GH-2005-02 Oudste Cijnsregister Kommanderij Gemert 1504-1572

OUDSTE CIJNSREGISTER KOMMANDERIJ GEMERT 1504-1572

Jan Timmers

In het archief van de Kommanderij Gemert van de Duitse Orde, zoals dat wordt bewaard in het rijksarchief in Den Bosch, komen een achttal registers voor waarin de inkomsten van de Kommanderij werden geregistreerd. Het gaat dan in het algemeen om verschillende soorten inkomsten. Veel inkomsten zijn afkomstig uit onroerend goed. De Duitse Orde bezat een aantal grote hoeven, die verpacht werden. Daarnaast werden vooral in de 15de eeuw een groot aantal goederen door de Duitse Orde in erfpacht uitgegeven. Formeel bleven de goederen in bezit van de Orde, maar ze werden erfelijk verpacht tegen een vaste jaarlijkse vergoeding. Omdat de pacht erfelijk was kon de pachter zich feitelijk als eigenaar beschouwen, als de vaste jaarlijkse erfpacht maar werd betaald.

De derde soort inkomsten uit onroerend goed waren de cijnsinkomsten. Cijnsen ontstaan als grondeigenaren (delen van) hun bezittingen in cijns uitgaven. De ontvanger van de grond mocht deze als zijn eigendom beschouwen, maar was wel verplicht jaarlijks een vaste vergoeding te betalen aan de oorspronkelijke eigenaar. Deze vergoeding wordt cijns genoemd. De meeste cijnsgoederen zijn ontstaan, omdat grondheren delen van hun grond ter ontginning in cijns uitgaven. Ook kleinere grondheren, zoals de Diederikken van Gemert gaven grond in cijns uit. Zelfs particuliere grondeigenaren, die de beschikking hadden over gemene gronden konden deze in cijns uitgeven. Zo had de eigenaar van de hoeve Kieboom, die aan het Binderseind lag, eigen cijnsinkomsten. Dit soort cijnsen wordt in het algemeen aangeduid als grondgewincijnsen.

In de Gemertse schepenprotocollen komen we vaak nog een ander soort cijns tegen, die eveneens te maken had met het bezit van onroerend goed. Grondeigenaren “verkochten” op basis van hun bezit een jaarlijks cijnsbedrag aan een geldschieter. De grondeigenaar ontving in ruil daarvoor een éénmalig geldbedrag, terwijl hij het recht had om de jaarlijkse cijns weer af te kopen of, zoals men dat in de middeleeuwen noemde, de cijns te “lossen”. Dit soort cijns wordt ook vaak “(grond)rente” genoemd. Feitelijk gaat het in dit soort gevallen om het opnemen van een hypotheek. Wij zouden heden ten dage zeggen dat iemand een hypotheekbedrag opneemt en in ruil daarvoor een rente moet gaan betalen, terwijl hij het hypotheekbedrag onder voorwaarden kan aflossen. In de middeleeuwen was de formulering net andersom: De “hypotheeknemer” verkocht een rente aan de geldverstrekker, maar hij kon de rente of de cijns ook (onder voorwaarden) lossen.

Over dit soort cijnsen of renten zullen we het in dit artikel verder niet hebben.

Cijnsregisters

De cijnsinkomsten uit grondgewincijnsen werden geregistreerd in een zogenaamd cijnsregister. Alle cijnsplichtige percelen waren daarin opgenomen en bij elk perceel werd de naam geschreven van de eigenaar van dat moment. Als de eigenaar veranderde, werd de nieuwe eigenaar boven de oude eigenaar geschreven, waardoor een reeks van opeenvolgende eigenaars ontstond. Tevens werd het cijnsbedrag vermeld, dat betaald moest worden. Tenslotte werd, meestal met een afzonderlijk merkteken per jaar, aangegeven of het cijnsbedrag voor dat jaar voldaan was.

Na verloop van tijd nam de reeks van eigenaren toe en de aantekeningen van de betaalde cijnsbedragen namen in het register ook steeds meer plaats in. Het cijnsregister raakte “vol”. Dan werd een nieuw cijnsregister aangelegd, waarbij de vroegere eigenaars van de cijnsplichtige percelen vaak niet meer werden overgeschreven. Het ‘vernieuwen’ van een cijnsregister gebeurde soms ook op het moment dat een andere persoon belast werd met het innen van de cijnsen. Als de cijnsadministratie goed in elkaar zat en alle registers bewaard zijn gebleven, dan kan in principe achterhaald worden wie achtereenvolgens eigenaren waren van de cijnsplichtige percelen.

