GH-2003-02 Bezige baas als burgemeester in Franse Tijd

BEZIGE BAAS ALS BURGEMEESTER IN FRANSE TIJD

Simon van Wetten

De trouwe lezers van Gemert Heem hebben al kennis gemaakt met François de Kesschietre van Havre, de eerste burgemeester van Gemert.1 Ondanks het gewicht van die langgerekte naam was Frans – ik tutoyeer hem gewoon, want dat is óók Frans – een man vol actie, een bezige baas. Dat blijkt uit het Register des Proces-Verbaux, dat als een laatste flintertje Frans Archief opdook onder de betiteling “1813-1926”, maar waarin ook de jaren 1810-1813 in vierenveertig processen-verbaal zijn vastgelegd, en dat is puur Franse Tijd! In die periode was Nederland immers ingelijfd bij het Franse Keizerrijk en stonden we ook in Gemert toch tamelijk rechtstreeks onder de bestiering van de keizer, van l’Empereur Napoleon Bonaparte, de man die – als wij de afbeeldingen mogen geloven – altoos zijn hand onder zijn revers vleide, zo tussen de tweede en derde knoop van zijn indrukwekkend uniform. Voor dat soort poses had Francois de Kesschietre van Havre absoluut geen tijd. Los van het leiden van de “séances du conseil municipal”, de gemeenteraadsvergaderingen, het jaarlijks afnemen van de eed van gehoorzaamheid aan de constituties van het Keizerrijk en trouw aan de keizer van belastingontvangers, van de leden van het Bureau van Weldadigheid, van de “guarde de chasse” (de boswachter), van de gemeentesecretaris en van de loco-burgemeester, het controleren van de gemeentekas en de kas van de directeur van het successierecht, het functioneren als ambtenaar van de burgerlijke stand, het publiceren van bepalingen van de hogere overheid en ga zo maar door, ging onze eerste burgemeester ook heel vaak op pad! Toen hij van zijn collega uit Venraij bericht had gekregen over de desertie van ene Willem Welten uit Bakel, ging hij die voortvluchtige soldaat zelf arresteren in het huis van landbouwer Hendrik Geenen. En toen Leonard van Deursen, een 60-jarige wever uit Gemert, geheel tegen de nieuwe wetgeving in steeds maar door ging met het assisteren bij de bevallingen van de Gemertse vrouwen, ging burgemeester Frans hem hoogstpersoonlijk de wacht aanzeggen. Een voortvluchtige gevangene uit St. Remis in het departement van de Ourte was zo onvoorzichtig zich in Gemert te vertonen. Plots voelde hij de hand van, jawel, De Kesschietre, op zijn schouder. En natuurlijk spoedde Frans zich in de nacht van 27 juli 1812 naar het in brand staande huis van de weduwe Antoon Verbakel om te helpen blussen. Goed, hij legde zijn werkzaamheden en emmer water even neer om de student Gerard Degens van een proces-verbaal te voorzien, maar verder werkte hij zich toch in het zweet. Wat Degens misdaan had? Die was uit de rij waterdragers weggelopen omdat hij “andere dingen te doen had”.

Op het Binderseind vroegen twee vrouwen en een kind, afkomstig uit Zutphen en Zwartsluis, zonder toestemming om een aalmoes aan de passanten. Nou, burgemeester Frans was er als de kippen bij om ze water én brood te geven, in het cachot. En wat later liepen Hendrik Hofman en Wauterine van Vuuren, beiden uit Den Bosch, bedelend door Gemert. Dat hadden ze dus beter niet kunnen doen. Onze burgemeester controleerde hun reisbrieven, vond die te oud en arresteerde de Bosschenaren.

Houtdraaier Jan Theodoor van den Berg in de Kerkstraat versperde het voetpad voor zijn huis met een enorme stapel hout. Tótdat de burgemeester door de Kerkstraat kwam.

