GH-2003-04 Middeleeuwse boerderijbeschrijvingen
MIDDELEEUWSE BOERDERIJBESCHRIJVINGEN
Jan Timmers
In het kader van het jaar van de boerderij werd door de heemkundekring een boekje uitgegeven met drie fietstochten door de gemeente Gemert-Bakel met daarin korte beschrijvingen van maar liefst 170 boerderijen. Allemaal bestaande panden, waarvan een aantal nog geen 100 jaar oud, anderen veel ouder. Van sommige gaan delen zelfs terug tot in de 17de of misschien 16de eeuw. Middeleeuwse boerderijen kennen we niet. Als we willen weten hoe de boerderijen van toen er hebben uitgezien zijn we vaak aangewezen op oude schilderijen van bijvoorbeeld Pieter Breughel of Jeroen Bosch. We vragen ons dan wel af of dergelijke boerderijen ook in Gemert hebben gestaan. Dat blijkt inderdaad het geval te zijn. We kennen dan wel geen schilderijen of tekeningen uit de middeleeuwen van dergelijke gebouwen in Gemert, maar in middeleeuwse archiefstukken komen beschrijvingen voor, die nauwkeurig genoeg zijn om ons daarvan een beeld te kunnen vormen.
In 1446 geeft Henrick Becker, de eigenaar van het goed Hazeldonk, opdracht aan Maes Blox om een nieuw gebouw te timmeren op de Hazeldonk. In de beschrijving werden zelfs de maten van het gebouw vermeld. De tekst van de Helmondse schepenakte zullen we niet herhalen, omdat die al eerder in Gemerts Heem werd gepubliceerd.1 Nadien verscheen in het tijdschrift Brabants Heem van de hand van Herman Strijbosch een artikel over een middeleeuwse boerderij uit Broekhoven, waarvan het oorspronkelijke houtskelet nog bewaard was gebleven als onderdeel van een bestaand gebouw.2 Er kon een reconstructie worden gemaakt van dat middeleeuws gebouw. Opmerkelijk was dat de beschrijving van de Gemertse hoeve Hazelbosch precies overeen kwam met de reconstructie van de Broekhovense hoeve. Zelfs de maten kwamen met elkaar overeen. De reconstructie van het Broekhovense gebouw kan dus tevens gelden als reconstructie van het pand dat in 1446 op de Hazeldonk werd “getimmerd”.
Inmiddels werd in de Gemertse schepenprotocollen nog een bouwovereenkomst aangetroffen uit 1494. In deze overeenkomst wordt de boerderij die moet worden gebouwd globaal beschreven. Ter informatie volgt de complete tekst.3
Een vorwarde van eenen tymmeringen gemaeckt tuschen Jan Henrycks ende Heymeryck Jan Tymmermans, dat Heymeryck Jannen Henrycks tymmeren ende maken sal een huys van v gebonden groet van Jan Henrycks hout ende dat huys sal Heymerick Jannen maken ende leveren rontome op syn stock metter uutcameren ende al tot den latten toe ende totten doerren toe ende Heymeryck sal noch maken vijff rybben voer uutgebonden met iii cruysvensteren ende met sine gelaessgaeten gelyck dat behoert ende noch sal hy maken een sijeldoer met ii gelaessgaeten als des behort ende alle dyt hout sal hem Jan Henrycks doen ende Jan sal dat tymmerhout moten doen sagen te langhs ende Heymken salt te wers sagen ende wyl Jan Henrycks daer over aen gemaeckt hebben then hier voer in bescheyen is dat sal Jan hem sonderlengen loenen ende dese wermen sullen lanck sijn lx voet met einen overspronck ende met einen topbalck ende Jan Henrycks sal Heymke met sinen knecht den cost doen al die wijllen dat hy tymmerende is ende soe sal Heymken Jannen maken dyt hij huys lofber ende wael tot tymmeren met pryssen ende hyer aff sal Jan Henrycks Heymken besorgen v peter elcken peter van xix stuiver ende Heymken sal aen dyt werck bestaen te wercken ter stont nae paessen naescomende ende getugen hier bij ende over geweest Jan van Hout, Jacop van Hugenvort ende Jan Vogel ende meer anderen.
Vrij vertaald kunnen we lezen dat Heimerik Jan de Timmerman een huis timmert voor Jan Hendriks. Jan moet zelf het hout leveren. Heimerik maakt het houtskelet (de “stock”) met uitkamers, kompleet tot en met het latwerk en de deuren. Bovendien maakt hij een overstek van vijf balken (ribben). Er komen drie kruisvensters in met openingen voor het glas. Verder een deur in de zijgevel met twee openingen voor glas. De wormen moeten 60 voet lang zijn met een overstek en een topbalk.
Alhoewel dat niet als zodanig wordt gezegd gaat het hier om de constructie van het houtskelet van een boerderij, bestaande uit ankerbalkgebinten, waarover in de lengterichting een balk (de worm) wordt aangebracht. Op dit houtskelet rust de kapconstructie. De wanden zullen vakwerkwanden zijn, waarvan het vlechtwerk niet door de timmerman wordt gemaakt. Hij levert het huis op tot en met de latten, deuren en ramen. Feitelijk levert hij al het timmerwerk, wat ook de kern van het huis was. De afwerking van de vakwerkwanden, de dakbedekking (doorgaans van stro) en het plaatsen van glas in de ramen horen er niet bij.
