GH-2005-01 Geschiedenis van herberg en logement “De Keizer”

GESCHIEDENIS VAN HERBERG EN LOGEMENT “DE KEIZER”

Ad Otten

Het is altijd weer een avontuur om de geschiedenis van een pand uit te zoeken. Hotel de Keizer aan het Ridderplein is vanouds een aansprekend pand in het Gemertse. Maar hoe oud precies? En waar komt de naam vandaan? Jaren geleden werd in Gemerts Heem al eens gewag gemaakt van een herberg De Keizer die van de zestiende tot de achttiende eeuw gevestigd was op de plaats van thans Drogisterij Het Hert in de huidige Nieuwstraat. Deze herberg moet daar zijn gesticht en uitgebaat door een zekere Jan Driessen Keysers de Raymaecker. Deze ‘Keyser’ was getrouwd met een dochter van de rentmeester van de Commanderij. Van hun zoon Laurens de Keiser weten we dat hij rond 1620 de eerste president werd van het aan de Universiteit van Leuven verbonden Duitsordens College aldaar.1 Deze herberg De Keizer is onder die naam in bedrijf gebleven tot ver in de achttiende eeuw. Bij de grote dorpsbrand in Gemert op 28 juni 1785 wordt het pand een prooi van de vlammen. Het is dan eigendom van de internationaal opererende wijnkoopman en oud-president-schepen Sieur Anton van den Dungen. Nog in hetzelfde jaar wordt met de wederopbouw begonnen.2 Het bestek is bewaard gebleven. Het wordt een ‘deftige huizinge’ waarvan de wijnkelder wordt uitgediept, inpandig komt er een ‘winkel’ en een ‘comptoir’ (=kantoor) maar onder de naam ´De Keizer´ wordt het pand nooit meer genoemd. De Franse revolutie is aanstaande en een herbergnaam als ‘de Keizer’ raakt in de tijd van de patriotten helemaal uit de gratie. Bijna een halve eeuw duurt het alvorens zo’n naam weer kan.3

Dan verschijnt er in Gemert een nieuwe ‘Keizer’ op een andere maar zeker niet minder prominente plaats. Het is De Keizer aan de Markt en nergens is van enig verband gebleken met de vorige herberg. Wel zal die naam bij de oudere Gemertenaren nog vertrouwd in de oren hebben geklonken. Hierna volgen de wetenswaardigheden van de ‘nieuwe’ Keizer en we nemen daarvoor een lange aanloop omdat er in de zestiende eeuw op de ons nu vertrouwde locatie van De Keizer toen al volop getapt en gekookt werd voor klandizie van heinde en ver.

1556-1792 Van Peter de Kok tot Jan Georg Geizer

Gemert was tot de Franse Tijd een soeverein vrijstaatje van de tijdens de kruistochten gestichte Duitse Ridderorde. Kort na 1391 begon die ridderorde aan de bouw van het dubbelomgrachte kasteel in het dan nog vrij lege centrum van hun Vrije Heerlijkheid. Tegenover het kasteel groeide de ruime bocht in de straat uit, tot ‘Plaatse’, later het ‘Merktveld’, nu het Ridderplein. Eind 16de eeuw brachten de drukbeklante herbergen daar ter plaatse de stalmeester van het kasteel op het idee om buiten de grachten voor zichzelf te beginnen met een eigen (paarden)stalhouderij. Zeg maar een parkeergarage-van-toen met als extra faciliteit ‘rent-a-horse’.4

Op de Plaatse, tegenover de hameipoort van het kasteel, was altijd wat te doen. De dingbank van Gemert hield er openbare rechtszittingen. Van tijd tot tijd waren er publieke terechtstellingen en ook stond er ‘een kaak’ opgesteld. Toen er vervolgens ook week- en jaarmarkten werden gehouden veranderde de naam van Plaatse in Merkt.

