GH-2004-04 Twee verschillende “Millen” bij Milschot en Milheeze

 

Jan Timmers

De herkomst en betekenis van plaatsnamen blijft een interessant onderwerp. Bijna elke dorpsgeschiedenis begint met de naam van het dorp en de betekenis van die plaatsnaam. In oude publicaties werd daarover veel gefantaseerd. Als de naam of soms alleen de klank ervan overeenkomst vertoonde met bestaande woorden, dan was de naamsverklaring al snel gegeven. Inmiddels is bekend dat die naamsverklaringen niet altijd even correct zijn. Het beste uitgangspunt bij de verklaring van namen is om allereerst na te gaan hoe de plaatsnaam in het verleden werd uitgesproken en werd geschreven. Die oude vorm levert vaak betere verklaringen op. Een voorbeeld betreft de namen Milschot en Milheeze. Op het eerste gezicht zou je geneigd zijn om ervan uit te gaan dat het onderdeel “mil-“, het eerste deel van deze twee namen, in beide gevallen hetzelfde is en daarom ook dezelfde betekenis zal hebben. Wanneer we de oude vermeldingen van deze namen bekijken, blijkt dat niet het geval te zijn.

Milschot

We bekijken allereerst de oude vermeldingen van Milschot. Ze zijn in onderstaande tabel bij elkaar gezet. Alleen de vermeldingen van vóór 1400 zijn opgenomen.1

Vermelding jaar

Middelscoet 1379, 1386, 1395

Middelschot 1383

Middelscote 1385, 1389

Middelscot 1394

Het is opvallend dat in de oudste vermeldingen het eerste deel van de naam steeds op dezelfde manier wordt geschreven, namelijk als “middel”. Dat betekent dat er weinig discussie mogelijk is over de betekenis ervan. De betekenis van “middel” is in de loop der eeuwen niet gewijzigd. Milschot is een “schot” dat in het midden ligt of ergens middenin ligt. Het begrip “schot” komt in veel plaatsnamen voor en heeft een lange geschiedenis. In de oudste Brabantse oorkonden worden de oudste vermeldingen van schot-toponiemen geschreven als “scaut”. Een schot (of soms schoot) is een relatief hoger gelegen terrein dat als een schiereiland uitsteekt in lagere terreinen zoals beekdalen.2 De spelling is in de loop van de tijd veranderd en bovendien bestond er vroeger geen vaste of voorgeschreven spelling of schrijfwijze. De schrijver van de oude archiefstukken baseerde zich bij het schrijven op de naam zoals die werd uitgesproken. Hij schreef een naam daarom zoals hij dacht dat die het meest overeenkwam met de juiste klanken en de juiste uitspraak. Het is dan ook niet zo verbazend dat namen steeds weer anders werden geschreven. De oude schrijfwijzen van “schot” zien we nog het beste terug in de naam van het middeleeuwse goed Ter Schaut op de grens van Bakel en Deurne, dat ook met regelmaat geschreven wordt als Ter Scaute. Deze naam verbasterde in de loop der eeuwen tot de naam De Schouw voor een buurtschap in het zuiden van Bakel. Dat de oude vermeldingen van Milschot niet allemaal identiek zijn is dus goed verklaarbaar en bovendien wijzen die schrijfwijzen ontegenzeggelijk op een “schaut”, zoals in vele andere plaatsnamen het geval is.

Bekijken we de natuurlijke situatie in het zuiden van Gemert, waar Milschot ligt, dan kunnen we constateren dat er een viertal natuurlijke hoogten aanwezig is , waarop later akkers en nederzettingen ontstonden. De meest westelijke, waarop later Tereijken zou ontstaan, is het kleinst en het laatst ontgonnen. Wanneer we die hoogte buiten beschouwing laten, dan blijkt het gehucht Milschot precies op het middelste van de drie resterende, grotere dekzandhoogtes te liggen. Milschot is dus niet een schot, dat ergens middenin ligt, maar een schot dat het middelste is van een aantal natuurlijke hoogtes.

