GH-2006-03 Economie en financiën
Simon van Wetten
Een fors deel van de akten beschrijft het transport van onroerende goederen. Zo leren we de grond- en huizenprijzen door de eeuwen heen kennen (hoewel de koopsom niet altfjd wordt vermeld) en kunnen we de economische situatie niet alleen destilleren uit het aantal transporten dat in een jaar plaatsvond, maar ook uit de rentestand. Vaak zie je dat de koper van een huis of stuk grond in één van de voorafgaande of volgende akten geld leent. De rentepercentages schommelden niet al te hevig en fluctueerden meestal tussen 3% en 41/2%, met hooguit wat uitschieters in barre tijden, in geval van misoogst of oorlogsellende, zoals tijdens de Spaanse successieoorlog, toen Gemert – in december 1706 – flink wat contributiën moest ophoesten voor het Franse leger. Daarnaast vormen op dat punt de activiteiten van de Armen Tafel van de Heilige Geest een indicatie: soms speelden de Heiligegeest-provisoren de rol van geldschieters en zetten zij geld uit of investeerden zij in grond, maar er zijn ook periodes waarin de armmeesters geld moesten lenen of bezittingen dienden te verkopen. In het laatste geval is bijna altijd een directe link te leggen naar de ‘grote’ politieke situatie. Meestal valt de malaise terug te voeren op één van de vele oorlogen die de tijdbalk tussen 1473 tot 1810 te vermelden heeft. Ook de inspanningen van het dorpsbestuur zelf – dat zich dan meestal afficheert als het corpus van Gemert – laten de goede van de slechte tijden onderscheiden. Hoewel, goede of slechte tijden, de enorme lening die Gemert naar aanleiding van de definitieve beslechting van het soevereiniteitsconflict tussen de Duitse Orde en de Staten-Generaal in ‘s-Gravenhage halverwege de 17e eeuw diende aan te gaan, hing halverwege de 18e eeuw nog steeds als een molensteen om de gemeentelijke hals. Daarom werd, toen zich in 1738 de kans voordeed om de last om te zetten naar een lening met een lagere rente, die mogelijkheid met beide handen aangegrepen:
“Wij, drossaard, schepenen, borgemeesters, kerkmeesters en Heiligegeestmeesters, representerende het gemeijn corpus van Gemert, gemachtigd door onze Landcommandeur en met instemming van onze Hoogh en Duijtsmeester van ’t Hierusalems Ridderlijken Duijtsche Ordre, zijn voornemens af te leggen aan de erfgenamen van wijlen Huijbert Bijnen de somma van 30.000 gulden, in het jaar 1712 door genoemde Bijnen opgehaelt tegen 31/2%, om daarmee af te lossen een gelijke somma die eerst tegen 4% stond, aan de erfge-namen van Arnold Feij, in zijn leven medicijnendoctor te Oirschot. De erfgenamen van genoemde Bijnen willen het geld niet laten staan tegen 21/2%, en omdat wij nu het geld kunnen lenen tegen den pen¬nink 40 (= 2’/2%), authoriseren wij onze president-schepen en onze secretaris om het vereiste kapitaal te lenen en af te lossen.” 2
NOTEN
In het algemeen verwijs ik naar de drie artikelen met veel leuke krenten uit de protocollenpap die eerder in “Gemerts Heem” zijn verschenen, namelijk in jaargang 39 (1997), blz. 88-94 en blz. 131-140, en in jaargang 42 (2000), blz. 1-9.
1. Helmonds schepenprotocol, 1500¬1677, ruim 27.000 akten, ongeveer 100.000 namen van personen. Gemerts schepenprotocol, 1473¬1810, 29.539 akten, 80.200 namen van personen.
2 Rechtelijk Archief Gemert 138, akten 44-47.