GH-2005-02 Inhuldiging of inauguratie

INHULDIGING OF INAUGURATIE

Simon van Wetten

Daar zaten de schout en schepenen, de borgemeesters, ach, eigenlijk het gehele corpus van Gemert toch wel even met de handen in het haar, zo aan het begin van het jaar 1715. Nog een week te gaan en dan zou de nieuwe landcommandeur, Zijne Hoogh Graeffelijcke Excellentie en Gestrenge Heer Damian Hugo, graaf van Schönborn, in Gemert arriveren om aldaar naar oud gebruik en naar de regie van een strikt protocol, te worden ingehuldigd. De vraag was nu: hoe zit dat protocol ook alweer in elkaar? Hoe moeten we die hoge heer naar zijn staat ontvangen? Gaan we niet blunder op blunder stapelen? Ja, de Commanderije Gemert was ronduit zenuwachtig.

Uiteindelijk bracht de pastoor uitkomst. Hij diepte uit het parochiearchief een schrijven op van één van zijn voorgangers, de eerwaarde heer Joannes Santfoort. Deze greep in 1650 op zijn beurt terug op een tekst uit een alden boeck van pastoor Albert Strijbos, die daarin precies uit de doeken deed hoe in mei 1628 de heer Graaf van Geleen als landcommandeur was ingehuldigd.

U moet natuurlijk eerst aan de lijst met genodigden denken. Het is de bedoeling dat de huldinge geschiedt in het bijzijn van verscheidene commandeurs en priesters, en ook wereldlijke heren der naburige dorpen, en naburige priesters, pastoors en landdekenen.¹

De schout dient als de hoogtijdag daar is, vergezeld door enige mensen, op tijd uit te rijden, want er wordt van hem verwacht dat hij ongeveer twee uur buiten Gemert de nieuwe heer verwelkomt. Dan rijdt hij samen met de landcommandeur en diens gevolg naar de palen van de heerlijkheid, en daar, aan die buitengrens van Gemert, staan de schutteren oft gilden met vanen en trommels en op het best gekleed en gewapend klaar om de heer welkom te heten, samen met de magistraat en de borgemeesters. Stop uw vingers in uw oren want er wordt nu een salvo afgevuurd!

Wanneer de stilte weer over het landschap valt, trekt de gehele stoet op naar het dorp en dan gaat het door de straat naar het kasteel. Daar moeten de gildebroeders nogmaals een salvo afschieten.

De volgende dag is er een processie. De pastoor en de studenten en de gehele clerequije zullen met de kostelijkste kerkelijke ornamenten – tussen diaken en subdiaken, maar dat had u al begrepen – voort gaan met enige troskens of kleine dochterkens, met de wijwaterketel, tot op de dreven van het kasteel, waarvandaan de heer met zijn suite, zijn gevolg afkomende “geaspergeert” (met wijwater besprenkeld) wordt door de pastoor, die in het omkeren naar de kerk begint te zingen: “Veni Creator Spiritus”. En er wordt voort gezongen, met de schalmeien of anderszins gespeeld tot den roestel van de kerk.²

Op de Markt sluiten de magistraat en de schutterijen zich achter de stoet aan, en bij het kerkhof gekomen, nodigt de pastoor de heer landcommandeur in het Clockhuijs. De klok van dit gebouwtje wordt van de heere getrocken en dat geluid wordt dan overgenomen door de kerkklokken en als de heer onder het luiden weer naar buiten komt, wordt er ook nog een salvo door de schutterijen afgeschoten.³

Aldus in de kerk gaande wordt het “Te Deum Laudamus” gezongen en op het orgel gespeeld (dat was er dus al in 1628), waarna “solemniter” (naar gewoonte en gebruik) wordt gezongen de mis de Sancto Spiritu. Als die eindigt, wordt de nieuwe heer door de pastoor, diaken en subdiaken uit de kerk tot aan de roestel begeleid, en daar wordt hij ontvangen door de magistraat en de schutterijen en alle naburen (inwoners), en naar de Merckt gebracht onder een paviljoen, speciaal daarvoor gemaakt, alwaar de Hullinge naar gewoonte geschiedt, en waar dikwijls een salvo zal worden geschoten.

Tot slot wordt de heer weer naar het kasteel begeleid en daar met een notabele vereeringe vereerd.

Kijk, de handen konden uit het haar. Er lag zomaar ineens een compleet draaiboek klaar. En daar was de prettige zekerheid dat alles zou geschieden precies zoals het hoorde. Het corpus van Gemert kon beginnen met de voorbereidingen.

Maar wat een feest, zo’n inhuldiging of inauguratie, vindt u ook niet? Dat moet toch wat geweest zijn voor de Gemertenaren anno 1628 en anno 1715. Die hebben hun ogen uitgekeken. En dan de gildebroeders. Die mochten er stevig op losschieten.4 Heerlijk! Hoewel, dat geschiet vraagt natuurlijk om ongelukken:

Adriaen Andriessen, inwoner alhier, geeft zeer demoedelijk te kennen aan Zijne Excellentie Damian Hugo dat hij zijn getrouwe ijver heeft willen betonen in het excerceren en marcheren voor het gilde St. Joris ten dage van de receptie van de landcommandeur, maar dat hij het ongeluk heeft gehad dat de prop van zijn roer is gevlogen op het kind van Adriaentje Francissen, zijnde melaats. Juist door dat gebrek heeft de prop zoveel schade aangericht, dat het kind is gestorven. Het was een ongeluk, ook de moeder heeft dat ingezien en het aan Adriaen vergeven.5

Naast de plechtigheden in en om het paviljoen op de Merckt, waar de ondersaten van Gemert hun nieuwe heer plechtig trouw hebben gezworen, en de gebruikelijke tegenbelofte van de landcommandeur dat hij zijn onderdanen in hun oude rechten zal laten, was er nog een opmerkelijk nieuwtje. Heer Damian Hugo had zich blijkbaar geërgerd aan het feit dat veel leden van de Duitse Orde wel erg makkelijk dachten over het lenen van geld en vooral over de termijn waarin dat geld weer terugbetaald zou moeten worden:

De vele schulden die enige commandeurs, ridders en priesters onder de Duitse Orde bij allerhande personen hebben gemaakt, worden pas lang, soms erg lang daarna afgelost. Sommigen wachten zelfs tot na hun dood met aflossing.Om nu confusiën

te voorkomen, moeten alle schulden binnen een jaar worden terugbetaald, en bij weigering zullen de benadeelden binnen zes wegen bij ons een klacht moeten indienen.

En zo zien we, Damian Hugo trok niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk aan de bel. En dat weten wij, ondersaten van drie eeuwen na dato, heus wel te waarderen.

NOTEN:

1. RAG 127, akte 444.

2. Het roestel is het rooster dat bij de kerk onder de toegangspoort lag en diende om honden en loslopend vee te beletten naar het kerkhof en de kerk te gaan. Een wildrooster dus. (Naar Ad Otten).

3. Het Clockhuijs stond op de plek waar tegenwoordig het grasveldje voor de kerk ligt.

4. De Polenreizigers die in mei 2004 de schutterij in het kasteel van Gniew hebben meegemaakt, weten precies wat zo’n salvo kan betekenen voor trommelvlies en algeheel welbevinden. Is het geen idee om het inhuldigingsritueel in Gemert nieuw leven in te blazen? Een toeristische trekpleister van jewelste!

5. RAG 127, akte 447 (jan. 1715).