GH-2005-04 Pandelaarse Gedoentjes, priesters, boeren & bijnamen

Jan Brouwers, oud-inwoner van de Pandelaar

Een van de bekendste straten van Gemert is de Pandelaar. Omdat er nog weinig mensen zijn die weten hoe het was in de jaren tussen ongeveer 1930 en 1940, wil ik proberen in dit artikel een en ander over die periode te vertellen .

In 1940 telde de Pandelaar ongeveer zeventig gezinnen. Er woonden allerlei mensen, arbeiders, boeren en middenstanders die een eigen bedrijfje (gedoentje) hadden. Antoon van Zeeland heeft in Gemerts Heem 2004, nr. 3 er al een aantal genoemd. Ik zal proberen er nog wat te noemen.

Huizen, bedrijven, boerderijen en families

Het eerste huis aan de linkerkant (komende vanaf het Kruiseind) was van Van Dommelen. Hij verkocht manden en klein gerei van riet. Of hij zijn waren zelf maakte, weet ik niet. Daarnaast had Christ van Schijndel (‘de Stuuper’) een café, later geëxploiteerd door Assendelft. Vroeger woonde daar een aannemer die Klerkx heette. Naast het café woonde Graard van Schijndel (‘de Stuuper’), de vader van Christ, die een slachterij en winkel had. Nadien woonde er De Groot, Van de Ven en nog later Bert de Rover, omdat hij beheerder van de noodslachtplaats van de NCB was. Gerard Vogels heeft later de slachterij gehuurd voor hij naar Elsendorp vertrok. Vóór het huis van Nelissen had Jan de Laat een schoenenreparatiewerkplaats.

In de jaren ’30 bouwden Nelissen (‘de Koppere’) en Van Schijndel (‘Tejk’) een nieuw pand. Nelissen was koperslager/loodgieter en verkocht sanitair, Van Schijndel verkocht groenten en fruit. Naast Van Schijndel had Pauw Bouw een manufacturenzaak, waar vroeger Dien Peeters (gehuwd met Grárdje van Schijndel) een kledingzaak had. Iets verderop had Crooymans (voorheen Strijbosch) een boerderij. Weer wat verder had Drieka Reinders (‘d’n Brèsser’) een groentewinkeltje (nog vroeger aan de overkant). Ikzelf had een boerderij tegenover de latere ‘Pandelaarschool’ (de Michaëlschool, nu Jenaplanschool, die in 1939 in gebruik genomen werd). Dan kwam de boerderij van Van Rooij (later De Weyer).

Midden in de Pandelaar hadden de Gebr. Manders (‘de Pròppe’) een naar verluid dubieuze fietsenzaak. Driek Manders was vrijgezel, zijn broer heette Meriejn. ‘De Pròppe’ hadden ook een busje voor het vervoer van hun handel. Iets verder stond de winkel van Pauwke Verhees, die eerst een winkel had aan de overkant naast zijn sigarenmakerij. Daarnaast had Janus van Schijndel (‘de Fladder’) een klompenmakerij en hij hield ook nog een paar koeien.

Hannes Rovers, toen de nieuwe bewoner van de ‘Michaëlshoeve’ (Pandelaar 70), voorbij de klompenmakerij, ventte melk. Even iets meer over de ‘Michaëlshoeve’ want op geestelijk gebied heeft de Pandelaar ook wat te bieden. Er zullen weinig buurten zijn die een heilige in hun midden hebben. Wij hebben namelijk nog steeds de H.Michaël, die altijd gestaan heeft in een nis in deze boerderij. Toen Hannes Rovers de boerderij kocht, stond daar een oud beeld van de H.Michaël in een nis. Na de verbouwing in 1933 hebben ze daar een nieuw beeld van deze heilige in een nis gezet, het oude verhuisde naar de pastorie. Alle kinderen uit de Pandelaar die op school zaten (niet op de Pandelaarschool, want die stond er toen nog niet), mochten met Pastoor Poell voorop in optocht mee vanuit de kerk om het beeld in te zegenen. Dat was in oktober 1933. Ik had het voorrecht om de wijwaterskwast te dragen, waar ik zeer vereerd mee was. Als avondgebed moesten wij bidden: “Heilige aartsengel Sint Michiel, bewaar mijn lichaam en mijn ziel.”

