GH-2006-03 Krenten in de pap

Simon van Wetten

Naast de veel voorkomende transportakten, geldleningen, erfdelingen en testamenten handelen de akten in het protocol af en toe ook over zaken als “echtingen” van onechte kinderen, huwelijkse voorwaarden, “pensioenregelingen” (waarbij een ouder persoon of echtpaar de bezittingen afstond in ruil voor goede verzorging gedurende de oude dag), geldsprokkelingen om dochterlief de gelofte van armoede af te kunnen laten leggen en in het klooster in te laten treden, of zoonlief tot priester te kunnen laten wijden, bedevaarten of het voornemen daartoe (waarbij thuisblijvers ook graag een aflaat verwierven en daarom de reis “sponsorden”), zoenakten, waarbij de familie van dader en slachtoffer zich verzoenden, en de beslechting van ruzies door het aanwijzen van vier goede, wijze mannen, die een bindende scheidsrechterlijke uitspraak moesten doen. Zelfs de regelingen over gemeenschappelijk gebruik van de waterput en erfdienstbaarheid bieden een helder zicht op de mores van die tijd:
“Gerit Joesten bekent dat Dirck Everts is geweecht van een lopense land die Dirck heeft gekocht van lan Emonts, in de Pantelaer. Dit stond niet in de koopbrief, want dat was men vergeten, maar het hoorde er wel in!”
Zulke akten leest de transcribent natuurlijk met nóg meer aandacht, maar de echte krenten in de pap waren al die jaren een aparte notitie waard. Niet altijd spectaculair, maar wel veel kleine feestjes van herkenning, zoals het moment dat de prijs van spijkers aan het begin van de 16e eeuw duidelijk wordt – 200 nagels voor 2 braspenningen, of de pachtcontracten tussen de commandeur en de mulder, of het feit dat er in opdracht van de commandeur valken gekocht werden in Denemarken. Dat klinkt net zo ver weg als de opmerkelijke nalatenschap, voor een Gemertenaar dan toch, wanneer blijkt dat hij in bezit was van koggenetten, die hij in “het Oostlant” verworven had.73 De prettige verbazing wanneer je de als deftig ingeschatte omschrijving een caduque huijsinge in het Schoolstraatje ineens doorziet: kaduuk = kapot. De glimlach wanneer een telg uit het Gemertse geslacht legers in de ene akte als voormispriester wordt omschreven, en in de volgende akte als vroegmis priester, de nog bredere glimlach bij de mededeling dat de vrouw die in het huwelijk gaat treden een bejaarde bruid is (wat wil zeggen dat ze 25+ is), het gegrinnik wanneer iemand zijn herbergvertering niet anders weet te betalen dan met zijn bed, de vaststelling dat zout in vroegere dagen enorm belangrijk was (een voerman die zout laadde moest precies uitleggen waar hij het heen bracht) 74, de hoofdbrekens over een geheimzinnige mededeling:
“Peter, de zoon van Melis Carlis, heeft beloofd aan Jan de Jongste, zijn broer, de somma van 44 peters, te Lichtmisse naastkomende over 30 jaar te betalen. Voorwaarde: Peter zal dese penningen leren een mijll ront om Ghemert.”
Daar is het gevoel van medelijden met Jenneke van Strijbosch, die, wanneer haar broer vast het ouderlijk huis gaat bewonen en beheren – hij belooft tot de erfdeling het huis droog van dak en dicht van wanden te houden – als troost te horen krijgt dat zij het bed zal erven waarop haar ouwelui zullen sterven. Iets om naar uit te kijken?! 75 En daar is het gevoel van bewondering voor Henrica, de dochter van Henrick Thoremans, die in 1540 naar Rome is gereisd om daar haar neef Dirck te gaan bezoeken. Een vrouw alleen, in die tijd! Ze bezoekt ook de paus en maakt in een brief gewag van de gebenedyden handen van de Heilige Vader. Ze heeft het nog over Sinte Veronica en haar voornemen alle heilige plaatsen te bezoeken. Zij laat u allen, “mijn lieve heren ende vrinden”, hartelijk groeten.76
Iets minder ver, maar toch ook behoorlijk buitendorps, ging een telg van de familie Van Lanckvelt. Welbeschouwd woonde en studeerde hij in vrijwel dezelfde steden als zijn beroemde verre familielid Joris van Lanckvelt, beter bekend als Macropedius, een kleine driekwarteeuw eerder had gedaan:
“Heer Gerit van der Bruggen, pastoor van Gemert, en heer Maximiliaan van Beeck, priester, getuigen eendrachtelijk dat Goort, de zoon van Goort van Lanckvelt, geboren van Gemert, aldaar nog heeft wonen zijn vader en moeder, van wettige bedde, en zich heeft geabsenteerd uit Gemert voor ongeveer 31/2 jaar geleden, nadat hij vanuit Den Bosch uit de school gekomen was en naar Duwaey ter schole was gegaan, en daarna, van Duwaey gekomen, is hij gegaan naar Ludijck (Luik), naar een zekere meester Jacob Poelmans, notaris van de eerwaarde heer van het hof van Ludijck, om daar voor een jaar praktijk op te doen. Goort heeft van-uit Luik nog geschreven. 77
Een andere Gemertenaar kreeg in januari 1786 een beurs uit de fundatie van de weledele heer Laurentius Coolen, in het grootcollegie van de universiteit van Leuven gefundeerd. De vrome en eerbare jongeling Henricus den Dubbelden kon zo filosofie en pedagogie gaan studeren en zou het later tot bisschop brengen.