En over hout gesproken, de burgemeester passeerde het (toen nog bosrijke) Molenbroek, hoorde in het sparrenbos stemmen en begaf zich onverwijld in die richting. Hij trof daar Peter van Duijnhoven en Jan van den Hurk aan. Ze stonden met een mes en ieder een vers gesneden tak van een spar in de hand en er lagen ook nog verse takken in hun nabijheid op de grond. En ze konden natuurlijk wel beweren dat zij slechts afgevallen en dorre takken aan het rapen waren, maar daar had Frans geen boodschap aan. Op het Esdonks Broek – zover liep de burgemeester – betrapte hij Andries van Handel op het illegaal weiden van schapen op gemeentelijke grond. De Kesschietre maakte middels een ferm proces-verbaal aan Andries duidelijk dat deze, samen met zijn kudde, tegen de wet handelde. Zesendertig waren het er. Burgemeester Frans had zijn schaapjes geteld! Terug in Gemert bleek dat maar liefst vier personen hun inkomsten trachtten op te vijzelen met de ongeoorloofde teelt van tabak in hun hof. Gemerts eerste burger vond deze manier van bijverdienen uiterst laakbaar en gaf de vier mannen een week de tijd hun kleine plantages te vernietigen (“détruire”), wat ze, bij de controle een week later, ook alle vier gedaan bleken te hebben. Vervolgens bezocht de burgemeester alle commercie drijvende mensen in Gemert. Die maakten immers vaak gebruik van maten en gewichten en hadden, vanwege de invoering van het metrische stelsel, al lang hun spullen aangepast moeten hebben. Maar o, o, constateerde onze Frans verdrietig en boos tegelijk, dat hadden de meeste winkeliers natuurlijk nog niet gedaan. “Over acht dagen kom ik terug”, had hij tegen alle neringdoenden gezegd. En toen bleek alles inderdaad in orde. Terug op het gemeentehuis wachtte daar de ‘voorlopige’ griffier van het Vredegerecht, Jan Corstens, op de burgemeester. Hij wilde graag de geboorte van zijn dochter aangeven. “Wanneer is je vrouw bevallen?”, wilde Frans weten. “Vorige week, op de 16e oktober”, zei Jan trots. Waarop Frans zijn pen demonstratief in de houder plaatste. “Je hebt de wet overtreden, Jan Corstens. Die wet zegt duidelijk dat je binnen drie dagen na de geboorte aangifte moet doen. Ik weiger dat kind in te schrijven.” Hoe het verhaal is afgelopen, vermeldt het proces-verbaal niet, maar Jan had zich toch kunnen verweren met te stellen dat De Kesschietre altijd maar boeven en bedelaars en overtreders aan het betrappen en arresteren was.

Op naar de Molenstraat, waar Willem van Hout ’s avonds laat op straat, ter hoogte van het huis van molenaar Adriaan Kivits, doodliggend was aangetroffen. Definitief geveld door een geweerschot. De burgemeester begon onmiddellijk aan het verhoor der omstanders, en kwam op grond van wat hij vernam tot de conclusie dat de zoon van de molenaar, Cornelis, de meest voor de hand liggende verdachte was.

En toen, op de 7e februari 1814, moest de burgemeester toch echt naar het gemeentehuis. Geen wandeling naar welke uithoek van de gemeente ook. Er was namelijk een aanschrijving van de heer Commissaris van het Arrondissement Eindhoven binnengekomen, met het verzoek om zo snel mogelijk de gemeenteraad bijeen te roepen en aan de leden het volgende voor te lezen: Namens onzen doorlugtigen Souvrein Zijne Koninglijke Hoogheid de Heere Prince van Oranje Nassau wordt u van uw eed aan het Fransch gouvernement gedaan, ontslagen.

De Franse Tijd was definitief voorbij. Maar ook in de nieuwe tijd onder het nieuwe bewind zou burgemeester François de Kesschietre van Havre niet tot rust komen.2

NOTEN:

1. Simon van Wetten, De Gemertse burgemeesters, in: 200 Jaar Gemeente Gemert, Gemerts Heem, Jrg.38, nr.4, 1996.

2. Peter van den Elsen, Drossard, baljuw, maire, burgemeester en schout te Gemert van 1807-1820, Gemerts Heem, Jrg.36, nr.4, 1994.