GH-2005-03 ‘In den Pellicaen’ en ‘In die Olde Kerke’
Ad Otten
Er staat iets te gebeuren bij de Ridderhof tegenover de kerk. Op de nog niet zo lang naar het voorbeeld van de vroegere situatie gebouwde poortdoorgang tussen Ridderhof en het pand Kerkstraat 1, zal een verguld beeld worden geplaatst van een pelikaan. Menigeen zal zich afvragen: waarom een pelikaan? Dat is niet eens een vogel van hier. De pelikaan komt inderdaad alleen voor in tropische en subtropische gebieden en in Europa alleen in het zuidoosten. Maar de vogel werd hier al wel met de invoering van het christendom bekend door het oude volksgeloof dat de pelikaan in noodsituaties zijn jongen voedt met bloed uit zijn borst, die hij daartoe openpikt. In de vroege middeleeuwen werd dat voor christenen het zinnebeeld voor het (bloed)offer van Jezus Christus aan het kruis. In de christelijke iconografie en ook in de heraldiek werd het een telkens terugkerend thema. Zo is de zich opofferende pelikaan ook het zegelbeeld van de oudst bekende commanderij van de Duitse Orde in de Nederlanden (te Mechelen). En op de laatst gehouden monumentendag werden in onze kerk van St.Jans’ Onthoofding nog twee kazuivels tentoongesteld met op de rugzijde de afbeelding van de zich in de borst pikkende pelikaan. In Gemert is al van oudsher een bijzondere kruisdevotie. De tijdens de kruistochten gestichte ridderorde, die in Gemert het kasteel bouwde, is daar niet vreemd aan. Tot in de achttiende eeuw werden in Gemert passiespelen gehouden en tot op de dag van vandaag wordt de spijkerkapel van Esdonk nog druk bezocht.
Dat ook het vroegere bestaan van een herberg De Pelikaan in Gemert iets van doen had met die kruisdevotie mag echter als veel minder bekend worden verondersteld. Ze hoorde tot de drukst beklante Gemertse herbergen en ze was gelegen recht tegenover de kerk op de plaats van thans De Ridderhof.
Wat weten we van ‘die Olde Kercke’?
Eerder werd in Gemerts Heem al aandacht gevraagd voor een mogelijke relatie tussen herberg De Pelikaan en de allereerste kerk van Gemert.1 Alles wees er namelijk op dat de vanaf de zeventiende eeuw bekende herberg stond op het perceel waarop vroeger ook de eerste kerk van Gemert gestaan moet hebben. Deze eerste kerk – officieel in gebruik genomen in 1270 – was onderhorig aan de parochie Bakel en werd in de veertiende eeuw niet aangeduid als kerk maar als kapel. Toch had zij ook toen al een bijzondere status. Zij was omgracht en had binnen die omgrachting ook een kerkhof. Dat valt te lezen in een oorkonde van 1326, waarin o.m. wordt geschreven dat Heer Diederik van Gemert het recht had om “die ghebode van (die rechts)ghedinge” te houden “op dien kirckhove” en dat hij ook zijn “rechtinghen in die capelle” mocht houden.2
In 1436/1437, toen Gemert een zelfstandige parochie werd, is diezelfde kapel ‘gepromoveerd’ tot de eerste parochiekerk van Gemert. Lang heeft dat echter niet geduurd. Want vrijwel onmiddellijk nadat de paus zijn toestemming had gegeven tot de afsplitsing van Gemert uit de oerparochie Bakel, moet de Duitse Orde zijn begonnen met de bouw van een nieuwe kerk naast het kasteel, aan de andere kant van de straat. Uit archiefonderzoek weten we dat in 1445 het priesterkoor van die nieuwe kerk al als nieuwe parochiekerk in gebruik was genomen en dat vanaf dat jaar de oude kapelkerk niet meer nodig was. Ook het kerkhof zal niet lang daarna wel zijn verplaatst naar de overkant van de straat.