Vergeetachtigheid of te weinig bedenktijd? Gheret, de natuurlijke zoon van Jacop Hoeben, verwekt bij Jenneke dochter van Gheret Sloetmakers, deed afstand van een huis ten behoeve van Aert Andries van Wijnboem, waarschijnlijk zijn stiefvader. “Wraak noch opspraak zullen nu nog een rol spelen,” staat er bij. Gedateerd 9 januari, 9 uur voor de noen, 1554. De volgende akte vertelt ons dat genoemde Gheret toch óók ten behoeve van zijn moeder Jenneke van het huis afziet. Gedateerd 9 januari, maar nu na de middag! Agnes Lucassen liet in 1592 vastleggen dat haar dochters Merike en Gertruij “natuurlijk verwekt waren door Peter Lamberts”. Een leuk zinnetje, want de klemtoon is heel bepalend. Benadrukken wij het woord ‘natuurlijk’ dan ontstaat het idee dat Peter Lamberts her en der hele ritsen nakomelingen verwekte. Spreken we de zin vlak uit, dan is er meer het gevoel van ja, die Agnes en Peter hoorden zo bij elkaar, allicht dat die samen wat kinderen op de wereld hebben gezet. Aan het verwekken van kinderen kwamen Jan van Doeren en zijn vrouw Eurentiana Deckers vermoedelijk niet meer toe. In 1718 vroeg Jan aan de schepenen om zijn vrouw te mogen sequestreren (in bewaring te stellen), met als reden het kwade gedrag van Eurentiana. Ze scheen veel te drinken en dan te tieren en te razen en Gods heilige diensten te veronachtzamen. Anna, de weduwe van Reijner Rutten, getuigde in 1595 over een bedrag van 50 gulden, dat jaren eerder wel of niet zou zijn betaald door haar zuster Jenneke aan een derde persoon. Anna onderstreepte haar bewering door te zeggen dat ze dat geld destijds nog twee dagen in haar vilthoed had gedragen! 78
Je kind als deel van een betalingsregeling! Jan Peeters kocht in 1627 het huis naast het Esdonks kapelleke van zijn zwager Peter Wijnen, maar kon blijkbaar de financiering niet rond krijgen. Daarom nam hij het derdalf (=twee-en-een-half) jaar oude kindje van Peter voor vijf jaar in huis. De kost, drank en kleren voor dat manneke waren de aflossing voor de lening:79
Je kind als eeuwige student! Maijke van Oudenhoven gaf haar zoon Huijbrecht haar huis aan de Heuvel, nog een huis in Bakel, en al haar meubels, linnen en wol. Dit omdat haar andere zoon Jan zijn portie in overvloed had genoten: Maijke had hem “al vijf jaar aan de studie gehouden”.80
In 1687 bemoeide de ontvanger-generaal der gemene landsmiddelen zich met een gedwongen verkoop in Gemert. Deze hoge piet bij de belastingen was onmiskenbaar de verpersoonlijking van de onverzadigbaarheid der belastingdienst. Hij heette namelijk Simon Lintworm! 81
Wegdromen bij de volgende akte: “Op de 19e september 1634 heeft de heer pastoor als rector der Latijnse school, met instemming van Hilleke, de weduwe van Henrick van Ampstel en haar kinderen, vier palen gestoken aan de schoolgracht naast het erf van Hilleke. De eerste paal bij de hoek van de hof van Hilleke noordwaarts, de tweede paal aan dezelfde hoek van dezelfde gracht, de derde paal recht tegen¬over de schooldeur en de vierde paal bijna aan de hoek van de gracht naast het erf van Jan Willems Damen.”
Wegdromen? Bij zo’n saaie akte? Jawel, want één van die genoemde kinderen van Hilleke was toevallig wel Jan van Am(p)stel, toekomstig zeebonk en vice-admiraal. Die heeft natuurlijk als kleine vent met z’n klompen, voorzien van z’n in tweeën gescheurde tesnuzzik bij wijze van zeilen, in de gracht achter d’n hof van zijn ouderlijk huis vast de vlootbewegingen geoefend die hem later, véél later een straatnaam in Gemert hebben opgeleverd. 82

