GH-2004-03 De Franse Tijd in zicht; Het Gemerts Schepenprotocol IV

Simon van Wetten

Werpt niet elke tijd haar schaduw vooruit? De Fransen waren in januari 1793 nog niet hier, maar vanuit het zuiden trok iets ondefinieerbaars over onze contreien. De lucht vulde zich met francofone timbres, de zwier van de regenboog aan het hemelgewelf kreeg de kleur van de Franse tricolore, en was daar niet het verre geluid van tromgeroffel en revolutionair gezang?

Trouwens, er waren al wel Fransen in Gemert, maar die waren juist op de vlucht voor de revolutie.

Op heden, de 22ste januari 1793, compareerde voor ons, Hendrik Strijbos en Gijsbert Verhofstadt, schepenen, en voor Godefridus Thomas Snoeckx, tweede secretaris van Gemert, meester Johan Joseph Frederick Meijer, drossaard en eerste secretaris van Gemert, en deze geeft te kennen dat mevrouwe de gravin De Banaston, thans hier in Gemert residerende, gisteren omstreeks 10 uur in de morgen aan hem een briefje heeft gegeven met de volgende inhoud:

Ik, ondergetekende, verklaar voor meester Meijer, drossaard van Gemert, vandaag – 21 januari 1793 – aan monsieur Castel, notaris te Parijs, te hebben gestuurd een blanco handtekening op papier met nationaal zegel,met een bestemming die aan de genoemde publieke officier bekend is, en die ik heb gemerkt met twee tekens. Deze merktekens zullen dienen als teken van herkenning en zullen fraude tegengaan. Deze maatregelen heb ik genomen vanwege de moeilijkheden in Frankrijk.¹

Gravin De Banaston, geef haar eens ongelijk, was naar het noorden gekomen omdat edellieden na de Franse revolutie een verhoogd risico liepen om vroegtijdig aan hun eind te komen. En nu de gravin haar leven had gered, wilde zij vervolgens ook haar bezittingen redden.

Ruim een maand later, op 1 maart, kwamen vijfentachtig Franse ruiters in Gemert aan. Op het mertveld werd een vrijheidsboom opgericht en er dansten naar verluid 1500 Gemertenaren (op een bevolking van 3500 zielen) rond die boom. Dat was dus dringen, en het bewijst dat velen redenen meenden te hebben om blij te zijn. Maar ja, de militaire situatie dwong de Fransen zich uit Brabant – en dus ook uit Gemert – terug te trekken, en de revolutionaire strijders werden nagekeken door 1500 beteuterde mensen. Beteuterd? Ja, want de dansers rond de vrijheidsboom zouden nu wel eens gezien kunnen worden als heulers met de vijand!

Andries van den Crommenakker en Andries Blox, beiden ingezetenen van Gemert, hebben op verzoek van dorpsgenoot Jan van den Crommenakker zich borg gesteld ter somma van 800 gulden, door de Hooggeboren heer Baron Van Reischach, landcommandeur van de Duitse Orde, als boete aan Jan opgelegd vanwege diens wangedrag ter gelegenheid van de aankomst van de Fransche Nationalen in Gemert. Joanna Maria Staaijakkers, weduwe van Johan van Zeeland, doet hetzelfde voor haar zoon Hendrik, die eenzelfde boete opgelegd heeft gekregen.²

De visite van de Franse ruiters was blijkbaar niet geheel schadevrij verlopen. Er was méér gebeurd dan het omzagen van een enkel (vrijheids)boompje. Landcommandeur Van Reischach stuurde een resolutie.

Resolutie op het request van de requesentanten (representanten?) van de gemeente Gemert, om tot last van de gemeente een kapitaal van 2000 gulden te negotieeren. Het geld is nodig om het deficiet te herstellen, veroorzaakt door de excessen van de Fransche Nationale krijgsbenden.³

Akkoord, héél schokkend leek dit alles zeker niet, maar de bakens werden nogmaals verzet, en de “Fransche Nationale krijgsbenden” omschreef men vanaf de laatste week van september 1794 ineens als “onze brave wapenbroeders.” Dat moest ook wel, want de Franse generaal Salme trok met zijn troepen door Gemert en resideerde vervolgens in het kasteeltje van Beek en Donk, te dichtbij voor de Gemertse burgers om een grote mond open te trekken over de nieuwe machthebbers. Tekenend is het briefje van burger Reinier van der Putten aan de leden van de Administratie over het Overwonnen Land, gevestigd in Den Bosch. Van der Putten reageerde op een publicatie met betrekking tot de “bestiering der regeringen van de onderscheiden gemeentens”. Hij wees op het feit dat J.J.F. Meijer op het naderen van onze brave wapenbroeders was gevlucht, en zijn post als drost en fungerend secretaris op schandelijke wijze had verlaten. Daarom bood Van der Putten, eertijds schepen maar in die functie geschorst vanwege zijn “patriotse en vrijheidslievende manier van denken”, zich voor de post van secretaris aan.4

En Reinier van der Putten werd aangesteld, 15 Ventôse, 3e jaar. Ventôse, dat is de Windmaand, en de 15e dag van die maand in het jaar 3 was eigenlijk 5 maart 1795. Maar de oude datering, dat mocht even niet. Er zou voorlopig een nieuwe wind gaan waaien!

NOTEN:

(eerdere afleveringen van “Het Gemerts Schepenprotocol” in: Gemerts Heem 1997, nrs. 2 en 3, en GH 2000 nr. 1.

1. R158, aktenummer 23.

2. R158, aktenummers 105+110, 18 april 1793.

3. R158, aktenummer 123, 25 mei 1793.

4. R159, aktenummer 49.