Milheeze

Bekijken we nu de naam Milheeze. De oudste schrijfwijzen van de naam zijn:3

vermelding jaar

Milleis 1332

Milhese 1334, 1400

Mijllehe 1334

Milheze 1340, 1397

De naam Milheeze bestaat steeds uit twee elementen. Het eerste is Mil en het tweede is Heeze. We beginnen maar met het tweede. “Hees” is een woord dat in veel namen van plaatsen en gehuchten voorkomt. In de literatuur vinden we als betekenis hiervoor steeds: bos bestaande uit overwegend laag struikgewas.4 Voor bossen met grotere bomen worden namen gebruikt als “loo” en “hout”. Milheeze is dus een laag bosje, gekenmerkt door een “mil”.

Met betrekking tot het eerste deel van de naam zijn de oude schrijfwijzen steeds hetzelfde, zij het dat de -i- in een enkel geval als –ij- wordt geschreven. In latere vermeldingen komen we met regelmaat de schrijfwijze myl tegen. De letter y (griekse y) wordt in oude bronnen veel gebruikt in plaats van de korte -i- en wordt ook als zodanig uitgesproken. In een enkel geval komt ook de –ij- wel eens voor in de plaats van een y. Het eerste deel van Milheeze is in de oudste vermeldingen dus steeds “Mil” en nooit middel of midden. We zullen daarom voor dit “mil” naar een andere betekenis moeten zoeken dan bij Milschot.

Als we het namenbestand van Bakel en Milheeze in de Middeleeuwen nader bekijken, valt het op dat er nogal wat veldnamen voorkomen waarin het element “mil” voorkomt. 5

Vermelding Jaar

Milenbeemt 1381

De/dat Mylleken 1448, 1481

Groet mylleken 1460, 1481

Langmil 1469

Cleyn milleken 1471

Mylle 1481

Mylberken 1481

Dat mylle int dorp 1481

Grote Mylle 1481

Cleynen Mylle 1481

De bovenstaande vermeldingen hebben allemaal betrekking op Bakel en Milheeze. Soms is expliciet vermeld dat het om veldnamen in Milheeze gaat, maar niet in alle gevallen. In de Middeleeuwen werd Milheeze beschouwd als een onderdeel van Bakel. We mogen daarom aannemen dat ook de algemene vermeldingen onder Bakel eigenlijk in Milheeze kunnen worden gelokaliseerd. De vermeldingen Milleken en Mylleken kunnen beschouwd worden als verkleinwoorden van Mille of Mylle. Samengevat kunnen we dan concluderen dat er in Milheeze meer “Millen” liggen, in ieder geval een groot en een klein “Mille”. Uit deze vermeldingen ontstaat de indruk dat “mille” een zelfstandig naamwoord is en dat er iets mee wordt bedoeld dat in het landschap zichtbaar of op een andere manier merkbaar is.

Maar wat zou “mille” dan kunnen betekenen? Er blijken meer mogelijkheden te zijn. Zo is er het keltische woord melin (volgens De Vries 1959 is daaruit de naam van het Limburgse Millen van afgeleid) en dat heeft de betekenis: geel.6 Het woord melyn in het Welsch betekent nu nog: geel. Bij deze betekenis moet er natuurlijk wel in het landschap iets aan te wijzen zijn dat de kleur geel heeft. Een mogelijkheid daarvoor is water. In de buurt van de Peelrandbreuk komt veel ijzerhoudend water voor. De kleur ervan is echter veel eerder rood of bruin dan geel. Bovendien is er in Milheeze geen natuurlijke waterloop aanwezig met een dergelijke naam. Wel was er een relatief groot ven, dat echter de naam Eggelmeer had en niet Mylle. Een nadere mogelijkheid is dat de gele kleur betrekking heeft op “heeze”: het struikgewas. Maar geelkleurige bosjes kennen we in Nederland niet, behalve in de herfst. Een naam die ontleend is aan één seizoen lijkt echter onwaarschijnlijk.

Ton Spamer geeft aan dat het keltische “mal” de betekenis vochtig heeft. Hij wijst tegelijkertijd op het oud Engelse woord “moile” met de betekenis: weekmaken.7 Deze betekenis kan niet direct worden uitgesloten, maar dit woord lijkt eerder ten grondslag te liggen aan plaatsnamen met mal of mol. Het woord mil wijkt daarvan te veel af.