Rekenen met gegevens uit de schepenakten kan oók. Een machtiging die op 27 juli 1573 voor de schepenen van Wezel, in het huidige Duitsland en van die echoënde burgemeester, werd afgegeven, diende in Gemert op 29 juli 1573 als bewijsstuk. U en ik berekenen: de afstand Wezel-Gemert (83 kilometer) viel in twee dagen te overbruggen.
Kon Simon Claessen ook rekenen? We hopen het voor deze dorpsgenoot van vier eeuwen geleden. Hij reisde in 1620 vanuit Gemert naar Keulen en schafte daar voor 600 Keulse daalders’aan robijnen aan. Daar kocht je in die jaren ook twee huizen voor! 83
Simon zal z’n robijnen niet op de maandagse markt in Gemert te koop hebben aangeboden. De bepalingen rond die markt waren streng! Een inwoner van Venraij zag z’n drie karren “gearresteerd”, vanwege het plakkaat van de Landcommandeur rakende de maandagse markt.84

Dat van het één soms het ander kan komen, was in november 1649 al een dooddoener van jewelste. Het bijbehorende verhaal is niettemin alleraardigst. Een Gemertse paardeneigenaar ging in Oploo zijn paard verkopen. De aspirant-koper wilde eerst een proefrit maken en keerde – het verhaal kan zo in de komende maandageditie van het Eindhovens Dagblad — niet terug. Naspeuringen leverden het verhaal op dat het paard ergens in Sint-Anthonis stond gestald. Nog intensiever speurwerk leidde tot de vaststelling dat ene Lucas Aerts met het paard de Peel in was ‘gevaren’ om er een kar hei te halen, maar dat wel op Gemerts grondgebied had gedaan. De Gemertse schout, borgemeesters, schepenen en Peelmeesters trokken dat op hun eer en gingen ter plekke een kijkje nemen. Zij kwamen tot de conclusie dat het paard was uitgespannen 14 roeden (een meter of 70, 80) binnen de grens van Gemert. Dat viel te zien aan een grote kuil aldaar. De Gemertse bestuurders stelden dan ook met boosheid vast dat het grondoppervlak van de gemeente van Gemert merckelijck was verminderd! 85
Die paardendief nam overigens een groot risico! De straf voor Cornelis Jochems, die in 1672 in Gemert veroordeeld werd vanwege paardendiefstal, luidde “geseling, brandmerking en verbanning gedurende 25 jaar”. Bovendien moest hij beloven, eenmaal uit de gevangenis en “buiten banden van ijzer”, op geen enkele wijze wraak te willen nemen. En dát nu heeft hij blijkbaar wel gedaan, want twee jaar later werd Cornelis, na “scherpe examinatie” (marteling) en bekentenis, veroordeeld. Hij zou in de coorde worden gestraft (opgehangen). Drie maanden later werd zijn weduwe Maijke, vanwege de misdaden van haar man, tot levenslange verbanning uit Gemert veroordeeld… 86

