Ook de wachtdienst van de LBD die veelal vanaf kerktorens de omgeving afspeurde, was alert op het ontstaan van plotselinge rookpluimpjes.

In de gemeente Gemert landde op zaterdag 19 september 1942 en op woensdag 7 juli 1943 een ballon met een brandstichtende lading. De eerste landde in een weiland van J. Kastelijns te Elsendorp en vloog in brand. In de directe omgeving lag een tweede bus met daarin nog brandende fosfor. Daar het niet was te blussen werd gewacht tot alles was uitgebrand. De restanten werden door de veldwachter in beslaggenomen en overgedragen aan de bezetter. De tweede landde bij het ‘Zwarte Water’ in een weiland van Fleuren. In de bus aan de ballon bevonden zich zes flesjes met fosfor. Daar de flesjes niet waren gebroken was er ook geen brand ontstaan. De ballon en de flesjes werden opgehaald door de Marechaussee van de Groep Gemert en overgebracht naar het gemeentehuis. Daar werden de flesjes in een emmer onder water bewaard in afwachting van de Duitsers die ze zouden ophalen.

De oogstwacht vond tijdens haar patrouilles nog tal van verspreide pamfletten en in augustus 1941, in de Verre Heide, bij Handel en in de Gemertse Peel, nog meerdere witlinnen zakjes met thee. Aan deze zakjes was een label bevestigd met de tekst: “Groet uit Nederlandsch Indië. Houdt moed, Nederland komt vrij”. Een wel heel bijzondere vorm van propaganda bedrijven.

2008-3 bom7

BRONNEN:

Nederland

-Archief Gemert-Bakel, AG009, Dossier Gemeentepolitie Gemert.

-“Luchtgevaar”. Officieel orgaan van de Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming, 6e Jaargang No. 6/7 – juni/juli 1943.

Verenigd Koninkrijk

-The National Archives, Kew, U.K.

Air 2/2897 M-Balloon Organisation, memorandum no.1.

Air 14/596 Reports on the first releases of M-Balloon Unit.

Air 20/2449 Diverse onderwerpen, vergaderverslagen en correspondentie betreffende de ballonoorlogvoering.

Air 29/22 M-Balloon Units, Operational Record Book.

Air 41/1 Section 19, M-Balloon Unit, Section 21 Operation ‘Outward’.

ADM 1/16843 Diverse onderwerpen, vergaderverslagen en correspondentie betreffende de ballonoorlogvoering.

Halley, J.J. “Operation Outward. The Royal Navy’s Strategic Air Command”. Aviation News, 1986 (okt.-nov.): 590-591

Bekijk PDF