Binnen het kader van dit artikel mag niet onvermeld blijven dat die eerste kerk tot dan toe bekend stond als ‘Capelle vant heilig Cruijs van Miracul’. Al heel vroeg moet de kapel begiftigd zijn geweest met de nu in de parochiekerk van Gemert nog altijd aanwezige relikwieën van het heilig Kruis en het heilig Graf. Door pelgrims en bedevaartgangers moet er in die kapel veel geofferd zijn. In 16de eeuwse parochieregisters werd opgetekend dat, de eerste (Duitsordens) pastoor van Gemert (heer Jan van Attendoren), “van sijn patrimonio (= erfdeel van zijn ouders) ende offer die vant heilich Cruijs van miracul hier quam, die neu kerck bouten…”.3
Enige decennia na de ingebruikname van de nieuwe kerk blijkt ‘de oude kerk’ of tenminste de locatie daarvan, de compleet nieuwe bestemming te hebben gekregen van herberg en brouwhuis. Dat zal zeker gepaard zijn gegaan met de nodige verbouwingen maar desalniettemin blijft men in de Gemertse schepenprotokollen tot over een periode van nog meer dan 100 jaar vermeldingen tegenkomen van ‘die herberg en brouwerije In die Olde (of: Alde) kercke’. De laatste vermeldingen die tot dusver zijn aangetroffen dateren uit 1575-1580. Op 30 december 1575 verkoopt Claes Jans die Brouwer met zijn familieleden het “huys, schuer en bachuys metten hof, malcanderen aengelegen inder parochien van Gemert, genoempt die Olde Kercke”. Het perceel wordt dan omschreven als gelegen aan de straat tussen de erven van Jan Goorts de Smet aan de ene kant en het erf van Adriaen Valcx aan de andere kant, terwijl het erf uitschiet op “eenen voetpat aen het Gelynt”. De kopers (zekere Jan en Mathijs Thijs Gijssen) mogen voor het verlenen van recht van weg “over den misthoff” 12 gulden korten op de koopsom.4a Alles lijkt hierbij te wijzen op de gang die er nu nog altijd is tussen De Ridderhof en het pand Kerkstraat 1. Nauwelijks twee maanden later wordt het perceel van die Olde Kercke al opgesplitst in tweeën. Andries Aerts van Wijnboom wordt dan de eigenaar van die Olde kercke en zekere Henrick Thonis den Snijder van de schuur van die Olde Kercke met het halve land. En ten slotte zien we op 24 februari 1580 Bartholomeus van Ostayen die Olde Kercke kopen van de reeds genoemde Andries van Wijnboom.4b Daarna komen we het toponiem van ‘die Olde Kercke’ niet meer tegen.
Wel is er uit onverwachte hoek nog een curieus gegeven boven water gekomen dat iets zegt over de vroegere locatie van ‘die Olde Kercke’ en het Olde kerkhof daaromheen. In 1960 namelijk, ten tijde van de nieuwbouw van de textielwinkel van Cor Otten aan het Ridderplein, vond een PNEM-beambte pal voor de voordeur van Ridderplein 23 een geraamte. De conclusie is dat het perceel van dit pand in het verleden deel moet hebben uitgemaakt van het omgrachte oude kerkhof. De schedel werd indertijd door de man van de PNEM meegenomen, maar een middeleeuws Gemerts dijbeen moet bij de auteur van dit artikel nog ergens op zolder liggen.
Kijken we vervolgens naar oude kadastertekeningen dan dringt zich alleen al door het patroon van de percelering rond de flauwe bocht Kerkstraat-Ridderplein als vanzelf een idee op van de omgrachting van de eerste parochiekerk van Gemert (zie bijgaande plattegrond).
Binnen de hier zeer aannemelijk geachte omgrachting is het verder (nog) niet mogelijk de exacte locatie van de Olde Kerk te geven. We gaan er van uit dat ook die oude kerk in dezelfde WO-richting gestaan zal hebben als de ‘nieuwe’ kerk, omdat kerken van oudsher georiënteerd dwz met het altaar naar het oosten werden gericht. Gelet op deze richting dan komen de percelen waarop nu de panden Kerkstraat 1-3 staan het meest in aanmerking voor de exacte locatie van ‘die Olde Kerke’. Maar zonder enige archeologische bevestiging blijft het een beetje koffiedik kijken. Met veel meer zekerheid kunnen we wel wijzen op de plattegrond waar met de ingetekende omgrachting welhaast zeker het grondgebied wordt aangewezen dat in zijn geheel behoorde tot het domein van ‘die Olde Kercke van Gemert. En het is op dat domein dat in de tweede helft van de zeventiende eeuw ‘De Pelikaan’ verschijnt, die heel symbolisch lijkt te verwijzen naar de vroegere toestand.