De onschuldige animositeit tussen de Rooj en de Gruun, de twee schuttersgilden van Gemert, zal door de schepenprotocollen niet uitgroeien tot pure vijandschap. Immers, het aantal vermeldingen met betrekking tot het St. Jorisgilde en die aangaande het St. Antonius- en St. Sebastianusgilde is redelijk in evenwicht. Dat ik uit het aanbod iets kies dat over het St. Joris gaat heeft echt niet met enige voorkeur te maken – ik kijk wel uit – maar gewoon met de herkenning van een collega. Bij het napluizen van de nalatenschap van Thomas van den Eijnde in december 1748 (zijn vrienden en erfgenamen waren in verre afgelegentheijd en daarom keek de drossaard de spulletjes van de overledene na) bleek namelijk overduidelijk dat Thomas het archief beheerde van zijn gilde: hij had een zilveren St. Jorisschild, was in het bezit van de rekeningen “rakende de schutterij van Sint Joris” en beheerde de vernieuwde kaart (vergunning) die landcommandeur Wassenaar in juli 1691 aan het gilde had gegeven.87

Daar was een onbekende baron die enige tijd, met zijn vrouw en kinderen, domicilie heeft gehad in Gemert en daar in december 1772 ook overleed. Wijlen de hoogedelwelgeboren heer Joseph de Bock liet uiterst dure spullen na – veel marmer, schilderijen, porselein, juwelen, galanterie, een vierwielige berline en zelfs zijn eigen knielbank in de kerk – maar tegelijkertijd ook ongelooflijk veel schulden.88 Naast de complete middenstand van Gemert hadden ook zijn knecht, zijn dienstbode, de chirurgijn, de dokter, de broeders van Padua, de bode van Helmond, de vrachtrijder, de pakkendrager, de koster, de pastoor en de timmerman die zijn doodskist timmerde nog geld tegoed van deze arme edelman.

Het bekende déjà vu-gevoel kreeg ik bij het lezen van een akte uit 1542. Ik heb namelijk een groot deel van mijn jeugd in Amsterdam gewoond, en als je daar met je fiets per ongeluk over de tenen van een (forse) medestadbewoner reed, dan sprak zo iemand: “Sal ik jouw es effe het Binnengasthuis inrammen?” Nu die akte uit 1542: “Rut Vreijnssen van Oerle, geslagen en gekwetst door Bartholomeus die Molder en dientengevolge krank in bed liggend in het Gasthuijs te Gemert, heeft niettemin Bartholomeus zijn misdaad kwijtgescholden.”

NOTEN

In het algemeen verwijs ik naar de drie artikelen met veel leuke krenten uit de protocollenpap die eerder in “Gemerts Heem” zijn verschenen, namelijk in jaargang 39 (1997), blz. 88-94 en blz. 131-140, en in jaargang 42 (2000), blz. 1-9.

73 R110-971: testament van Reinder Rut Hubrechts, 30 maart 1579.
74 R96-88+98: Jan Krettenborch heeft bekend geladen te hebben een zak zout en hij heeft beloofd en gezworen dat hij die zak nergens anders dan bij hem thuis en onder zijn nageburen van St. Anthonis en Oploo gebruiken zal, 31 mei 1480.
75 R103-204
76 R104-440
77 R1 10-959. Zie ook: Henk Giebels & Frans Slits, Georgius Macropedius, leven en werken van een Brabantse humanist (Tilburg, 2005).
78 R111-482
79 R114-164/166
80 R120-133
81 R122-110
82 R114-799
83 R113-686
84 R124-84
85 R118-404/405
86 R120-145/146/280/281
87 R143-11. Uit de inventaris blijkt dat Thomas van den Eijnde ook zeer belezen was (hij bezat een zéér uitgebreide bibliotheek), en dat hij weefgetouwen verhuurde.
88 R151-192/195. Deze De Bock is – ik wil dat met het oog op het aantal van vierennegentig schuldeisers uitdrukkelijk stellen, géén familie van mijn vrouw, Bernadette de Bok.

GH-2006-03-Krenten-in-de-pap.pdf