Aan deze ‘Merkt’ stonden op de plaats van de Rabobank en de plaats van het gemeentehuis respectievelijk de herbergen ‘De Wildeman’ en ‘Sint Joris’. Beide uitspanningen brouwden hun eigen bier en hadden ook hun eigen hopveld. Tussen die beide herbergen, op de locatie van de huidige Keizer, was tot 1556 de kremerij (=winkel) van Jan Goerts de Cremer gevestigd. In genoemd jaar werd zekere Peter Zaenen de nieuwe eigenaar van deze kremerij die hij verbouwde tot een brasserie.5 Deze nieuwe onderneming verwierf in heel korte tijd de naam van ‘De Kock’. Een naam die duidelijk maakte dat daar ter plaatse dé keukenmeester van de Vrijheid Gemert verbleef. Annex de brasserie opende Peter de Kock een aantal jaren later ook nog een eigen brouwhuis. Dat was al het derde aan de Merkt in Gemert. Maar het was vooral De Kock die naam maakte tot ver buiten Gemerts grenzen. Een zoon en later een kleinzoon Kocx gingen studeren aan de universiteit van Leuven en zij waren het die in de roerige periode van de Tachtigjarige Oorlog respectievelijk als attaché en advocaat van de Duitse Orde naar ‘s-Gravenhage en Brussel werden gestuurd om de ‘status aparte’ van Gemert te verdedigen. En…. dat deden ze met succes.6

Vanaf de zeventiende eeuw wordt het ouderlijk huis van de Kocksen bewoond door verschillende hoog in aanzien staande burgers. Onder hen tellen we chirurgijns, magisters, procureurs en juristen.7 Sommigen hielden tegelijk herberg maar definitief werd deze locatie als zodanig pas weer uitgebaat na de tijd van de patriotten en de intocht van het Franse leger. Een kleurrijke oud-militair ‘uit den vreemde’ vestigt dan de onuitwisbare naam van De Keizer in Gemert. Hij droeg ook een naam die zich daarvoor bij uitstek leende: Jan Georg Geizer.

1792-1831 Geizer stichtte De Keizer

Op 29 mei 1792 trouwde te Gemert de als ‘miles Austriacus’ geregistreerde ‘Georg Gaijser’ met de Gemertse Helena de Goeij. Hoe deze ‘Oostenrijkse militair’ hier verzeilde is een open vraag gebleven. Vóór de tijd van Napoleon bestaat er nog geen militaire dienstplicht en ‘dienden’ in het leger nog uitsluitend huursoldaten. In onze contreien waren dat opvallend veel Oostenrijkers.8 Het gegeven dat het nabije België als ‘Oostenrijkse Nederlanden’ toen nog viel onder het Oostenrijkse keizerrijk, zal daar niet vreemd aan zijn geweest. Met die Belgisch-Oostenrijkse Nederlanden liep het trouwens ten tijde van de trouwerij van ‘Gaijser’ op een eind. In de eerste maanden van 1793 lopen de Franse legers België al onder de voet. Op 1 maart 1793 stonden de Fransen opeens ook in Gemert. En het moet rond die tijd zijn geweest dat ‘onze’ Jan Georg Geizer, want zo heet hij voortaan in de archiefstukken van Gemert, zijn militaire uniform aan de wilgen hangt. Kort na de Franse inval wordt in Gemert zijn eerste zoon geboren. De jonge vader blijkt zich hier dan inmiddels ‘voor vast’ te hebben gevestigd als bakker. In de daaropvolgende jaren ontpopt hij zich tot een bijzonder veelzijdig horeca-ondernemer. In 1799 staat hij te boek als bakker en herbergier aan het Gemertse Schild (=Stereind).9 In 1807 verhuist hij met zijn gezin naar de Markt. Behalve als bakker-herbergier heeft hij dan ook vergunning als slijter en logementhouder. Het pand ‘de Geizer’ huurt hij van de brouwer-herbergier van de belendende ‘Ridder Sint Joris’ en de tijd is dan al niet ver meer weg of hij is de grootste bierafnemer van zijn buurman.10 Zijn établissement wordt in elk geval hét trefpunt van de regio. Gemert is dan de hoofdplaats van het Kanton Gemert. De lotingen voor de militie, de verpachtingen van de tienden, veel openbare verkopingen, alsook de zittingen van de juge-de-paix oftewel de vrederechter (nu zeggen we kantonrechter), kiezen allen domicilie in zijn herberg.

Bij de voormalige ‘miles Austriacus’ is het altijd druk. In de volksmond heeft men het al over ‘De Keizer’. Maar Jan Georg vindt die naam voor zijn zaak (nog) ongeschikt. Het is allemaal te politiek gevoelig. Veel boeren, burgers en buitenlui hechten nog aan de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap. En ook enige personificatie met Keizer Napoleon zal Geizer hebben willen voorkomen. In de proces-verbalen van het Vredegerecht blijft de griffier daarom ook steevast notuleren van de ’ten huize van Jan Georg Geizer’ gehouden rechtszittingen.