J. de Vries schrijft in zijn Woordenboek der Noord- en Zuid Nederlandse plaatsnamen onder de Belgische plaatsnaam Millen, dat de betekenis mogelijk samenhangt met het Germaanse woord melno, hetgeen “zand” betekent.8 Ook in het Welsch bestaat nu nog het woord melyngoch, hetgeen zanderig betekent.9 Onder het woord “mul” schrijft dezelfde J. de Vries in zijn Etymologisch woordenboek dat de betekenis samenhangt met het oud-hoogduitse woord “mullen”, hetgeen fijnstoten betekent. Op dezelfde plaats wordt aangegeven dat er samenhang is met het oud-engelse woord “myl”, hetgeen stof of losse grond betekent. Bovendien zouden deze woorden samenhangen met meel, malen, molm, etc.10 Voor de betekenis van het woord “mille” wijst dit allemaal in de richting van een plaats in het landschap die wordt gekenmerkt door fijn of mul zand.

Nog verder zoeken levert aanvullende informatie op in de verzameling toponiemen in Valkenswaard. Daar komt de naam Meelberg voor met als oude vermeldingen: mijlberch (1452), meijlberg (1745), mielberch (1750) en meelberg (1803), hetgeen een zandverstuiving is. Aanvullend wordt hier nog aan toegevoegd:

“Meel is dialektisch nog bekend ter aanduiding van het gele zand dat men afgroef van zandverstuivingen ten behoeve van de aanleg van wegen (dijken) en als fundatiezand voor boerderijen. Vgl.: den 26e november 1794 een wage meel uit de heijde gehaalt…(post uit de rekening van de Valkenswaardse voerman Jan Carnoedes). Vandaar: meelberg = zandberg (meel: fijn zand, poeder)”. Tot zover het citaat.11

De conclusie uit het bovenstaande zou kunnen luiden dat een mille een zanderige plaats in het landschap is, misschien wel een plaats waar fijn geel zand gewonnen kon worden. Voor Milheeze lijkt deze verklaring ook niet te passen. Milheeze ligt oostelijk van de Peelrandbreuk op de Peelhorst. Rivierafzettingen van de Maas liggen hier tamelijk dicht onder het oppervlak. Deze afzettingen worden gekenmerkt door grof zand met veel grote kiezels en keien erin. De zandwinning ten noorden van Milheeze moet het juist van dit grove zand hebben. In Milheeze komt dus juist weinig fijn zand voor.

Uit het bovenstaande blijkt dat er veel betekenissen mogelijk zijn voor woorden die lijken op “Mil”, maar een betekenis die aansluit bij de natuurlijke gesteldheid van Milheeze hebben we nog niet gevonden.12 Verder zoeken dus.

Zoeken op internet leverde een intrigerende vondst op: de term ‘meiler’. Dat is een woord voor een brandstapel om houtskool te produceren. Een ander Nederlands woord hiervoor is koolhoop. De melding op internet leerde dat in het Luxemburgse Nommern vroeger veel houtskool werd geproduceerd en dat de bewoners nu nog bekend staan onder de naam Kuelebrenner (Kolenbrander). Op meer plaatsen in het bos rond Nommern zijn grote cirkelvormige vlakke plaatsen met een doorsnee van 10 tot 20 meter te vinden, waar zich vroeger meilers of koolhopen bevonden.13 Een meiler bestaat uit een stapel houtblokken, die in zijn geheel werd afgedekt met graszoden of plaggen om zuurstoftoevoer te verhinderen. Als de houtstapel werd aangestoken verbrande het hout langzaam en zuurstofarm, zodat het hout werd omgezet in houtskool. Houtskool werd vooral geproduceerd om ijzererts te verwerken tot ijzer. Met houtskool kunnen hogere temperaturen gehaald worden dan met (onbewerkt) hout en voor de productie van ijzer uit ijzeroer zijn die hoge temperaturen nodig. Uit archeologisch onderzoek in de regio blijkt dat hier in de prehistorie en vroege Middeleeuwen ijzer werd geproduceerd. Dat kan geconcludeerd worden uit het aantreffen van ijzerslakken bij opgravingen. Bij de opgraving Achter de molen in Bakel werd naast ijzerslakken zelfs een restant van een meiler aangetroffen. Bij archeologisch onderzoek in Boekel aan de Parkweg werden maar liefst twee meilers aangetroffen op een totaal onderzocht oppervlakte van 2400 m2. Kennelijk waren meilers ook in onze regio in gebruik.14 Dat we in de omgeving van Bakel en Milheeze ijzerproductie aantreffen, is op zichzelf niet zo verwonderlijk. Overal langs de Peelrandbreuk wordt veel ijzeroer aangetroffen. IJzeroer is de grondstof die voor de ijzerproductie nodig was. De vroegere bewoners van deze streek hebben ongetwijfeld hun voordeel gedaan met het voorkomen van zoveel ijzeroer en hebben zich toegelegd op de ijzerproductie.15 Daarvoor is niet alleen ijzeroer nodig, maar ook houtskool en daarmee ook meilers.

