GH-2002-03 Mobilisatie in de Pandelaar

De mobilisatie in de Pandelaar

Jan Brouwers

Omdat ik regelmatig wel eens iets vertelde over de mobilisatie zeiden mijn kinderen dat ik het maar eens op moest schrijven hoe het toen allemaal ging…
Toen op 1 september 1939 Duitsland Polen binnen viel werd hier in nederland de mobilisatie afgekondigd. Alle mannen van 18 tot 35 die in dienst waren of gediend hadden werden toen opgeroepen.

Enige dagen later kwamen enkele officieren en een gemeenteambtenaar bij ons op de boerderij in de Pandelaar kijken hoeveel paarden er bij ons konden staan. Op stal konden er twaalf en in de schuur nog eens twaalf plus het paard van de commandant. Alles moest toen naar buiten. Het dorsmachine, de hakselmachine en alle karren en ploegen. Kwartiermakers kwamen om alles geschikt te maken om de vijfentwintig paarden te stallen. Lange lichtpalen en dennenpalen en veel touw kwam er aan te pas. Er kwam voor ieder paard een voerbak. Tussen ieder paard moest een balk hangen om het slaan tegen te gaan. De paarden die moesten komen die waren allemaal gevorderd van particulieren, meest boeren. In ieder dorp, ook in Gemert, moesten alle paarden bijeenkomen. Daar werden ze geselecteerd welke geschikt waren voor het leger.

Allemaal vreemde paarden bijeen… ze sloegen en beten elkaar dat het niet mooi meer was.
De inkwartiering verliep als volgt: Eerst kwamen twaalf soldaten die sliepen op de zolder en in de kamer. Daags daarna kwamen vijfentwintig paarden het erf op. Een geweldige chaos was dat. Bij de veldartillerie heb je voor een kanon zes paarden nodig en voor de caissonwagen die de munitie vervoerde ook zes paarden. Dat alles samen heet dan een stuk en vier stukken is een batterij. Bij ons lag het 2e en het 3e stuk. Voorlopig, want in de herfst moesten de koeien weer op stal.
In de Pandelaar lagen in die tijd ruim duizend soldaten. In Café ‘het Vossenkamp’ lag de zaal en het kegelhuis helemaal vol. Tegenover het café stond een grote tent waarin zo’n 600 soldaten lagen. Er waren geen toiletten of sanitaire voorzieningen en ’s morgens zaten er veel in de buitenlucht hun behoefte te doen. In de pas nieuwe Pandelaarschool, en bij particulieren, overal lagen soldaten…
2002-3 ontvoering1In Elsendorp werd achter het defensiekanaal de Peel-Raam-stelling aangelegd om bij een Duitse invasie tegenstand te kunnen bieden. Daar werden loopgraven gegraven en stellingen gebouwd voor de kanonnen. Maar ook bij ons was het een drukte van belang. Iedere dag moesten de stallen worden uitgemest en moesten ook de paarden worden los gereden. Ieder op zijn paard en nog een paard aan de hand en zo naar de Hulst en naar Esdonk. Voor een dubbeltje nam ik dikwijls zo’n ritje over wat ik maar wat graag deed tussen al die soldaten. Het liefst van al reed ik op het paard van de commandant. Dat was een echt rijpaard. Hij had twee witte sokken en zijn naam was Boefje. (Verderop nog meer over dit prachtige paard). Voor mij als jongen van veertien jaar was het een uitermate spannende tijd. Iedere dag kwam de fouragewagen langs met haver, hooi en2002-3 ontvoering2stro. Op een andere wagen lag een grote tank met water, want waterleiding hadden we toen nog niet (die kwam in Gemert medio 1940 – red.). Elk paard moest tweemaal per dag met emmers water gegeven worden wat een groot karwei was.

Midden in de Pandelaar was de boerderij van Hannes Rovers (die met het beeld van Michaël in de voorgevel) het centrum van alle activiteiten. In een grote loods stonden onder permanente bewaking alle kanonnen en munitie van de hele compagnie opgesteld. Er was een keukenwagen en een kleine kantine. De soldaten gingen er twee keer per dag eten halen dat daarna “thuis” werd opgegeten. Tegen etenstijd was het op de weg een drukte van belang met al die soldaten die hun hapje gingen halen. ’s Morgens brood (kuch) voor de hele dag en ’s middags de warme hap. Tegen november moesten de paarden van de stal omdat daar de koeien weer in moesten. In de schuur bleven echter dertien paarden de hele winter gehuisvest.

Voor de soldaten werd betere huisvesting gevonden. Bij ons werd de opkamer gereed gemaakt voor drie soldaten. Pietje Fransen uit Veghel, Janus van Engelen uit Breda en Piet (….?) uit Limburg. (Over de laatste straks meer.) Die drie hebben de hele winter bij ons gelogeerd en aten dikwijls met ons mee. Zo maakten ook wij kennis met kuch, margarine en capucijners. ’s Avonds werd er gekaart en naar de radio geluisterd. Door toedoen van een soldaat die bij Philips had gewerkt, konden wij een gebruikte radio kopen wat voor ons in die tijd nog een ongekende luxe was. In november was er groot alarm en moest iedereen met paarden en kanonnen naar de stellingen in Elsendorp. Na een paar dagen kwamen ze weer terug en ze waren allemaal behoorlijk onder de indruk. Bij een verjaardag kwamen alle soldaten van het peloton op het feest en na de nodige consumpties wat later op de avond werd het strijdlied gezongen. Ik ken het nog steeds uit mijn hoofd.