Wat weten we van herberg De Pelikaan?
Na de laatste vermelding van ‘de Olde Kerck’ duurt het ongeveer een eeuw voordat de naam De Pelikaan opduikt. In 1663, dat is een jaar nadat Gemert zijn soevereiniteitsrechten na een 14-jaar durend proces met de Staten-Generaal herkreeg, verkoopt de familie Molensteens aan zekere Nicolaas Joosten van Neerven, die zich in de daarover opgemaakte schepenakte ‘stadhouder van Bakel’ noemt, het perceel met herberg dat we weldra leren kennen als De Pelikaan. Met de aangelegen landerijen (‘aan het Gelind’) beslaat zijn eigendom in het centrum van Gemert een totale oppervlakte van een halve hectare.5 Zijn dochter Catharina van Neerven neemt na 1682 dit bezit over en zij wordt met haar man, eerst Sieur Hendrik van den Biggelaar en na diens dood haar tweede man Nicolaes van der Heust, de uitbaatster van herberg ‘Inden Pellicaen’. Uit diezelfde tijd, om precies te zijn van 26 december 1675, is een prachtige pentekening bewaard gebleven van Valentijn Klotz die weliswaar het kasteel als onderwerp heeft, maar waarop op de achtergrond De Pellicaen is te zien is als het dan meest in het oog vallende pand aan de straat. Als je goed kijkt zie je aan de noordkant van het pand ook nog de poortdoorgang. Over deze ‘invaart’ sluit Catharina in 1682 met buurman Gerardt Hogaerts de Smedt een ‘accoord’. Alles wordt geregeld. De beesten die er gedreven mogen worden, de karren die er niet geparkeerd mogen worden, de waterafvoer, en ook het onderhoud van de poort.6
Catharina van Neerven was van vele markten thuis en zij had ook interessante relaties. Zo was haar tweede man Vander Heust van huis uit een gereformeerde. Gerlacus van den Elsen citeerde over hem uit het het door pastoor Gautius aangelegde parochieregister: “Nicolaus van der Heust is geboortig van Oisterwijck van gereformeerde ouders, self gereformeerd geweest, hier te Gemert gekomen ter schole ende hier bekeert en geleert ende geoefent de chirurgie, getrout geweest met een weduwe Cathrijn ende gewoont in den Pellicaen tegenover de kercke ende heeft 100 pattacons (=rijksdaalders) gemaect aen den arme … en 100 pattacons voor onse kercke”.7 Volgens het Begraafboek werd haar tweede man op 5 augustus 1706 in Gemert begraven. En in de lijsten van Gemertse schepenen zien we dat VanderHeust al vanaf 1697 ook schepen was in Gemert.
Na het overlijden van haar tweede man zet Catharina van Neerven de herberg In den Pellicaen voort, terwijl zij daarbij in 1711 nog een bijzondere taak op zich neemt als bewaarschoolhoudster. Of die taak ook werd uitgeoefend in de Pelikaan is de vraag. Bij het aanleggen van het Landboek in 1717 staat zij in elk geval nog steeds te boek als de eigenaresse van dat pand.9 Intussen heeft ze op het pand ‘Inden Pellicaen’ ook een last gevestigd van een jaarlijkse rente van 50 gulden die het mogelijk moet maken dat meester Nicolaes Michiel Van Gemert zich tot priester kan laten wijden. Later zal de vader van deze priester te weten Sieur Hendrik van Gemert de herberg In den Pellicaen overnemen.10 Gedurende een groot gedeelte van de achttiende eeuw blijft de herberg in handen van de familie Van Gemert tot het uiteindelijk eigendom wordt van Hendrik Johannes Corstens.11 Wanneer in 1793 in Grave een almanak wordt gedrukt met daarin opgenomen een soort gemeentegids van de Vrij-Heerlijkheid Gemert, dan zien we daar onder ‘de voornaamste logementen’ genoemd ‘Den Pelicaan’.12 Als exploitant wordt daar echter geen Van Gemert of een Corstens genoemd maar Arnoldus van Eupen. Hij zal niet de eigenaar maar de uitbater van ‘De Pelicaan’ zijn geweest. In 1812 komt er pas een nieuwe eigenaar van ‘De Pelikaan’.
