GH-2003-02 Borgercompanie gevonden in Kerkstraat
BORGERCOMPANIE GEVONDEN IN KERKSTRAAT
Ad Otten
De Borgercompanie was enige jaren vóór het aanbreken van de zogenaamde Franse Tijd een drukbeklante en spraakmakende herberg in het centrum van Gemert. Maar tot voor kort wisten we niet eens waar die herberg nu eigenlijk gelegen was. Wel wisten we dat het in die herberg te doen was, toen de bevolking van Gemert in het voorjaar van 1793 in opstand kwam tegen de gevestigde macht van de Duitse Orde. Herbergier was ene Francis Smits en eind 1792 droeg zijn ‘uitspanning’ nog een andere naam. Althans wanneer dan de tekst wordt ingeleverd voor een door de stadsdrukker (J. Kriege) van Grave uit te geven almanak voor het jaar 1793, speciaal voor de Vrije Heerlijkheden in Oost-Brabant, dan komt daarin nog de herberg van Francis Smits voor onder de naam “De Duitse Grootmeester”.1 Het moet de tijdgeest zijn geweest die Francis er toe bracht om de naam van zijn herberg te veranderen. Francis zal ene Frans- en revolutiegezinde zijn geweest.
We hebben het over de tijd van de patriotten. De adel had het in Frankrijk sinds het uitbreken van de Franse Revolutie al een paar jaar totaal verkorven en dat dat ook de mensen van Gemert bezig hield blijkt wel uit de naamsverandering van het gezagsgetrouw klinkende ‘In de Duitse Grootmeester’ naar het naar de gunst van het volk dingende ‘De Borgercompanie’.
Die naamsverandering staat niet op zichzelf. In het vroege voorjaar van 1793 komt namelijk heel noordwest-Europa in beroering en zoals gezegd Gemert ook.2 Op 1 februari van dat jaar werd in Parijs de oorlogsverklaring gedecreteerd tegen de stadhouder van de Vereenigde Nederlandse Provincien en een week later blijkt dat nieuws ook in het Vrije Gemert het gesprek van de dag. Veertien dagen na genoemd decreet staat een eerste Franse legereenheid zelfs al in Helmond. Dan blijken niet alleen daar, maar ook in ‘onze’ Vrije Heerlijkheid heel wat personen, die met de Fransen sympathiseren. En met ‘de bevrijders’ zo dichtbij steken ze hun Fransgezindheid ook niet langer onder stoelen of banken. De uit Frankrijk gevluchte bisschop van Chalons-sur-Marne (monseigneur A.Clermont-Tonnerre) die als Frans refugé onderdak had gevonden op het kasteel te Gemert vond het in Gemert daarom niet meer veilig en vertrok richting Grave. Zijn voorbeeld werd gevolgd door rentmeesteres Borret met haar gezin, alsook door de stadhouder-commandeur Robijns en de hoogste functionaris in dienst van de Duitse Orde, te weten drossard Meijer.
Intussen reisden twee patriotgezinde Gemertenaren, de oud-drossard Hendrik van Moorsel en zekere Nicolaas Bonhomme, in tegenovergestelde richting naar Helmond en Deurne, om de Fransen te vragen of zij ook in Gemert de vrijheidsboom wilden planten. In de straten en herbergen werd al druk gepraat en gediscussieerd over de voor- en nadelen van hun komst. Jan van den Crommenacker wist heel zeker dat het met name “voor geringe luyden” van groot voordeel zou zijn. Want volgens Jan zouden met de Fransen, de tienden, de cijnsen, de grondlasten en ook de exclusieve jacht en visserij voor de hoge heren, worden afgeschaft…
Op zaterdag 1 maart omtrent 3 uur in de namiddag trok een detachement van 85 Fransen de Vrije Rijksheerlijkheid Gemert binnen. Op het Marktveld werd de Franse Constitutie afgekondigd en in d’n hof van het kasteel kapten Franse soldaten een lange den, die, getooid met een rode Jacobijnse muts, als vrijheidsboom op de Markt werd geplant onder een toeloop van meer dan 1500 (!) Gemertenaren. Op zondagmorgen verliet dit eerste Franse detachement alweer het dorp om door de Peel op te trekken in de richting Sint Antonis. Lang hebben de Fransgezinde Gemertenaren daarover niet hoeven te treuren, want een paar uur later marcheerden 180 man Frans voetvolk het dorp binnen, terwijl zich daarbij in de namiddag nog eens 200 man paardenvolk voegden. Beide groepen bleven tot in de ochtend van 6 maart hier ingekwartierd. Maar toen hen bekend werd dat hun Franse medebroeders elders in het Brabantse land flink klop hadden gekregen namen zij hals-over-kop de benen in de richting vanwaar ze waren gekomen….
Lang heeft het daarna niet geduurd of de vertegenwoordigers van de Duitse Orde kwamen weer in Gemert terug. Drossard Meijer liet de Gemertse collaboranten oppakken en maakte verschillende procesverbalen op. De Gemertenaren kwamen er veelal van af met een geldboete. Maar voor zekere Giliam, een oud-student van de Latijnse School, kende men geen pardon. Hij moest in Alden Biesen een gevangenisstraf uitzitten en werd voor levenslang uit Gemert verbannen. Giliam, aangemerkt als een echte raddraaier, was de grote zondebok van alles en iedereen die de Fransen kort tevoren hadden toegejuicht.