Wij zijn dienaars der kanonnen2002-3 ontvoering3
Wij strijden met staal en vuur
En laat de vijand maar kommen
Wij winnen op den duur
Wat belieft u
Al strijden wij aan het strand
Of in het binnenland
Wij winnen op den duur
Onze wapens slaan te kletter
En strijden met robuust geweld
Slaat de vijand op de vlucht
Want hij is het meest geducht
Van de eerste compagnie
Van de derde veld
Nondeju

Op het laatst van maart of begin april 1940 moest alles weg uit Gemert en werd de Peel-Raam-stelling (gedeeltelijk) opgeheven. (In de nacht van 10 op 11 mei zou de stelling uiteindelijk helemaal ontruimd worden – red.). Omdat de grens te lang was om te verdedigen werd de Duitsers in zekere zin vrije doortocht gegeven richting België. De veldartillerie kwam nog even te liggen in de buurt van Den Bosch en verhuisde daarna nog verder naar het westen tot achter de waterlinie. Met Pietje uit Veghel en Janus uit Breda hebben we nog jaren contact gehad.

55 Jaar later

In de zomer van 1994 hadden wij als oud Indië-strijders een bijeenkomst bij het Indië-monument in Roermond. Er werd een bronzen plaquette onthuld op de herdenkingsmuur bij het monument. Hier staan de namen vermeld van de 2002-3 ontovoering4omgekomen kameraden van ons bataljon, die gesneuveld zijn in Indië. Het was een emotionele en waardige plechtigheid in het bijzijn van de nabestaanden. Het was die dag ontzettend warm en na afloop zeiden wij tegen elkaar: ‘nu moesten we ergens uit de zon en aan het water een lekker pilsje kunnen drinken.’ Onze vriend Nol Waegemans die uit deze streek komt reageerde meteen met ‘ik weet wel iets.’ We reden met z’n allen achter hem aan en jawel dit was wat we zochten. Prachtige zitjes onder oude eikenbomen vlakbij de Maas. Het restaurant heette ‘Mijnheerkes’ en het lag in het dorpje Maasniel vlakbij Roermond. Toen ik die dorpsnaam hoorde schoot er mij meteen iets te binnen. Woonde daar niet die Limburgse soldaat die in de mobilisatie bij ons gelegerd was? Ik wist opeens ook weer zijn naam. Piet Slijpen! Aan de eigenaar van het restaurant vroeg ik of hij die naam kende. ‘Ja, of ik die ken,’ zei hij, ‘die woont hier recht tegenover!’ Lang heeft het niet geduurd of ik ging met mijn vrouw bij Piet op bezoek. Hij herkende mij meteen en we waren van harte welkom. Uren hebben wij zitten buurten, herinneringen ophalen en vertellen over vroeger. Hij was nog wel eens in Gemert geweest, maar had bij ons niemand thuis getroffen. Piet vertelde ons ook hoe het hem na zijn vertrek uit Gemert verder was vergaan. Eerst hadden ze nog 3 weken in Sint-Michielsgestel gelegen om daarna te vertrekken naar Zuid-Holland achter de waterlinie. Hierna volgt het relaas van Piet Slijpen op de eerste oorlogsdag: “Op de morgen van de tiende mei 1940 reed ik ’s morgens met mijn paard (Boefje) in het buitengebied van het dorpje Schelluinen. Opeens hoorde ik een vliegtuig boven mij en ik zag dat hij begon te cirkelen. Ik zocht dekking onder een boom. Er viel een schot en dat ging dwars door het hoofd van mijn paard en die viel helemaal dood neer terwijl ik de teugels nog in mijn hand hield. Het was een trieste gang terug naar het kampement met het zadel op mijn schouders en het hoofdstel in mijn hand. Ik had op de eerste dag van de oorlog mijn beste vriend verloren.”

Piet Slijpen heeft heel zijn leven op een baggermolen (schip) gewerkt om grint uit de Maas te halen. Met de bevrijding in 1944 evacueerde heel Maasniel via Duitsland naar Groningen. Toen Piet na verschillende maanden pas weer thuis kwam bleken de Duitsers alles te hebben weggehaald of opgestookt. Hij vond ’t ook heel erg dat hij geen enkele foto meer had van vroeger. Maar bij mij thuis vond ik nog een foto van Piet op Boefje, gemaakt door Jan Duppen in november 1939. En via kennissen kwam ik ook nog in het bezit van een foto van ‘het stuk’ op weg naar Elsendorp. Natuurlijk hebben we die foto’s ook naar Piet gebracht. Zo zie je wat je op een dag allemaal mee kunt maken en aan herinneringen op kunt halen.
Ik heb geprobeerd dit allemaal op te schrijven als herinnering aan de mobilisatietijd bij ons in de Pandelaar.

Onderschriften:

Korporaal Piet Slijpen uit Maasniel. Foto van Jan Duppen, Gemert, november 1939.

Een batterij op weg naar de stelling in Elsendorp. Links voor op ’t zwarte paard Piet Slijpen. Achteraan Piet Fransen uit Veghel.

Nog een batterij op weg. Voorop Frans Brull uit Heerlen.

Bekijk PDF