In het tweede huis verderop ventte Hannes Kluitmans met tabak en sigaren en verkocht ook aan huis. Voorbij de boerderij van Van den Elzen (ook wel Verhofstadt genoemd) had Jan Vos een kolenhandel (toen nr. A164, nu 94). Hij bracht met de hoogkar met een hit ervoor kolen en briketten rond. Daarnaast was het aannemers- en timmerbedrijf van de Familie Vos, later Gebr. Vos. Dan kwamen de boerderij van Van Hoof en de boerderij waar Pater Gerlacus van den Elsen geboren is, waar later de Familie Van Rooij woonde en die nu Boerenbondsmuseum is, en als laatste, helemaal achteraan, café de Fállie, een van de oudste huizen van de Pandelaar. Tot zover de linkerkant van de Pandelaar.

Aan de rechterzijde bij het Kèske had je eerst de bakkerij van Toon Pennings, met de winkelingang aan de Deel. Daarnaast had Bertje Mickers een timmerwinkel. Wat verderop stond Café ‘Het Vossenkamp’ (nog niet zo lang geleden afgebroken; nu staat er een al weer leegstaand accountantskantoor). Daarnaast had Miet van de Vossenberg een winkel met ‘koloniale waren en comestibles’ (fijne eetwaren). Een beetje naar achteren stond de bakkerij van Piet van Zeeland (‘de Klant’), die hij had overgenomen van Sjaak van de Vossenberg. Voorbij de school (toen Michaëlschool, nu Jenaplanschool), in het midden van de Pandelaar, had Pauwke Verhees een sigarenfabriekje, zoals hiervoor al verteld. Bertje van der Aa had een oliehandel. Verderop had Piet Roovers een handel in petroleum (‘brómollie’), de ‘Automaat’, waar nu Harrie Rooijakkers zijn prachtige vlinderhof heeft. Met een handwagen ventte hij heel Gemert af. Daarnaast had Janus Rooijakkers een kippen- en kuikenboerderij en ook wat koeien. Een eind verderop stond het boerderijtje ‘de Kemaël’ van de ‘Kinderen Van de Laar (nu herbouwd door Antoon van den Elzen) en de boerderij van Van Lankveld, tegenover het Boerenbondsmuseum. Deze boerderij stond toen met de achterkant zowat op de weg. Na de reconstructie van de bochten in de Pandelaar in meer recente tijd, werd deze boerderij iets meer naar achteren gereconstrueerd.

Priesters uit de Pandelaar

Of de ‘Michaëlshoeve’ met het beeld en ons avondgebed invloed hebben gehad op het aantal priesterroepingen in de Pandelaar, weet ik niet, maar er zijn uit onze buurt heel wat priesters voortgekomen:

1. Prelaat van den Berg, een Norbertijn (‘Witheer’), *1853, eigenlijk in wat nu de Pandelaarse Kampen heet, toen Pandelaar, in het boerderijtje waar later Driek van Kessel woonde.

2. Pater Gerlacus van den Elsen, *1854, Norbertijn, oprichter van de NCB, +1925.

3. Pater Th. van Rooij, *1863, in 1884 vertrokken naar Heeswijk, +1933.

4. Pater W. van Rooij, *1893, Vicaris op Curaçao, +febr. 1974.

5. Pater M.H.J. Pennings *1899, Norbertijn, o.m. rector Latijnse School, +1991

6. Pater P. van Ganzewinkel, *1905, Verenigde Staten, Virginia, +1978.

7. Pater Martien van Schijndel, *1922?, Norbertijn, Heeswijk, Banneux (België).

8. Pater Toon van Rooij (Jz) C.S.Sp., *1925, Brazilië, +2004.

9. Pater Antoon van Rooij (Cz), *1929 Molenstraat, jarenlang in Porto Rico (Dominicaan).

10.Pater Harrie van den Bosch, *1932, priester gewijd 1956 (Capucijn).

11.Pastoor Jan Verhees, *1960, priester gewijd in 1985, pastoor in Roermond, +1995.

Bijnamen

In de Pandelaar hadden heel veel mensen een bijnaam. Men moet zo’n naam meestal niet zien als een scheldnaam. Veel families hadden dezelfde officiële achternaam. Dat was verwarrend. Om de verschillende familietakken, b.v. de Van Schijndels, uit elkaar te houden, gebruikte men bijnamen. Ook werden namen verkort: Vossenberg werd ‘Vòs’, Pennings ‘de Pénneng’, etc.

