GH-2005-02 Kapittelstokjes

KAPITTELSTOKJES

OORDEEL OVER BURGEMEESTER RIETMAN EN ZIJN ASSESSOREN

In het archief van het Provinciaal Bestuur vond ik een brief die handelt over de opvolging van Hendrik Rietman, burgemeester van Gemert 1820-1847. De brief is van circa 1845 en is geschreven door Wesselman, kasteelheer van Helmond en tevens districtscommissaris van Helmond e.o. Hij stuurt de brief aan de Gouverneur des Konings van Noord Brabant te weten de van Gemert geboortige Anton Borret. Hierna volgt de complete tekst1:

“Gemert: de thans twee en zeventigjarige burgemeester Rietman heeft zich nooit door bijzondere geschiktheid onderscheiden en zijne klimmende jaren dragen het hunne bij om die geschiktheid te verminderen. Zwakheid is de hoofdtrek in zijn karakter, niet genoegzaam doordrongen van het gewigt zijner ambtsbetrekkingen is hij te toegevend en laat zich overbluffen, voor het overige is hij een goed braaf man, die zijne functien met ijver naar zijn beste kennis en wetenschap waarneemt. De assessoren Mathijs van den Biggelaar en Simon van den Einde zijn mij voorgekomen weinig geschiktheid te hebben om als burgemeester op te treden althans hiertoe veel minder dan twee andere raadsleden namelijk Johannes Oppers en Hendrik van der Willigen, de eerste is tevens plaatselijke ontvanger, van welke betrekking hij, tot burgemeester benoemd wordende, zoude moeten afzien.”

Wanneer Hendrik Rietman in het voorjaar van 1847 overlijdt heeft hij volgens zijn overlijdensakte inmiddels de 75-jarige leeftijd bereikt. Hij is tot zijn overlijden als burgemeester in functie gebleven. De laatste raadsnotulen door Rietman ondertekend dateren van 8 oktober 1846.

Assessor (=wethouder) Van den Biggelaar treedt daarna op als ‘fungeerend burgemeester’ tot op 12 mei 1847 als nieuwe burgemeester Johannes Haest wordt geïnstalleerd.2 De door Wesselman genoemde assessoren alsook de door hem in zijn schrijven genoemde raadsleden, die eventueel geschikt zouden zijn geweest als burgemeester, blijken binnen een jaar na het aantreden van de nieuwe burgemeester uit de gemeenteraad van Gemert te zijn verdwenen.

Zjon van de Laar

BRONNEN:

1. Brabants Historisch Informatie Centrum – Provinciaal Bestuur (toegangsnr.17-plaatsingsnummer 4759).

2. Simon van Wetten, De Gemertse burgemeesters, in: Gemerts Heem 1996 nr.4, p.18-38.

 

WOR ‘T KESTAËL MÁR DEEGER STÍ?

Het was op een middag in juni jongstleden. Op de kasteelbrug. Piet Delisse slingerde de discussie aan, dat die aanhef van het tweede couplet van ons Gemerts volkslied toch eigenlijk niet klopte. ‘Deeger’ betekent immers ‘steeds opnieuw’ en ons kasteel staat er toch ‘eindeloos en ononderbroken’. Na wat heen en weer gepraat waren we het er allemaal over eens. Pastoor Poell moet hebben gezondigd tegen het goed Gemerts taalgebruik. Mij werd (nog steeds op de kasteelbrug) te verstaan gegeven dat ik Wim Vos toch maar eens moest zien te bewegen om een correctie in ‘ons’ volkslied aan te brengen. Wim, daarnaar gevraagd, gaf ons helemaal gelijk. Poell had het inderdaad fout. Maar corrigeren, dat is toch niet zo eenvoudig, vond Wim. Hij verwees daarbij naar een door hem geschreven artikel onder de kop “Aantekeningen bij de tekst van het Gemerts Volkslied” in Gemerts Heem 2003 (nr.4 blz. 24-27). Daar had hij het onjuiste gebruik van ‘deeger’ ook al geconstateerd maar kwam daar na enige overwegingen tot de volgende slotsom waar hij nog steeds achter staat: “‘Deeger’ is in dit lied dermate ingeburgerd en het is zo’n typisch dialectwoord, dat we het niet meer kunnen vervangen door een ander tweelettergrepig woord zoals ‘aaltejd’. Laten we het maar als een dichterlijke vrijheid beschouwen van de pastoor.”

Poell schreef de tekst van “Van wor ik bén” in 1923. Hij was toen pas acht jaar Gemertenaar. De taalfout in het Gemerts is hem vergeven. ‘Van wor ik bén’ is nog steeds een tophit! Tegelijk willen we hierbij Johan van de Laar feliciteren met de uitgave van de luxe en ronduit prachtige ‘verbeelding’ van het Gemerts Volkslied onlangs.

Redactie (AO)