Echter op 30 december 1831, ruim 16 jaar na Napoleons Waterloo, is er opeens sprake van ‘het Logement Den Keizer te Gemert’. De naamswijziging valt exact samen met de inkwartiering van ruim 600 Groningse schutters die hier worden gemobiliseerd vanwege de Belgische Opstand. Den Haag vreest bovendien dat Noord-Brabant en Limburg de kant van de opstandige Belgen kiezen. Vandaar die schuttersmacht in Gemert. ‘De Geizer’ ziet de schutters als potentiële klanten en hij oordeelt nu meteen de tijd gekomen voor de pro-monarchistische naam van ‘De Keizer’.

Vijf jaar later, in 1836, overlijdt de stichter van De Keizer. In de overlijdensakte zien we dat hij dan 74 jaar oud is en dat hij geboortig is van de Zwabische plaats Pepelingen. Na het overlijden van de weduwe Helena Geizer-de Goeij op 4 april 1839 treden de ‘Erven Geizer’ in de voetsporen van hun ouders. Het zijn Johannes en zijn zus Joanna Catharina Geizer.

Kastelein en kunstschilder Van de Mortel

In 1844 verschijnt er nog een derde gezicht achter de tap van De Keizer. Het is de van Horst geboortige kunstschilder Michiel van de Mortel,11 die op 3 februari van dat jaar te Gemert in het huwelijk is getreden met Joanna Catharina Geizer. Kort daarna is er in een advertentie sprake van ‘Den Keizer van den Mortel’ maar doorgaans blijft het toch gewoon bij ‘De Keizer van de Erven Geizer’.12

Van Michiel van de Mortel als ‘schilder’ weten we dat hij in Gemert patentbelasting betaalde voor de uitoefening van het beroep ‘verver en glazenmaker’ en in het zogenaamde ‘Leggerboek van het gilde van St.Antonius en St.Sebastiaan’ zien we vervolgens dat hij in opdracht van het gilde ook schilderstukken maakte voor de vlaggen en vanen van het gilde.13 In het boek “Dor hedde de skut” zien we uit diezelfde bron de vermelding van een uitgaaf uit 1869 van het ‘gruun’ gilde aan M.v.d. Mortel voor respectievelijk ‘verschot in de rouwvaan’ ad Fl 14,40 en ‘voor het schilderstuk’ ad Fl 15,-.14 En dat is allemaal toch wel intrigerende informatie want als schilder kon onze kunstenaar-kastelein er wat van. Dat althans mogen we aannemen alleen al uit het gegeven dat hij door Pieter A. Scheen in 1970 werd opgenomen in diens bekende Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars. In het Lexicon lezen we dat hij was opgeleid op de kunstacademie te Antwerpen en dat hij portretten en afbeeldingen van heiligen schilderde. Toen ondergetekende dit ‘nieuwtje’ berichtte aan Peter Lathouwers, lid van het ‘gruun’ gilde dat bij De Keizer thuis is, kwam Peter nog dezelfde dag op de proppen met drie foto’s van rouwvanen van het gilde waarin oude geschilderde medaillons zijn opgenomen. Eén met een brevierende en één met een biddende Antonius, en de derde betreft een schildering van een met een pijl doorboorde en aan een boom gebonden Sint Sebastiaan. Het lijkt me de moeite waard om eens te onderzoeken of deze schilderingen inderdaad dateren uit de tijd van ‘onze’ kunstenaar-kastelein Van de Mortel.

In 1850 betalen de ‘Erven J.G. Geizer’ nog steeds de (patent)belasting voor de uitoefening van de beroepen van bakker, tapper, slijter in sterke drank, en logementhouder voor 3 kamers. De vrijgezel gebleven Johannes Geizer overlijdt in 1863. En kijken we dan opnieuw in het Register van de Patentbelasting van de jaren 1865/66 dan constateren we dat de Erven JG Geizer nog steeds voor dezelfde beroepen belasting betalen maar dat hun logement nu is uitgebreid van 3 naar 7 kamers. De Keizer heeft dan ook een aantal vaste pensiongasten. Zo is er N. van Hout, ondernemer in karrevrachten, ingeschreven, en verder ene Oscar Ritkert afkomstig uit Osnabrück met als beroep boekhouder/zaakwaarnemer.

Kort na elkaar, in respectievelijk 1874 en 1876, overlijden Joanna Catharina Geizer en Michiel van de Mortel waarmee er een einde komt aan het tijdperk Geizer in De Keizer.

