GH-2006-01 In de pint doen

 

Piet Vos

Op 17 december 2001 nam ik als redacteur van het Woordenboek van de Brabantse Dialecten (WBD) afscheid van de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde (NCDN), ondergebracht bij de afdeling Algemene Taalwetenschap en Dialectologie (ATD) van de Katholieke Universiteit Nijmegen (thans Radboud Universiteit genoemd) en daarmee ook van de redactie van het WBD, omdat ik met flexibel pensioen ging. De computer met databases voor twee afleveringen (WBD III, 1.1 en WBD III, 1.2) nam ik echter mee om thuis (eerst in Dieren en later in Bakel) nog die twee afleveringen te voltooien. Medio 2004 was de tekst gereed en in 2005 verschenen de twee afleveringen. 1

Voor Bakel (het mooie dorp waar ik nu woon), St-Oedenrode en Nijnsel werd de interessante uitdrukking van het type in de pint doen opgegeven die opgenomen werd in het woordenboekartikel BELEZEN, ALTERNATIEF GENEZEN van WBD deel III, sectie 1, afl. 2. 1 Ook Kempenlands Wb. 1 (De Bont, Oerle 2) kent de uitdrukking “iemezen in de pint doen” die door mij getypeerd werd als iemands in de pint doen.

Het WNT noemt bij pint (II), 5 de samenstellingen “pintdokter” en “pintjesmeester” (‘iemand die geneest d.m.v. de pint’) en geeft bij pint (II), 5 de volgende informatie (de literatuurverwijzingen en sommige tekstgedeelten zijn weggelaten): 3

“Als benaming voor den aarden pot, waarvan de genezers van wonden en zweren door middel van het “poeder van sympathie” gebruikmaken en vandaar ook als naam voor deze geneeswijze. (….). De pintjesmeester ontvangt het doekske (met bloed of etter van den patient) en steekt het in eene soort van pint of pot, die een mengsel bevat (…). Deze methode (…) wordt ook genoemd: in de pint doen. Hierbij wordt een lapje bestrooid met “sinte petit poeder”, met wat bloed of etter uit een wond, in een pint lauw water gelegd (…)”.

Als tweede, macabere remedie tegen wratten (zie het woordenboekartikel WRAT in WBD III, 1.2 1) gaf een respondent voor Bakel:

“Een been van een lijk ’s avonds uit het knekelhuisje halen, daar pap van koken en erover smeren (in de pint doen), het houtje waar het mee gedaan is wegstoppen”.

Onlangs las ik in het boekje van Anton van Oirschot over antiek koper en brons kopen op p. 84 (zie ook p.p. 91 en 93) in een hoofdstuk over “koper en brons als geneesmiddel”: 4

“Koper en brons werden vroeger ook gebruikt als grondstoffen voor geneesmiddelen. Nog in de ‘Bataafse Apotheek’ in de Napoleontische tijd en ook nog daarna in het Nieuwe Artsenij-wetboek werden deze metalen als grondstoffen met geneeskrachtige eigenschappen, voorgeschreven. (…..). Het vijlsel van rood koper heeft ook veel dienst gedaan in de volksgeneeskunde, als een van de belangrijkste ingrediĆ«nten van de pint, samen met vijlsel van staal en zink. De pint werd in mei door de pintjesmeester bereid en in een tinnen schotel onder glas in de zon geplaatst, om daarna in het diepste donker te worden bewaard. En dit werd dan het ‘poeder van sympathie’, dat genezende kracht moest hebben. De patiĆ«nt kwam onder meer met zijn bloed of etter van de wond naar de pintjesmeester om dat ‘in de pint te laten zetten’. De pint zat in een beker met water, waarin een geheimzinnig poeder was opgelost. En dat moest dan verwarmd worden tot lichaamstemperatuur. Op dat moment zou de pijn gaan wijken. Het doekje, waarop het bloed of de etter zat, moest dan na twee weken begraven worden. Als volksgeneesmiddel is deze pint vroeger veel toegepast.”

Op p. 93 zegt Van Oirschot: 4:

“Vijlsel van rood koper, vermengd met dat van staal en zink, is weer het poeder van de pintjesmeester om wonden te genezen, maar werd ook gebruikt als toverspul. Wanneer je dat in een kopje koffie strooide was je verzekerd van de hulp van degene, die dat zou drinken. En wanneer je het op het mes tipte waarmee een moord was gepleegd, kreeg de moordenaar zo’n pijn, dat hij zich wel moest verraden.”

Helaas geeft Van Oirschot niet duidelijk zijn bronnen aan. In het WNT kan men bij pint (II), 5 wel literatuurverwijzingen vinden 3. Genoemd wordt b.v. Van Andel. 5 Voor de afkortingen kan men dan de “Bronnenlijst” van het WNT raadplegen. 3

WBD III, afl. 1.2 bevat nog meer interessante en vaak macabere gegevens over oude geneeswijzen: lees b.v. eens de woordenboekartikelen STRONTJE en WRAT. 1

U zult wel af en toe braaknijgingen krijgen!

Noten:

1. Piet Vos, Woordenboek van de Brabantse Dialecten, dl. III, sectie 1 (De mens als individu), afl. 1: Het menselijk lichaam, Gopher Publishers Groningen 2005.

Piet Vos, Woordenboek van de Brabantse Dialecten, dl. III, sectie1 1 (De mens als individu), afl. 2: Beweging en gezondheid, Gopher Publishers Groningen 2005. Zie voor de uitdrukking “in de pint doen” p. 299 en voor de woordenboekartikelen STRONTJE en WRAT p.p. 335-338 en 351-352.

2. A.P. de Bont, Dialekt van Kempenland, meer in het bijzonder d’Oerse taol, dl. II: Vocabularium, Assen 1958. Zie p. 492 s.v. pint.

3. Woordenboek der Nederlandsche Taal, Den Haag-Leiden 1882-1998. Zie dl. XII [1] van 1931, kolom 1931 en 1932 en de Bronnenlijst van 1943 (dr. C.H.A. Kruyskamp).

4. Anton van Oirschot, Antiek kopen, koper en brons, Helmond (z.j.). Zie p.p. 84, 91 en 93.

5. M.A. van Andel, Volksgeneeskunst in Nederland, proefschrift Leiden 1909, Utrecht z.j. (1909).