GH-2002-04 Torenhorologies in Gemert vanaf 1500 – Deel 2

Ad Otten

Inleiding

In het vorige nummer van Gemerts Heem hebben we al kennis gemaakt met de in Gemert gevestigde Magister Horologiarius Jacob de Jonghe die in 1668 op Gemerts priesterkoor een torenuurwerk installeerde.1 In een straal van zo’n 30 kilometer rondom Gemert onderhield hij heel wat torenhorologies. Een werkzaamheid die na hem werd voortgezet door zijn zoon Magister Hendrik de Jonghe. Na het overlijden van laatstgenoemde in september 1723 komt in Gemert zekere Benedictus van den Berg in beeld als dé man die verstand heeft van torenuurwerken. Deze Sieur Benedictus stond in het Gemert van de achttiende eeuw in hoog aanzien. Hij was aannemer-timmerman en herbergier van Het Wit Perd in de Kerkstraat. Van 1744 tot 1760 zat hij in de schepenbank van Gemert en de laatste tien jaar daarvan zelfs als president.
Vanwaar Benedictus afkomstig was, was nog onbekend. Wel wisten we dat zijn vader in 1709 in Gemert stierf. Marij van Pelt-Vos meldde al snel na het verschijnen van het vorige nummer dat de familie Van den Berg uit Erp kwam. Benedictus werd daar op 12 januari 1695 gedoopt als de zoon van Jacob Lamberts en Lysken Dictus Hendriks, en dat het gezin van Jacob en Lysken kennelijk pas na hun verhuizing naar Gemert de achternaam ‘van den Berg’ bezigden.
Als tweede aanvulling op de eerdere aflevering over de Gemertse torenhorologies kan nog gemeld worden de precieze locatie van Het Wit Perd, de aannemerij annex herberg van Benedictus van den Berg. Dat pand stond op de plaats van de huidige Feestwinkel Mickers aan de Kerkstraat, pal tegenover Hotel De Kroon. En het aanzien van het vroegere pand was vrijwel identiek, maar dan gespiegeld, aan het rijksmonument met de jaartalankers 1677. Tussen de beide panden is vermoedelijk in later tijd een inrit ‘opgevuld’ met een klein huisje.

Het torenuurwerk van Deurne

Naast het jarenlange onderhoud van de Gemertse torenuurwerken zijn van Benedictus van den Berg twee grote uitvoeringswerken aan torenhorologies gevonden. Het eerste betreft dat te Deurne. In of kort voor 1738 waaide daar in een ziedende storm de spits van de kerktoren. Het uurwerk in de toren had daarbij ook veel te lijden gehad en zo ongeveer de helft van het uurwerk moest geheel worden vernieuwd. Er werd een zorgvuldig en uitgebreid bestek gemaakt van wat allemaal gerepareerd en vervangen moest worden en daarvoor werd een openbare inschrijving gehouden. Op 15 mei 1738 werd het werk gegund aan Benedictus van den Berg uit Gemert, die als de laagste inschrijver uit de bus was gekomen. Vóór 1 november van dat jaar moest hij het uurwerk kant en klaar en geplaatst op de toren, opleveren. Voor elke dag later verbeurde hij drie guldens. Geheel betaald zou Benedictus pas worden – zoals bij oplevering van torenuurwerken gebruikelijk – als hij het horologie gedurende een jaar gangagtig had gehouden.2
Drie maanden na de oplevering werd het werk van Benedictus geïnspecteerd door ene Sr. Theodorus Smits, meester orologiemaker uit Eindhoven. Hij constateerde enige defecten, maar die waren kennelijk niet van dien aard dat het Benedictus ervan weerhield om in te schrijven op een uurwerkklus veel dichter bij huis.3