In Milheeze bestonden, volgens de middeleeuwse vermeldingen, een grote en een kleine mille naast elkaar en ook een lange mille. In de nieuwbouwwijk aan de zuidkant van het dorp bestaat de straatnaam Meijlakker, die ook herinnert aan een “mille” of “meijle”. Gezien het bovenstaande lijkt het erop dat de betekenis van “mil” in Milheeze betrekking heeft op de plaats waar men doorgaans een meiler heeft aangelegd. Misschien is “mil” of “mille” een oude benaming voor meiler. De betekenis van Milheeze is dan: het bosje waar meilers werden aangelegd.

Tot hoe lang er houtskool werd geproduceerd in onze regio is niet bekend. De meiler die bij het archeologisch onderzoek in Bakel werd aangetroffen wordt gedateerd in de 10de eeuw. Dat er ook later nog houtskool werd geproduceerd blijkt bijvoorbeeld uit het voorkomen van de beroepsnaam Coelborner. Bornen is het Middeleeuwse woord voor branden, zodat we Coelborner moeten interpreteren als Kolenbrander. In het oorkondenboek van Noord-Brabant komt in 1305 voor: Thomas genaamd Coelborne van Oisterwijk. Aangenomen mag worden dat deze Thomas nog het beroep van kolenbrander uitoefende. Omdat aan het eind van de Middeleeuwen in onze regio nog nauwelijks bossen voorkomen, zal de houtskoolproductie in die periode hier niet meer voorkomen.

Terug naar Milheeze. Doorredenerend op de betekenis van “mil” in relatie tot houtskoolproductie is het niet verwonderlijk dat het tweede element (heeze) duidt op struikgewas. Op het moment dat de plaatsnaam Milheeze ontstond was het oorspronkelijke bos kennelijk grotendeels verdwenen. Houtskool werd hoofdzakelijk vervaardigd uit dikke eiken-, berken- en elzenstammen. Om honderddertig kilo houtskool te maken, was 760 kilo eikenhout nodig. Deze hoeveelheid staat ongeveer gelijk aan twee tot drie eikenbomen. Het is dus niet verwonderlijk, dat een plaats die bekend stond om zijn “houtskoolindustrie”, na verloop van tijd nauwelijks meer grote bomen kende. De houtskoolproductie leidde in het verleden tot ontbossing.16 De begroeiing die in Milheeze overbleef was struikgewas.

Niet alleen in Milheeze komt “mil” of “meijl” voor in (veld)namen. In de grote verzameling Peellandse toponiemen van Beijers en Van Bussel staan ook nog vermeld:

Myle in St Oedenrode (1309); Meijelsfort in Son en Breugel (1382); Milheeze en Meluheze in Vlierden (1447 en 1381)17. Ook kennen we plaatsnamen als Mill, Milsbeek, Millen, etc. Het eerste deel van deze namen komt in oude vermeldingen niet voor in de vorm ‘middel’. Het is heel goed mogelijk dat de betekenis van “mil” of “meyl” in deze namen hetzelfde is als bij Milheeze. Elke naam heeft echter zijn eigen geschiedenis. Van geval tot geval moet nagegaan worden welke betekenis het best past bij de plaatselijke situatie. Het blijft oppassen. In Rosmalen immers komt de naam Milhees voor, maar de oudste vermelding van deze naam is Middelheze (1370).18

NOTEN:

1. De vermeldingen zijn ontleend aan de regesten in de Inventaris van het archief van de Kommanderij van de Duitse Orde te Gemert (AKDOG) door Brokken en Lindeman, ‘s-Hertogenbosch 1977.