De Kommanderij Gemert van de Duitse Orde hield op bovenstaande manier administratie van haar cijnsinkomsten. Het oudste register in het archief van de Kommanderij begint in 1693. Daarnaast bevinden zich in het Kommanderijarchief nog een zevental andere registers die allemaal betrekking hebben op de 18de eeuw. De registers in dit archief zijn overigens niet altijd even helder opgebouwd. In sommige registers staan zowel inkomsten uit cijnsen als inkomsten uit erfpachten aangegeven. De registers lijken ook niet echt op elkaar aan te sluiten en sommige overlappen elkaar in de tijd. Wat verder opvalt is dat er veel oude en originele stukken in het Duits Ordens archief voorkomen, maar dat het oudst aanwezige cijnsregister niet verder teruggaat dan 1693 1. Er zijn ongetwijfeld oudere registers geweest. Misschien zijn ze verloren gegaan, maar het is ook mogelijk dat ze in andere Duits Ordens archieven terecht zijn gekomen.

Zo blijkt er in het archief van de zogenaamde Commissie van Breda een register voor te komen met daarin alle inkomsten en uitgaven van de Kommanderij Gemert van de Duitse Orde.

De bron

Bij de opheffing van de Duitse Orde werd het onroerend goed van de Orde geconfisceerd door de staat. De goederen werden ondergebracht bij de zogenaamde Domeinen en het beheer ervan werd in handen gegeven van de Commissie van Breda. Om dat beheer op een goede manier vorm te geven waren de actuele documenten en registers vanuit de Kommanderij nodig. Omdat de laatste rentmeester van de Kommanderij Gemert, de heer Robijns, ook voor de Commissie van Breda het rentmeesterschap voerde over de eigendommen van de domeinen in Gemert is het tevens verklaarbaar waarom een aantal documenten en registers vanuit het Kommanderij archief terecht zijn gekomen in het archief van de Commissie van Breda. Eén van de registers in dat archief bevat een overzicht van inkomsten en uitgaven van de Kommanderij Gemert van de Duitse Orde. Het register is waarschijnlijk een kopie van een ander register. Immers het hele register is met één hand geschreven. Latere toevoegingen in een afwijkend handschrift, die in cijnsregisters juist heel gebruikelijk zijn, ontbreken in dit register. Gezien het handschrift lijkt de kopie in de 16de eeuw gemaakt. In het archief van de Kommanderij Gemert van de Duitse Orde is het originele register niet meer aanwezig. In de kopie zijn overigens meerdere afzonderlijke registers overgeschreven. Behalve een cijnsregister zijn er ook kopieën van een leenregister en overzichten van bezittingen, inkomsten en uitgaven van de Kommanderij Gemert opgenomen. 2

Het cijnsregister

Vanaf folio 86 is een cijnsregister overgeschreven, maar de oorspronkelijke nummering van de folios is tegelijkertijd overgenomen. De folios kennen dus een dubbele nummering. Het cijnsregister bestaat uit drie delen. Het meest omvangrijke deel betreft de zogenaamde St Lambrechtscijnsen, die betaald moesten worden op de zondag na St Lambertus. Daarna volgen 6 folios met de zogenaamde St Maartenscijnsen, die op St Maarten betaald moesten worden. Op de laatste folio staan nog zes cijnsposten buiten Gemert. Het betreft cijnsen uit Nistelrode en Heesch.

Volgens aantekeningen in het register zelf is het cijnsregister aangelegd in het jaar 1504 op St Lambertus. Het register is afgesloten op 7 juli 1572 door openbaar notaris Laurens van Eynthouts.

Een eerste vergelijking van de namen van de cijnsbetalers met de personen die genoemd worden in de protocollen van de Gemertse schepenbank doet vermoeden dat het cijnsregister niet tot 1572 echt in gebruik bleef. De inschrijvingen lijken zich te beperken tot de eerste helft van de 16de eeuw. Overigens wordt bij meerdere cijnsposten verwezen naar cijnsbetalers uit de periode vóór 1504. Bij het aanleggen van het register zijn kennelijk ook oudere eigenaren overgeschreven vanuit een nóg ouder cijnsregister.

De cijnsen

Opvallend is de driedeling in het cijnsregister. Het lijkt erop dat cijnsposten zijn opgenomen die een verschillende ontstaansgeschiedenis hebben. Die verschillende ontstaansgeschiedenis wordt gesuggereerd door de verschillende namen van de cijnsen. St Lambrechtscijnsen en St Maartenscijnsen. Die namen hangen samen met de datum waarop die cijnsen betaald moesten worden (de patroondagen van St Lambert en St Maarten), maar die betaaldagen komen ook niet uit de lucht vallen. In het algemeen wijst St Lambert op een ontstaansgeschiedenis vanuit het kapittel van St Lambert, verbonden aan het bisdom Luik, terwijl St Maarten in het algemeen wijst op een relatie met de kerk en het kapittel van St Maarten in Utrecht. Wat dat in ons geval zou kunnen beteken blijft vooralsnog onduidelijk.