Renovatie van luiklok en kerkhorologie van Gemert

Op zondag 17 september 1739 werd door drossard en schepenen van Gemert een openbare aanbesteding gehouden van ‘het maeken van eene nieuwe clockenbergh (ofte belfort) in den tooren op het choor der parochiekerke alhier, twee nieuwe wijserboorden, nieuw leywerk, een nieuw ass en klepel aen en in seeker clock met toebehooren, alsmede het verbrenghen van dito clock in de voorsegde tooren, ende aldaer luydens- en slaensveerdich te plaetsen.’ Er wordt een bestek gepresenteerd dat uitvoerig de verschillende uit te voeren werkzaamheden beschrijft alsmede de condities waaraan voldaan moet worden. Het bestek is te koop voor zes gulden en de aannemer zal alles vóór de eerste december van hetzelfde jaar 1739 al op moeten leveren.4
Zowel het torentje boven op het dak van het priesterkoor alsook het uurwerk op de gewelven (met een wijzerbord vóór op de trans of goot van het priesterkoor), kreeg een flinke renovatiebeurt. Onder meer zou de torenklok worden gecombineerd met het veel kleinere uurklokje in een nieuw te maken ‘belfort’. Dat laatste klokje (dat elk uur sloeg) hing tot dan toe onder een open dakkapelletje pal boven het wijzerbord op de trans van het priesterkoor. Op een in 1730 door Cornelis Pronk gemaakte prent van kasteel en kerk is de locatie van beide ‘dakkapellen’ te zien. Daaraan gaat in het najaar van 1739 dus een en ander veranderen. Dat wil zeggen het uurklokje verhuist naar het kerktorentje en zal daar ‘op ’t noorden’ naast zijn grotere broer, de luiklok, komen hangen. Deze luiklok zal middels een nieuw in het torentje aan te brengen eiken rad worden geluid door middel van een lang seel ofte touw, terwijl het uurklokje zich automatisch elk uur zal laten horen vanwege het in het uurwerk aangebrachte slagwerk. De aannemer moet daartoe wel het nodige draad- en ijzerwerk aanbrengen tussen uurwerk en uurklok en ‘den hamer op den clock bequaemelick stellen’, zoals in het bestek wordt geschreven.

Twee wijzerborden aan de toren en renovatie van het oude.

Tot 1739 was vanaf het kerkpleintje de tijd dus alleen zichtbaar middels het wijzerbord dat was geplaatst vóór op de trans van het priesterkoor. In het bestek wordt er gewag van gemaakt dat dit oude wijzerbord zal worden opgeknapt en dat er twee nieuwe wijzerborden bij komen en die te bevestigen aan de toren. Eén op het zuiden en één op het noorden. Voor elk nieuw bord (van 5 voeten in het vierkant) moet een uurwijzer gemaakt worden ter lengte van 32 duim. Zij moeten eerst met koper en daarna met ducaten-goud worden belegd. Het wijzerbord moet zwart worden geverfd, de uurletters moeten worden belegd met fijn ducaten-goud, in goud moet in de hoeken van de nieuwe wijzerborden ook het jaartal 1739 worden aangebracht, terwijl ook de oude wijzer onderhanden wordt genomen en (opnieuw?) zal worden verguld.
Met weglating van de beschrijving van balken, spanten etc. in het bestek ter zake van het kerktorentje en de daarin te plaatsen belfort, volgt hierna de tekst met betrekking tot de wijzerborden en de wijzers:

Den Aennemer sal moeten maecken twee nieuwe Wijserbeurden van goet duyms Wageschott. Elck beurd groot vijff voet in ’t vierkant, ende de clampen daerop breet ses duym, van goet anderhalf duyms Wageschott off eycken hout, wel dight genagelt. Item sal hij Aennemer moeten maecken twee ijsere handen of Uerwijsers, lanck twee en dertigh duym, en breedt nae den eysch van ’t werck, en die wijsers eerst met cooper, daernae met fijn ducaeten gout moeten beleggen. De voorsegde Wijserbeurden moeten geverft worden tweemael swart met goede olieverwe, en dan daerop gebragt werden de Letteren off Uergetal, ieder Letter lanck negen duym en breet nae den eysch, wel uytgedruckt, die Letters te beleggen met fijn ducaete gout, en oock op de hoecken van de beurden te brengen den datum off cijferletters des jaers, en die met fijn ducaten gout te beleggen als voor. Item sal hij Aennemer den ouden Wijser voor op het Choor nu staende moeten afnemen, opverwen en vergulden alsvoor, en dan weder op sijne plaetse brengen. Oock de nieuwe Wijserbeurden, moeten brengen en wel bequaem vastmaecken aen den voorsegde Toore ter plaetsen daer het de heeren besteeders sal believen, sonder de stijle van den Toore, die met lood bedeckt sijn, te beschaedigen met nagelen of andersints.