2. De oudste vermeldingen van skauta/schot-namen zijn te vinden in H. Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312, ‘s-Gravenhage, 1979. De betekenis van skauta, schot, schoot wordt samengevat door Beijers en van Bussel, blz 245. Henk Beijers, Geert-Jan van Bussel, Van d’n Aabeemd tot de Zwijnsput, toponiemen in de cijnskring Helmond vóór 1500 in naamkundig en nederzettingshistorisch perspectief., Helmond 1996.

3. De vermeldingen van Milheeze zijn ontleend aan de inventaris van AKDOG en de publicatie van Beijers en Van Bussel.

4. Zie Beijers en Van Bussel, blz 115.

5. De vermeldingen zijn allen ontleend aan Beijers en Van Bussel.

6. Dr. J. de Vries, Etymologisch woordenboek, Waar komen onze woorden vandaan?, Aulaboeken Utrecht 1958, herzien door Dr P.L.M. Tummers in 1973.

7. Mededeling Ton Spamer

8. Dr. J. de Vries, Woordenboek der Noord- en Zuid Nederlandse plaatsnamen, Aulaboeken, Utrecht, 1962

9. Mededeling Wim Vos.

10. Dr. J. de Vries, Etymologisch woordenboek, Waar komen onze woorden vandaan?, Aulaboeken Utrecht 1958, herzien door Dr P.L.M. Tummers in 1973.

11. H.E.M. Mélotte en J. Molemans, Noordbrabantse plaatsnamen, monografie nr 1, Valkenswaard, uitgave Stichting Brabants Heem 1979.

12. Nog niet genoemde begrippen die iets met “mil” te maken kunnen hebben zijn nog:mil of milie: een andere benaming voor de graansoort gierst die in de Middeleeuwen voorkwam; mijl: afstandsmaat uit het latijnse millium passuum (duizend passen); de plantnaam melle of melde: een andere naam voor ganzevoet. Ongetwijfeld zijn er nog meer mogelijkheden.

13. http://www.nommerlayen-ec.lu/Nederlands/nommerlayen_nl.htm

14. Voor de opgraving te Bakel: S. Arnoldussen, Middeleeuwse bewoning te Bakel-Achter de Molen, Archol rapport 16, Leiden 2003. Voor de opgraving te Boekel: Nico Arts en Theo de Jong, De Boekelse Joekels, Bijzondere vondsten uit de Midden-Bronstijd en de vroege IJzertijd, Nieuwsbrief Kempen en Peelland nummer 28, februari 2004. Opvallend is dat in dit laatste artikel de term meiler met een lange ij wordt geschreven: mijler.

15. Voor meer informatie over de productie van ijzer tijdens de prehistorie zie http://www.limburgsmuseum.ab-c.nl/collectie/ijzer/ of http://www.falw.vu.nl/images_upload/3F55AD3F-2A37-4841-95E08FC4B612DD17.pdf

16. http://www.drentscheaa.nl/detail_page.phtml?&act_id=5389

17. Ontleend aan Beijers en Van Bussel. De naam Meijel oostelijk van Deurne, heeft misschien een zelfde betekenis, maar dat is niet zeker. Er wordt vanuit gegaan dat de oudste schrijfwijze ervan Medelo is. Dat zou op een andere oorsprong duiden. H. Crompvoets, Medelo is Meijel, Medelo (1983) nr 2 blz 38-40.

18. Wim Veekens, Milhees, een oud toponiem bij Coudewater, Rosmalla, jaargang 13 (2003), nr 3 blz 25-30.

Met dank aan Wim Vos, Ton Spamer, Arnoud-Jan Bijsterveld, Hein Vera en Wim Veekens, die informatie leverden of eerdere versies van dit artikel becommentarieerden.