Het is mogelijk dat De Kommanderij Gemert bestaande cijnsrechten in Gemert van andere eigenaren heeft opgekocht, maar wellicht heeft de Duitse Orde zelf een aantal stukken grond in cijns uitgegeven. De familie Van Gemert was tot 1366 mede-heer van Gemert. Ook de Van Gemerts hebben waarschijnlijk in het verleden grond in cijns uitgegeven. Bij de overdracht van de heerlijkheid in 1366 werd bepaald dat Diederik Van Gemert en zijn moeder de cijnsen die zij in bezit hadden, zouden behouden. In de vele archiefstukken over Gemert blijkt echter nergens meer iets van cijnsbedragen die aan de familie Van Gemert betaald zouden moeten worden. Het lijkt er op dat de Van Gemerts hun cijnsrechten alsnog aan de Kommanderij Gemert hebben overgedragen, zonder dat daarvan een archiefstuk bewaard gebleven is.

Wel is bekend dat de Kommanderij een cijnsboek kocht van heer Walraven van Erp, heer van Erp en Veghel. De verkoop vond plaats op 14 april 1574.3 In de bijbehorende verkoopakte wordt niet aangegeven om welke cijnsposten het gaat, maar het kan bijna niet anders of het gaat over de cijnsen die voorheen behoorden tot de cijnshof van de hoeve Kieboom. Walraven van Erp was op het moment van de verkoop eigenaar van de hoeve Kieboom in Gemert met alle rechten die daarbij hoorden. Dat daar ook een cijnsregister bij hoorde blijkt uit een aantal Gemertse schepenakten, waarin melding wordt gemaakt van cijnsen “in het boek van Walraven van Erp op de Kieboom”.4 Of deze in 1574 nieuw verworven cijnsen al opgenomen waren in het onderhavige cijnsregister lijkt niet erg waarschijnlijk. Het cijnsregister werd namelijk al afgesloten in 1572. Wel is het mogelijk dat een aantal cijnsen zijn opgenomen, die de Kommanderij al in 1389 kocht van Goossen Cnode.5 Deze Goossen Cnode was in zijn tijd eveneens eigenaar van het goed De Kieboom in Gemert en hij is één van de voorouders van Walraven van Erp. Oorspronkelijk hoorde het goed Kieboom tot de goederen van de familie Van Gemert. Aleid van Gemert huwde Willem van Goor en kreeg de Kieboom als huwelijksgift mee. Hun dochter Liesbet huwde met Goossen Cnode.

Uit het bovenstaande blijkt dat het moeilijk zal zijn om te achterhalen waar de cijnsen van de Kommanderij Gemert oorspronkelijk vandaan kwamen. Misschien gaat het om cijnsen die de Kommanderij zelf uitgaf, misschien gaat het om cijnsen die de Kommanderij van anderen heeft gekocht. De cijnsen uit Nistelrode en Heesch hangen waarschijnlijk samen met de koop van de tienden en het recht van de benoeming van de pastoors van Nistelrode en Haaren door de Duitse Orde op 8 januari 1426.6

De transcriptie

Het hele register is destijds in één keer in één handschrift opgeschreven, waardoor de interpunctie op veel plaatsen tamelijk onduidelijk is. De namen van opeenvolgende cijnsbetalers zullen oorspronkelijk boven elkaar geschreven zijn. Bij elke cijnspost is de eerstgenoemde cijnsbetaler dus juist de laatste in de tijd gezien. De indruk bestaat dat bij het overschrijven van het register in de 16de eeuw de oude regelovergangen niet gehandhaafd zijn gebleven en dat de namen van de afzonderlijke cijnsbetalers nu soms achter elkaar geschreven zijn in plaats van boven elkaar. Er is daarom voor gekozen om bij de transcriptie het cijnsregister letterlijk over te nemen. De regelovergangen in het geschreven register zijn bij de transcriptie gehandhaafd. In sommige gevallen zijn de gehanteerde afkortingen voor de duidelijkheid uitgeschreven.

Aan het eind van elke cijnspost staan de geldbedragen genoemd die betaald werden of moesten worden. Of het hier gaat om gelijktijdige betalingen of om verschillende betalingen achter elkaar is onduidelijk. Ook is niet aangegeven bij welk jaar bepaalde betalingen horen. In originele cijnsregisters gebeurde dat altijd wel. Bij de transcriptie is geprobeerd om de gehele tekst inclusief de cijnsbedragen zo veel mogelijk in de oorspronkelijke lay-out weer te geven. Om de tekst te kunnen controleren is van elke pagina een foto gemaakt. Het is de bedoeling om zowel de transcriptie als de foto’s op CDROM vast te leggen en uit te geven in de serie Gemertse Bronnen.

NOTEN:

1. HM Brokken en WM Lindemann, Inventaris van het archief van de Kommanderij van de Duitse Orde te Gemert, Rijksarchief in Noord-Brabant inventarisreeks nr 19.

2 Rijksarchief Noord Brabant, Archief Commissie van Breda invnr 430. Van het leenregister van de Kommanderij Gemert, zoals dat in ditzelfde register werd overgeschreven, is al eerder een transcriptie gemaakt, die verscheen in Gemertse Bronnen deel ….

3. Archief Kommanderij Gemert, invnr 611.

4. Gemert R 102 dd 22-5-1528, R103 dd 15-11-1536, R104 dd 1-2-1537

5. Archief Kommanderij Gemert, invnr 602c

6. Archief Kommanderij Gemert, invnr 871.