Nieuwe sterren, rutsels, raijen, leijspillen en ander ijserwerk

Met alleen wijzerborden en wijzers is de aannemer nog lang niet klaar. Het uurwerk dat naar we gerust aan kunnen nemen in 1668 werd gemaakt door meester Jacob de Jonge, zal vanaf 1739 drie wijzers aan gaan drijven die naar taxatie een meter of zeven uit elkaar liggen. En dat is nogal. Ook dat werk vinden we in het bestek nauwkeurig beschreven alsmede de condities waaraan voldaan moet worden.

Item sal den Aennemer moeten maecken nieuw leywerck, van het Horologie aff daer het tegenwoordigh staet tot in den voorsegde Toore, bestaende in sterren, rutsels, raijen, lijspillen, en ander ijserwerck, soodanigh dat de Uer, op de twee nieuwe alsmede op het oude Wijserbeurd, door een en hetselve Horologie off Uerwerck bequaem en behoorlijck sal aengewesen worden. Ende in soo verre eenigh hout noodigh was om voorsegde lijwerck vast te maeken off te ondersteunen, sulck hout sal den Aennemer daer moeten bijbrengen en maeken soo het behoort.
Item den Aennemer mag het gat daer men door in den Tooren klimt met sijn lijwerck niet benouwen, maer soo verre daer van af blijven, dat het luyck op voorsegde gat bequaem kan gelegt en afgenomen werden, ende de gaten die in den looten solder van voorsegde Toore, soo voor Clockseelen als lijspillen als andersints noodigh gemaekt sullen worden, sal hij wel en behoorlijck aen soldeeren, en met loote bussen voorsien, dat het water daer niet door can lopen.
En voorders alles te maecken naer den eijsch van het werck.

De uitvoering van het werk

De aanneemsom wordt ingezet door de Gemertse aannemer Gijsbert van Maanen op 293 gulden maar hij wordt ‘afgemijnd’ door Benedictus van den Bergh die de klus voor 230 gulden wil klaren. En we mogen er van uitgaan dat hij de klus naar behoren en tot tevredenheid van het Gemerts dorpsbestuur zal hebben uitgevoerd. Het gegeven dat hij korte tijd daarna wordt benoemd tot schepen van Gemert wijst in die richting. En wanneer Benedictus zich in 1742 tot koning schiet van het Sint Antonius- en St. Sebastianusgilde dan laat hij niet voor niets en met verwijzing naar het door hem geleverde ‘vakwerk’ op zijn koningsschild een uurwerk graveren.
Wanneer in het begin van de negentiende eeuw een anoniem gebleven schilder vanaf de Molenakker ‘Het dorpsgezicht Gemert’ schildert5 dan laat hij duidelijk zichtbaar ook de wijzerborden zien, zowel die aan het kerktorentje als die op het priesterkoor. Beide ogen sjiek en goed onderhouden.

NOTEN:
1. Ad Otten, Torenhorologies in Gemert vanaf 1500 – deel 1, Gemerts Heem 2002, nr.3, blz.1-14.
2. Streekarchief Peelland – OAA Deurne invnr.1676 (f.16-18); invnr.1678
3. Uit een visitatie van het Deurnese uurwerk in 1743 blijkt dat het uurwerk dan nog steeds niet tot tevredenheid van het Deurnese corpus werkt.
4. Gemeentearchief Gemert 1407-1795 invnr.788.
5. Schilderij in bezit van Noord-Brabants Museum ‘s-Hertogenbosch.

Bekijk PDF