In een getuigenverhoor verhaalde de gemeente-secretaris (Godefridus Snoeckx) alsook een schepen (Henricus Strijbosch) van een voorval in de zogeheten “Borger-Companie” nog voordat de Franse troepen in Gemert arriveerden. Zij zaten daar ten huize en herberge van Francis Smits toen Giliam er binnenkwam met op zijn hoed een Franse nationale cocarde. Een stevige woordenwisseling ontbrandde er toen tussen Giliam en de knecht van de bisschop van Chalons, aldus de getuigen.3 Het was allemaal nogal ‘revolutionaire’!
‘De Borgercompanie’ naast ‘Het Wit Perd’
Intussen weten we nog altijd niet waar we de Borgercompanie van Francis Smits nu moeten zoeken. Het is altijd weer een hele puzzel om uit te vinden waar een huis of herberg met een bepaalde naam exact gelokaliseerd moet worden. Maar soms wordt de lokatie je ook in de schoot geworpen. Toen enige jaren geleden Mari van Berlo en Annie van den Brand terugkwamen naar Gemert en zich vestigden in het pand in de Kerkstraat voorheen van Van Ommeren, wilden zij eigenlijk wel wat meer weten over de geschiedenis van het pand en daartoe gingen zij overal te rade. Veel bejaarden in Gemert wisten nog te vertellen dat vóór Van Ommeren het pand eigendom was van Mie de Sik, oftewel de weduwe van gemeentesecretaris Petrus van der Kamp. Mie en later haar dochter Pieta dreven in het pand een zogenaamde ‘ellen- of manufacturenwinkel’.
Uit bronnen in het gemeentearchief werd duidelijk dat gemeentesecretaris Petrus van der Kamp het pand in 1895 had laten bouwen. En de kadastrale gegevens wezen verder uitdat de plattegrond van het nieuwe pand vrijwel gelijk moet zijn geweest aan die van het oude pand. De oudste plattegrond werd teruggevonden op het uit 1826 daterende en in 1832 gewaarmerkte minuutplan van het kadaster.
Van der Kamp kocht het oude pand van de erven van de in 1883 overleden bakker Albert de Hezelaar. Deze was sedert 1861 raadslid en van 1869-1875 wethouder van Gemert. Verder was hij kapitein van de rustende schutterij en tot 1864 ook brandmeester van de plaatselijke brandweer. Een vooraanstaand man dus in het Gemert van die dagen. Als curiosum kan nog vermeld worden dat hij in de plaatselijke patentregisters in 1850 voor komt als ‘moppenbakker’. Met die ‘moppen’ moet beslist een Gemertse delicatesse zijn bedoeld!
Verder terug in de geschiedenis van het pand zien we dat Albert de Hezelaar het pand over nam van diens ouders Adriaan de Hezelaar en Christina Verhofstadt, ook een bakkersfamilie, terwijl op hun beurt deze beide laatsten het pand op 10 december 1806 aankochten van herbergier Francis Smits, die we in het voorgaande al leerden kennen als de uitbater van “De Borgercompanie” in 1793. Vermeldenswaard is nog dat deze Borgercompanie toen gevestigd was naast het Etablissement ‘Het Wit Perd’ (nu Feestwinkel Mickers), terwijl van het nu alom bekende Hotel De Kroon, daar pal tegenover, toen nog helemaal geen sprake was. Een dergelijke naam paste toen ook niet in die tijd. In een vroeger Gemerts Heem werd er al eens op gewezen hoe trend- en politiek-gevoelig juist herbergnamen in de loop der tijden waren.4 Een naam als De Kroon kon pas weer gedijen toen sympathie met ons eigen koningshuis moest worden uitgedragen. En dat was pas in de tijd van de mobilisatie gedurende de Belgische Opstand (1830-1839) het geval.
Oude naam spiksplinternieuw
Het pand Kerkstraat 32 werd een aantal jaren geleden van binnen en van buiten prachtig gerestaureerd en toen kwam er ook een nieuw bovenlicht in glas-en-lood met daarin de naam “Borgercompanie 1793”. Het is de herinnering aan een boeiende achtergrondgeschiedenis. De nieuwe bewoners hebben wellicht nog gepeinsd over de naam “In de Duitse Grootmeester” die aan de “Borgercompanie” voorafging, maar ze zullen gedacht hebben dat de ‘borger’ hen toch beter paste en dat de grootmeester zijn wapen al heeft in de tympanon van het kasteel en dat aan diens ‘heerschap’ bovendien in Gemert al een straatnaam is ontleend oknogok!
Bronnen:
1. Comptoir- en Schrijfalmanack voor het jaar 1793 van de Stad Grave en Lande van Cuijck, Stad en Lande van Ravenstijn, Vrijheerlijkheid Boxmeer en Gemert. Gedrukt te Grave bij J.A. Kriege, Stadsdrukker. Zie ook: Officieel Kerkbericht van de Kerken der Parochie Gemert 23-9-1923.
2. Peter van den Elsen, De Franse Nationale in Gemert in 1793, Gemerts Heem 1983, p. 54-60; zie ook: M.M. Romme, Vijftigponds varkenshammen en een zondags pak. Gemertse gastvrijheid voor Franse revolutionaire troepen, in: Dansen rond de vrijheidsboom, Den Bosch 1993.
3. Rijksarchief Den Bosch – Archief Kommanderije Gemert inv. 354 bijl.6.
4. Ad Otten, De Keizer en de trendgevoeligheid van een herbergnaam, Gemerts Heem 1989, p.76-82