Vergelijken we de constructie met het huis op de Hazeldonk dan valt op dat er grote gelijkenis is. Het grootste verschil is de lengte van het pand. Op Hazeldonk is sprake van een houtskelet van drie gebinten, terwijl het hier gaat om vijf gebinten. De lengte van De Hazeldonk was 28 voet en hier is het huis 60 voet lang. De afstand tussen twee gebinten is dus in het ene geval 14 voet en in het andere geval 15 voet. Omgerekend is dat een afstand van 4 tot 4¼ meter. De afstand tussen de gebinten bij nog bestaande oude boerderijen komt hier redelijk goed mee overeen. De totale lengte van het huis kwam op 17 meter. De oude hallenhuizen, die bij bouwhistorisch onderzoek in Noord-Brabant zijn aangetroffen bestaan vaak uit vier ankerbalkgebinten, soms uit vijf. De hier beschreven boerderij is voor zijn tijd een tamelijk lang gebouw.
Een andere overeenkomst met De Hazeldonk is de vermelding van een overstek. Als de gegevens goed zijn geïnterpreteerd gaat het hier om een uitkragend zolderfront aan de voorzijde van het huis. De voorgevel steekt een stuk naar voren, vanaf zolderhoogte tot aan een topbalk, die de twee wormen in de zijgevels met elkaar verbindt. Dit uitkragend zolderfront rust op vijf zolderbalken die in de lengterichting van het huis op de ankerbalken liggen en bij de voorgevel een stuk uitsteken. Op deze balken rust ook de zolder van het woongedeelte van de boerderij. We mogen ervan uitgaan dat er naast de vijf “ribben” ook nog in de zijgevels vooruitstekende balken aanwezig zijn. Als de lengte van een ankerbalk en daarmee de breedte van het huis, de gebruikelijke afmeting van ca 6 meter heeft, betekent het dat de zolderbalken één meter uit elkaar liggen. Bij het huis op Broekhoven tekent Herman Strijbosch tien zolderbalken.
Er is nog een bijzonderheid te melden bij onze boerderij. In het “bestek” is sprake van een uitkamer. Daarmee wordt waarschijnlijk een soort van aanbouw bedoeld; een deel van het gebouw dat buiten de hoofdbouw en dus buiten het houtskelet van het pand gebouwd wordt. De vraag is dan natuurlijk waar die aanbouw zich zal hebben bevonden. In de beschrijving wordt de plaats van de uitbouw niet aangegeven Dat betekent dat de plaats min of meer voor de hand heeft gelegen en dat de timmerman wel geweten zal hebben waar hij die uitbouw moest maken. Een aanbouw in de lengterichting is niet waarschijnlijk. Op de eerste plaats omdat het huis al relatief lang is en op de tweede plaats, omdat een verlenging van het huis zou betekenen dat er een extra gebint moet worden gemaakt. In dat geval zou de opdracht dan veel eerder geweest zijn om een huis te bouwen van zes gebinten en de vermelding van de uitbouw zou dan achterwege zijn gebleven.4
Verder staat er letterlijk in de tekst: “metter uutcameren”, en dat is meervoud. Er is dus sprake van meer dan een aanbouw. Mijn conclusie is dat met de “uutcameren” bedoeld wordt dat aan het hoofdgebouw aan weerszijden een zijbeuk moest worden aangebracht. Dat betekent dat er in zijn geheel een drieschepige constructie ontstond, die we bij de oudste nog bestaande boerderijen nog steeds kennen.
Hiermee hebben we wel een duidelijk verschil met het huis op De Hazeldonk. In dat bestek is in het geheel geen sprake van een of twee zijbeuken. Daar is in 1446 een huis zonder zijbeuken gebouwd. Het gebouw dat Herman Strijbosch reconstrueerde in Broekhoven heeft aan één zijde een zijbeuk en het pand dat in 1494 in Gemert werd gebouwd had kennelijk twee zijbeuken. Tot nu toe wordt in de literatuur over de ontwikkeling van de Brabantse boerderij automatisch aangenomen dat in de middeleeuwen steeds sprake was van drieschepige gebouwen. Uit opgravingsplattegronden van boerderijen uit de 13de eeuw blijkt dit steeds het geval te zijn. Uit de voorbeelden die we nu hebben gezien blijkt dat in de 15de eeuw die drieschepige opzet niet steeds realiteit was. In het hier beschreven bestek wordt expliciet vermeld dat er zijbeuken moeten worden gemaakt, waaruit blijkt dat dat (nog) niet vanzelfsprekend was. We moeten daarom vraagtekens zetten bij de opvatting dat de drieschepige opzet continue vanaf de middeleeuwen in gebruik was. Daarmee is een geleidelijke ontwikkeling van de boerderij vanuit de archeologisch bekende plattegronden ook niet vanzelfsprekend.
NOTEN:
1. Jan Timmers, Een nieuw gebouw op de Hazeldonk in 1446, Gemerts Heem 1987, nr 3.
2. Herman Strijbosch, Hofstede in Broekhoven? De bouwgeschiedenis van een gesloopte boerderij, Brabants Heem jrg 50 (1998) nr 4 blz 150
3. Rijksarchief Den Bosch; Gemert R 98, los bij f7, anno 1494
4. In het vorige nummer van Gemerts Heem is een globale reconstructie van de Haageijk rond 1500 geschetst. Daar is, overigens zonder argumentatie, een “uutcamer” geïnterpreteerd als een uitbouw in de lengterichting. Simon van Wetten, Gemert vóór vijfhonderd jaar-1 (Haageijk), Gemerts Heem 2003, nr 3, blz 13.