De dames van de Westelaken

In 1877 vestigen zich in Gemert Frans van de Westelaken en zijn vrouw Anna Maria Smits met hun tien kinderen. Ze nemen De Keizer over. Frans werd geboren als molenaarszoon in Sint Michielsgestel en een tijdlang was hij daar ook zelfstandig als mulder werkzaam. Vanaf 1863 echter blijkt hij daar al de kost te verdienen als ‘slijter in sterke drank’, als ‘winkelier in 1e en 2e soort van waren’, als ‘rogge- en wittebroodbakker’ en ook nog als ‘rijtuigverhuurder met paard’.13

Lang is Frans van de Westelaken geen herbergier geweest van De Keizer. Want nauwelijks een jaar in Gemert komt hij hier op 26 september 1878 al te overlijden. Zijn weduwe zet dan met de hulp van haar dochters Hotel ‘De Keizer’ voort.

In 1883, met de in-bedrijfstelling van de stoomtram ‘s-Hertogenbosch-Veghel-Gemert-Helmond, ook wel bekend als ‘De Goede Moordenaar’, werd De Keizer het meest centraal gelegen Tramstation van Gemert. En wat ’n goede naam de ‘Dames van de Westelaken’ van De Keizer hadden na zo’n 25-jarig daar de scepter te hebben gezwaaid moge blijken uit een krantenartikel in “De Zuid-Willemsvaart” van 17 augustus 1901. Aangekondigd wordt dat bij de ‘dames’ op de eerstvolgende zondag een groot feest zal worden ‘aangericht’ omdat ze zich per 1 october in een stiller leven zullen terugtrekken. De verschillende gezelschappen die in De Keizer thuis zijn bieden een groot afscheidsfeest aan dat zal worden opgeluisterd door de fanfare Cecilia en de harmonie Entre-Nous. Verder zullen de Wielerclub, de Societeit, de Doele, en de Severusvereniging ook een bijdrage leveren aan het feest. Iedereen wordt uitgenodigd en De Keizer zal die avond baden in het licht want een schitterend vuurwerk zal de feestdag besluiten. En dat alles vanwege ‘de minzaamheid en de vriendelijkheid, waarmee de geachte dames steeds hun publiek behandelden’.

Van Van de Ven tot Kruijssen 1901-2004

In de loop van de twintigste eeuw krijgt Hotel De Keizer met nog eens vijf exploitanten die de eeuw vol maken. Op een rij waren dat Henricus van de Ven, Harrie Trimbos, Frans Tervooren, Paul Sleegers en tenslotte Ad Kruijssen. De Keizer bleef aldoor De Keizer maar er waren in de loop der jaren toch nogal wat veranderingen. Van de Ven begon al meteen met de aanbouw van een riante veranda en een buitenterras die het Tramstation aan het marktplein van Gemert een pittoresk en toeristiek aanzien gaf. In 1925 werd door Trimbos een concertzaal aangebouwd. De Keizer was meteen ‘in’ voor muziek- en dansavonden. En vanaf 1927 zien we de bij alle oudere Gemertenaren nog welbekende Frans Tervooren achter de tap.

In de directe omgeving van De Keizer vinden er dan nogal wat veranderingen plaats. In 1931 werd de buitengracht van het kasteel verlegd waardoor Gemert een immens nieuw Marktveld kreeg dat toen met Borretplein ook meteen een eigen naam werd gegeven. Tot dan toe maakte ’t Mertvelt deel uit van de Kerkstraat. De naam Borretplein zou het echter amper twintig jaar volhouden. Want in 1953 werd die naam op haar beurt alweer ingeruild tegen Ridderplein. Tussen al die bedrijven door verdween in 1935 de tram uit het straatbeeld en kwamen voortaan de Vitesse en de BBA. In plaats van Tramstation is De Keizer dan Busstation.

In het begin van de jaren vijftig wordt het Ridderplein verhard en ondergaat ook Hotel De Keizer een aantal vrij ingrijpende verbouwingen. In 1950 wordt de ‘garage’ op de hoek van de Kapelaanstraat bij De Keizer getrokken en in de loop van de jaren vijftig neemt Paul Sleegers, schoonzoon van hotelier Tervooren De Keizer over. De keuken en het restaurantgedeelte worden flink uitgebreid en er komt ook een verhoogd terras. Na Paul Sleegers wordt Ad Kruijssen de nieuwe exploitant en die zal hier maar liefst zo’n 40 jaar aanblijven.