Voorbeelden:

Aan de linkerkant van de Pandelaar Christ ‘de Stuuper’ (van Schijndel), ‘d’n Dikke Put’ (van der Putten), ‘de Skoenpees’ (de Laat), ‘de Koppere’ (Nelissen), ‘Tejk’ (van Schijndel), ‘Ming van Vajers’ (v.d. Steeg) in wat tot voor kort restaurant ”t Waëversheuske’ heette, ”t Snierke’ (?), ‘Jost Put’ (Crooymans), ”t Hénneke’ (van de Ven), ‘Drieka de Grooëte’ (van der Aa). ‘Trèùj ’t Huufke (gehuwd met Van Melis). Daarnaast ‘Drieka van Èrmkes’ (Huibers of Manders?) met als buurman ‘d’n Hins (Heinsbergen), ‘Door Steele’ (Wed. Jonkers) met haar zoon Johan ‘d’n hénnepriester’. In het huis achter de verdwenen kastanjeboom, tegenover ’t Mùllepèdje, het pad naar molen ‘De Bijenkorf’, woonden ‘de Pròppe’ (Driek en Meriejn Manders, die lid zouden zijn geweest van de ‘Ossche bende’), met als buurlui Jan en Tonnie ‘de Prins’ (van den Heuvel). Naast Pauwke Verhees woonde klompenmaker Janus ‘de Fladder’ (van Schijndel) vóór het beekje (’t Lùpke) tussen de klompenmakerij (nu Autoschade Van Houtert) en de ‘Michaëlshoeve’. Verderop in ‘d’n Aojversnéést’, een (verdwenen) rij arbeiderswoningen tussen de boerderij van Van den Elzen en Jan Vos, de kolenhandel, woonden vroeger o.a. ‘de Vèt’ (van Berlo), ‘d’n Baër (van den Hurk), Sjaak ‘d’n Bèls’ (?, een deserteur uit het Belgische leger in de Eerste Wereldoorlog; hij noemde zijn vrouw op zijn Antwerps ‘majne Miena’) en Mies ‘de Klumper’ (Smits).

Aan de rechterkant van de Pandelaar bij ’t Kèske woonde vroeger ‘d’n Hoeperd’ (Pennings) en ”t Vèlleke’ (Johan v.d. Velden). Verderop woonde o.a. ‘Miej de Mùlder’ (?) en Driekske ‘d’n Bók’ (Rooijackers). Daarnaast ”t Pestùrke’ (Piet Baggermans) en ”t Uuleke’ (van den Einde) en Hanneke ‘Toewrs’ (Overdijk). In de vier kleine huisjes vóór het Vossenkamp woonde Drieka ‘d’n Brèsser’ (Wed. Reinders), die later haar groentewinkeltje verplaatste naar een huisje tegenover de school. ‘D’n Doerák’ (Kuipers) woonde er naast Driekske ‘Bárres’ (van Berlo) en later ‘de Laang Mien’ (van Duuren) en Driek ‘de Pénneng’ (Pennings). In het Vossenkamp woonde Miet ‘Vòs’ (van de Vossenberg), dan kwamen Piet ‘de Klant’ (van Zeeland), Bertha en Piet ‘de Fladder’ (Hendriks) en Janus ‘Truman’ (‘Truman’ omdat zijn hoed leek op die van de toenmalige Amerikaanse president Truman, 1945-1952; Janus was een broer van Frans de Strik, de dorpsomroeper). In de huizenrij, genaamd ‘De Vlucht’, tegenover Pauwke Verhees, woonden ‘de Vuurtorre’ gehuwd met ‘Pijpje Dròp’ (van Kilsdonk, ‘Pijpje Dròp’ was een figuur uit een stripverhaal dat als reclamemateriaal diende voor oliehandel ‘De Automaat’), ”t Gééjtje’ (van der Aa). Verderop woonden er ‘d’n Tùnnes’ (Teunissen) en de Familie ‘d’n Brèsser’ wier eigenlijke naam Van den Berg was. Maar er woonde ook Toontje ‘d’n Brèsser’ die Reinders heette en getrouwd was met Mien ‘Slaaj’. Verderop, in boerderij ‘de Kemaël’, woonden ‘de Tùmmeskes’, ook wel ‘de Mónneke’ genoemd (Van de Laar). Opmerkelijk is wel dat bijna geen boeren een bijnaam hadden.

Ik besef dat dit verhaal bij lange na niet compleet is en dat over alle huizen en bewoners nog prachtige verhalen te vertellen zouden zijn, maar misschien is het bovenstaande toch interessant genoeg voor iedereen die in de Pandelaar heeft gewoond of nog woont.

GH-2005-04-Pandelaarse-Gedoentjes-priesters-boeren-bijnamen.pdf