GH-2006-03 Contacten

Simon van Wetten

In vergelijking met de hedendaagse snelheid van het leven ging in de periode van de Gemertse schepenbank alles met een slakkengang. De mobiliteit was beperkt en er is tussen 1470 en 1810 op het gebied van vervoermiddelen ook helemaal geen revolutionaire verandering te melden. Toch waren er wel degelijk contacten met andere streken. Uiteraard waren er vooral allerlei uitwisselingen met de inwo¬ners van de andere dorpen en steden in Zuidoost Brabant. Een voorbeeld? Een man uit Budel, glascremer van zijn stijl (glashandelaar van beroep) werd aldaar bestolen. Toen een marskramer uit Sint Anthonis de gestolen waar in Gemert te koop aanbood, werd hij onmiddellijk gearresteerd. De regionale tam-tam werkte blijkbaar goed! 70
Dat ondervond ook de “alhier gedetineerde jood” Alexander Benjamin. Vanuit Sambeek kwam de beschuldiging dat deze persoon in dat dorp aan de Maas de predikant Buijs en diens huishoudster had bestolen. Het feit dat Gemertse jongens hadden gezien dat Benjamin iets in de gracht achter de Commanderie – het kasteel – had gegooid dat, eenmaal opgevist, een breekijzer bleek te zijn, was voldoende om te overwegen de verdachte aan een scherp examen en torture te onderwerpen. Echter, zonder pijn of banden van ijzer was Alexander Benjamin, 68 jaar, geboortig van Frankfurt, maar zonder woonplaats, bereid te bekennen dat hij de diefstal had gepleegd. In het eerste weerdshuijs van Beek waar hij had overnacht, trof men de porseleinen kopjes met rode bloemen aan die bij predikant Buijs waren gestolen. De straf viel mee. Alexander werd voor eeuwig uit Gemert verbannen. Gezien zijn zwervend bestaan zal hij deze straf vast niet onbillijk hebben gevonden: je bent een wandelende jood of je bent het niet. 71
Ook plaatsnamen van-verder-weg duiken, de ene met regelmaat, de andere slechts een enkele keer, in de Gemertse schepenprotocollen op. Een buitengewone opsomming:
Achel, Aken, Alem, Alphen a/d Maas, Amersfoort, Amsterdam, Antwerpen, Appeltern, Arnhem, Assent, Baak, Baugé (in Noord-Frankrijk), Batenburg, Berg in het land van Gulik, Bergen op Zoom, Beverwijk, Blaarthem, Bologna, Bondhuis (in Friesland), Brandenburg, Breda, Bree, Broekhuizen, Bruchsal (bij Mannheim), Bruinisse, Brussel, Bussum, Colmschate (vlak bij Deventer), Delft, Den Haag, Deventer, Diepenbeek, Dieren, Diest, Dsseldorf, Dussen, Dordtrecht, Drunen, Druten, Echternach, Emmerich, Geldermalsen, Geldern, Gerdingen, Goch, GoereeOverflakee, Groesbeek, Gruitrode, Haarlem, Hamburg, Hamont, Haren, Hasselt, Heeg (in Friesland), Heel, Heemstede, Helden, Hemert, Hernen, Hertefeld, Hilversum, Hommersum (vlak bij Goch), Hoogstraten, Huizingen, Horst, Ilpendam, Jutphaas, Kalkar, Kampen, Keerbergen, Keulen, Keuttekoven (in Belgisch Limburg), Kleef, Klingen (in Vlaanderen), Leiden, Leiderdam, Leuven, Lier, Lisse, Lith, Loenhout, Lommel, Loon, Lottum, Luik, Maasbommel, Maaseik, Maastricht, Macharen, Maren, Mechelen, Meerhout, Middelburg, Mook, Miiinsterbilzen, Nieuwkerke, Nijmegen, Nuland, Olburgen, Olst, Oosterend, Opdam, Ordingen, Orthen, Oudekerk, Oudorp, Papenhoven, Parijs illustratie: tekst hieronder in grijs kadertje, Peer, Posen, Puiflijk (in het land van Maas en Waal), Retie, Roermond, Rome, Rossum, Rotterdam, Sassenheim, Schiedam, Siertorp, Sint-Pietersvoeren, Sint-Truiden, Sittard, Slangenburg, Terhorst, Tiel, Tilburg, Tongerloo, Turnhout, Udem, Utrecht, Velp, Venlo, Venraij (dichtbij maar toch ‘over’ de Peel), Voorburg, Vught (een collega-commanderie binnen de Ballije Alden Biessen), Waalwijk, Waspik, Wateringen in Holland, Warenborg, Weert, Well, Wenen, Westvoorne, Weszaandam (Westzaan?), Wezel, Wijck (bij Utrecht), Wijlre (in het land van Kleef), Xanten, Zaandam, Zaltbommel, Zoetendaal en Zwolle. Net als Johan Posters, ritmeester van Zijne Koninklijke Majesteit van Groot-Britannië, die in 1690 een bezoek aan Gemert bracht, hadden personen uit alle zojuist genoemde plaatsen een band met Gemert of een reden om een bezoek te brengen aan de aloude Commanderie. Ter illustratie nemen we Luik als voorbeeld. Die stad was in de vroege periode van de schepen¬protocollen nu eenmaal ‘ons’ bisdom, maar ook de stad waar maar liefst drie Gemertenaren het tot pastoor-commandeur of grootpastoor van St. Andries en Gangulphe schopten, zoals de zeer eerwaarde heer Guilhelmus Cox, zoon van de Gemertse schout Cox.” Hij was, na nog een tijd de pastoor van Ordingen (nabij St. Truiden) te zijn geweest, de opvolger van zijn dorpsgenoot Johan Coolen (geboren in 1669) en de voorganger van nóg een dorpsgenoot, namelijk Petrus Franciscus Theunissen.

Mevrouwe de gravin De Banaston, thans in Gemert residerende, heeft aan drossaard Meijer een briefje in de Franse taal gegeven, waarvan de inhoud luidt: “Ik, ondergetekende, verklaar dat ik vandaag, op 21 januari 1793 aan monsieur Castel, notaris te Parijs, heb gestuurd een blanco handtekening op papier met nationaal zegel, met een bestemming die aan meester Meijer bekend is, en die ik heb gemerkt met twee tekens, die zullen dienen als teken van herkenning en fraude zullen tegengaan. Deze maatregelen heb ik genomen vanwege de moeilijkheden in Frankrijk.”

NOTEN

In het algemeen verwijs ik naar de drie artikelen met veel leuke krenten uit de protocollenpap die eerder in “Gemerts Heem” zijn verschenen, namelijk in jaargang 39 (1997), blz. 88-94 en blz. 131-140, en in jaargang 42 (2000), blz. 1-9.

70 R128-221
71 R154-205/206/255
72 R129-5/32/115/126/242/272, R132-135, R136-66/71. Zie verder het artikel van Ad Otten over Willem Franciscus Cox, in Gemerts Heem 1992, nr. 1, pagina 4-7.

GH-2006-03-Contacten.pdf