Op 5 mei van dat jaar wordt voor notaris Aelders in Gemert een notariële akte van ruiling opgemaakt waarbij Henrij Corstens en diens kinderen het “huis genaamd De Pelikaan met schuur en hof” ruilen tegen een huis met schuur en twee hoven van herbergier Luc Compier in de Molenstraat in Gemert.13 Luc Compier wordt nu de nieuwe herbergier van De Pelikaan. Als eigenaar/herbergier staat hij als zodanig nog steeds ingeschreven in de registers van het kadaster die dateren van 1832. Korte tijd later moet hij de naam De Pelikaan hebben verruild voor die van De Gouden Leeuw, een symbool van (nationale) koninklijke macht. Die laatste naam zo zal hij gedacht hebben, past beter bij de grote klandizie die de Gemertse herbergen toen trokken van de hier gelegerde en voornamelijk uit noord-Nederland afkomstige militairen ten tijde van de Belgische Opstand. In diezelfde tijd maken ook andere de monarchie goedgezinde namen opgang zoals De Kroon en De Keizer.14 De Gouden Leeuw is jaren geleden alweer ingeruild voor De Ridderhof en de naam van De Pelikaan is inmiddels al lang vergeten, waarmee tegelijk ook de herinnering verdween aan de middeleeuwse ‘Olde Kerck’ van Gemert, een bedevaartsoord van het heilig kruis. Maar zoals gezegd in de aanhef van dit artikel: er zit in elk geval weer een pelikaan aan te komen en hem is ook al een plaats toebedacht. Op de poort naast De Ridderhof!
NOTEN:
1. Ad Otten, Relatie tussen herberg De Pelikaan en Oude Kerk, in: Gemerts Heem 1991, blz.60-63.
2. Vgl. transcriptie van de oorkonde van 24-6-1326 in ‘Oorkondenboek van Gemert’ (Heemkamer)
3. Vgl. Ad Otten, De vestiging van de Duitse Orde in Gemert 1200-1500, Gemert 1987, blz. 112-116.
4a. BHIC – Rechterlijk Archief Gemert R110 schepenakte dd 30-12-1575; Simon v Wetten, Transcripties Gemertse schepenprotocollen R110 akte 471.
4b. Simon v Wetten, Transcripties Gemertse Schepenprotocollen R110 akten 746-749 en akte 1071 (dd 24.2.1580)
5. Simon van Wetten, Transcripties Schepenprotocollen van Gemert (Heemkamer R119 akte 153 dd 4-7-1663).
6. idem R121 akte 658.
7. Gerlacus van den Elsen, Geschiedenis van de Latijnse School te Gemert, ‘s-Hertogenbosch 1887, blz. 236-237.
8. idem, blz.50 noot 3.
9. Jan Timmers e.a., Het Landboek 1717-1816, Gemertse Bronnen 3a (Gemert 2003); Het betreft landboeknr. 1401 ter grootte van 1 lopense 44 roeden; Catharina van Neerven staat hier te boek als ‘de weduwe Hendrick van den Biggelaar’. Na een hele reconstructie (uitgevoerd m.m.v. Wim van de Vossenberg en Ben van den Berg) zijn we tot de conclusie gekomen dat het erf van De Pelikaan dan beslaat de latere kadastrale nummers L227, 228, 230, 231 en 234 plus de helft van de (Pelikaan)gang die helemaal doorloopt tot de Bonengang.
10. Simon van Wetten, Transcripties Schepenprotocollen van Gemert (R127 akte 51).
11. Jan Timmers e.a., Het Landboek 1717-1816, Gemertse Bronnen 3a (Gemert 2003); Als eigenaars van landboeknr. 1401 staan na ‘de weduwe van Hendrik van den Biggelaar’ vervolgens te boek ‘Hendrik van Gemert de Jonge’ en ‘Hendrik Joannes Corstens’.
12. Gemeentegids uit 1793, in Gemerts Heem 1993, p.90-95.
13. Regesten op het Notariaat Gemert. Notaris Jan Francis Aelders, dl.1 1812-1819, uit: Geneal. Werkgroep Land van Cuijk en Ravenstein, 2002, blz.5 (invnr. 2128 akte nr. 35).
14. Ad Otten, De Keizer en de trendgevoeligheid van een herbergnaam, GH1989, p.76-82.