De Keizer ‘for ever’

Ten slotte werd in 2003 begonnen aan de meest grootscheepse renovatie uit de geschiedenis van De Keizer. Er kwam een schutting om de bouwplaats maar verhullen kon die niet dat er opeens zeventiende eeuwse dakgebinten uit de puincontainers staken. Kennelijk had niemand erop gewezen dat dat in een historische plaats als Gemert toch wel de moeite waard zou zijn geweest om die in de vernieuwbouw te integreren. Gemert hield even de adem in. Maar… toen rond de jaarwisseling 2003/2004 de schuttingen om de bouwplaats werden verwijderd haalde iedereen weer opgelucht adem. De Keizer was nog steeds De Keizer!

Exploitanten De Keizer 1807-2005

1807-1836 Jan Georg Geizer en Helena de Goeij

1836-1839 Helena Geizer-de Goeij

1839-1876 Erven Geizer; Johannes (+1863) en Michiel en Joanna Catharina v.d. Mortel-Geizer

1877-1878 Frans van de Westelaken

1878-1901 Dames Van de Westelaken

1901-1923 Henricus van de Ven

1923-1927 Henri Trimbos

1927-1954 Frans Tervooren

1955-1962 Paul Sleegers

1962-2003 Ad Kruijssen

2004-heden Bart Bressers

NOTEN:

1. Ad Otten, Laurens de Keizer en het College van de Duitse Orde te Leuven, Gemerts Heem 1986, blz.37-46; Zie ook: Ad Otten, Reconstructie hoek Nieuwstraat-Ruijschenberghstraat rond 1700, Gemerts Heem 1976, nr.63, blz.3-10.

2. Ad Otten, Elke seconde telt… 400 jaar Gemertse brandweer, Gemert 1999, p. 16 e.v.; Gemeentearchief Gemert-Bakel; archief van de gemeente Gemert 1407-1794, invnr.951

3. Ad Otten, De Keizer en de trendgevoeligheid van een herbergnaam, in: GH 1989, p.76-82.

4. Vgl. Ad Otten, Alles te koop. Geschiedenis van de Middenstand te Gemert, 1992; Hfdst.1 “Van Vrijplaats tot Marktplaats”.

5. BHIC Den Bosch – Gemert R106 f.171v dd 14-3-1556; R 106 f.191 dd 15-10-1556.

6. We doelen hierbij op Laurens Peters Cocx een man met veel relaties ook in Haarlem (Gemert R112 f.37v dd 18.6.1601) en mr. Hubert Laurens Cocx (hij overlijdt in Brussel in 1658 waar hij verblijft als advokaat inzake de kwestie Gemert).

7. Als 17de en 18de eeuwse bewoners kunnen o.m. genoemd worden mr. Jan Moxis chirurgijn, mr. Jan vander Lee (procureur en secretaris), en mr. Adam van Alphen (gemeentesecretaris).

8. Onder ‘Oostenrijkers’ vallen in die tijd ook Slowenen, Kroaten en Zwaben. Jan Georg Geizer is geboortig uit die laatste landstreek en wel uit Peipingen.

9. Heemkamer-Gemertse Bronnen: Wim van de Vossenberg, Volkstelling Gemert 1799 (In het jaar 7 (=1799) exploiteren Jan Georg Geiser (40 jr) en Helena de Goeij (35 jr) een herberg aan het Schild. Zij hebben (dan) 2 kinderen beneden 12 jaar.)

10. Blijkens de patentregisters heeft Jan Georg Geizer dan een tap- en bakvergunning en betaalt ook gemeentelijke belasting als logementhouder voor 3 kamers.

11. Michiel Nicolaas Hubertus van de Mortel (Horst 30.10.1815 – Gemert 19.4.1876

12. ‘Provinciaal Dagblad van Noord-Brabant en ‘sHertogenbossche Stadscourant’ meldt april 1845 in een advertentie een openbare verkoping te Gemert “in Den Keizer bij Van den Mortel”. Een jaar later, in een advertentie vh Departement van Financien in dezelfde courant (no.51 1846) ter zake van de verpachting van de tienden van Gemert en Bakel op 1-7-1846 heet het echter alweer ‘Het Logement De Keizer bij Geizer’.

13. Heemkamer Gemert – Varia 10 (zie: aantekeningen en uittreksels uit het Leggerboek)

14. Peter van den Elsen en Peter Lathouwers, Dor hedde de skut. De geschiedenis van de Gemertse gilden, 1982, blz.136.

15. Gens Nostra 60(2005) blz.20: Het portret van … (het echtpaar Van de Westelaken-Smits)

16. Heropening Hotel De Keizer, in: Gemertse Courant 22 februari 1957.