GH-2002-03 Een bijl van Jadeiet

Jan Timmers

Vorig jaar in september 2001 werd aan de rand van de buitengracht rond het Gemerts kasteel het beeld van de Vredesmaagd vernieuwd. Ook het fundament waarop het beeld werd geplaatst werd vernieuwd, waarvoor enig graafwerk moest worden verricht. Er werd een kuil gegraven, die daarna met nieuw aangevoerd zand werd opgevuld. Daar werd het nieuwe fundament op gemetseld. Toen een en ander zo goed als was afgerond trof kasteelbewoner Piet Delisse een pracht van een bijl uit de nieuwe steentijd aan juist bij deze plek, een beetje verscholen onder de struiken.

Het aangetroffen voorwerp is een glad gepolijste stenen bijl. Het gebruikte materiaal is in dit geval geen vuursteen, maar zogenaamd jadeïet, een gesteente dat nog het meest lijkt op de halfedelsteen jade. De kleur is donkergroen met lichtgekleurde aders er doorheen. De grootste lengte van de bijl is 82 mm, de grootste breedte: 50 mm en de grootste dikte: 21 mm. Voor een bijl uit de Nieuwe Steentijd (Neolithicum) is het een klein exemplaar. De meest voorkomende neolithische bijlen zijn van vuursteen gemaakt en zijn doorgaans heel wat groter en hebben een lengte van zo’n 15 cm of meer. De gevonden bijl is dus om twee redenen een bijzonder exemplaar. Vanwege het materiaal en vanwege de afmetingen. Daarnaast is het bijltje nog volledig onbeschadigd en ook dat is een bijzonderheid.

Elders gevonden exemplaren

Hoe bijzonder de vondst precies is kan pas worden vastgesteld als we weten of dit soort vondsten vaker voorkomt en in welke plaatsen. Gelukkig is een overzicht bekend van vindplaatsen van jadeïet bijlen in Nederland en de directe omgeving. De meeste bijlen werden aangetroffen in plaatsen langs Maas en Rijn. Met name in Limburg komen de meeste exemplaren voor. In Noord-Brabant is een aantal vondsten bekend, eveneens van plaatsen langs de Maas. Daarnaast staan op het overzichtskaartje slechts twee jadeïet bijlen uit het zandgebied van Brabant 1. De vondst van een dergelijke bijl in Heusden bij Asten is daarin nog niet opgenomen 2. Dat betekent dat de jadeïet bijl van Gemert het vierde exemplaar is binnen het Brabantse zandgebied. Het aantal gepolijste bijlen van vuursteen is vele malen groter. Alleen al in Gemert zijn er daarvan al vier bekend. Het aantal gepolijste vuurstenen bijlen in aangrenzende plaatsen is nog groter. Het verschil in deze aantallen geeft aan dat jadeïet bijlen, ook al in het neolithicum, bijzondere voorwerpen geweest moeten zijn. Dat heeft beslist ook te maken met het materiaal. Vuursteen is tamelijk dichtbij aanwezig in de Maasvallei in België tot in Zuid-Limburg, waar de vuursteenmijnen van Rijkholt en St Geertruid bekende aanvoerplaatsen zijn geweest. Voor jadeïet moeten we tot in het gebied van de Alpen voor de meest nabije plaats waar dit gesteente voorhanden is. Dat wijst op het bestaan van handelsrelaties over behoorlijk grote afstanden.

Het al genoemde overzichtsartikel geeft als datering van de jadeïet bijlen aan dat ze met name voorkomen in de middelste periode van de Nieuwe Steentijd en dat betekent een datering tussen 3300 v.Chr en 2150 v.Chr. Die datering geldt vooral voor de Limburgse vondsten, maar de datering voor Brabant zal daarvan niet of nauwelijks afwijken.

De vindplaats

De bijl is gevonden in de directe nabijheid van het graafwerk voor de Vredesmaagd. Het kan bijna niet anders of de bijl is afkomstig uit het gegraven gat. Tijdens het graven is de bijl door zijn gewicht van de zandhoop af gerold tot onder de struiken. Bij het afvoeren van het overbodige zand is de bijl daarom niet meegenomen.

2002-3 bijl2Een andere mogelijkheid zou zijn dat de bijl werd aangevoerd met het nieuwe zand waarmee de kuil werd aangevuld. Dat lijkt onwaarschijnlijk. De bijl zou dan bijna zeker tegelijk met het zand in de kuil onder het beeld verdwenen zijn.

Dat betekent dus dat het voorwerp oorspronkelijk in de grond zat op het binnenterrein van het Gemertse kasteel. Juist aan de binnenzijde van de huidige buitengracht. Het is goed om hier op te merken dat de oorspronkelijke buitengracht verder noordwaarts lag, pal naast de straat en dat het huidige Ridderplein onderdeel uitmaakte van het oude kasteelterrein. De vindplaats maakte vroeger dus zeker deel uit van het kasteelterrein. Op zichzelf is dat overigens niet zo belangrijk. De bijl is namelijk veel ouder dan het kasteel of de grachten daaromheen. Met de aanleg van het kasteel is pas een begin gemaakt omstreeks 1400. De bijl zit dan al zo’n 3000 jaar of meer in de grond. Er is dus geen directe relatie tussen het kasteel en de gevonden bijl.

Toch is de plek waar de bijl werd gevonden niet helemaal toevallig. Het Gemertse kasteel is gebouwd aan de oever van het riviertje De Rips. De grachten rond het kasteel werden gevoed met het Ripswater. Bij de bouw van het huidige poortgebouw van het kasteel werd De Rips ter plaatse duidelijk gekanaliseerd. Kaarsrecht loopt hij voor het poortgebouw door. Waar de bedding van De Rips voor die tijd precies lag is tot op dit moment niet vastgesteld. Vermoedelijk lag de oorspronkelijke bedding dichter bij het hoofdgebouw van het kasteel dan nu het geval is. Dat betekent ook dat de oude Ripsbedding dichter bij de plaats lag waar de bijl is aangetroffen. De Rips is daarmee de verbindende schakel tussen kasteel en stenen bijl. De Rips nodigde uit tot de bouw van het kasteel en De Rips oefende zo’n 3000 jaren eerder ook aantrekkingskracht uit op de bijl.

2002-3 bijl3Gepolijste neolithische bijlen worden opvallend vaak aangetroffen op natte plekken: voormalige vennen of rivier- en beekdalen. Je zou vermoeden dat juist op die plekken destijds veel hout werd gekapt en dat daarom op die plekken veel bijlen zijn zoekgeraakt en door ons weer worden gevonden. Dat blijkt niet het geval te zijn. Archeologen zijn van mening dat de bijlen op een andere manier op die natte plekken terecht zijn gekomen. Het gaat namelijk meestal niet om gereedschap, waarmee hout gekapt kan worden. Dat gepolijste bijlen kostbare voorwerpen vormden is zeker. Het koste dagen van slijpen en polijsten voordat een bijl zo glad was. Een voorwerp waar zoveel tijd in is geïnvesteerd is niet zomaar een gebruiksvoorwerp. Het is een kostbaar voorwerp dat waarschijnlijk gebruikt werd voor ceremoniële doeleinden. Dat zal zeker voor de kleine exemplaren gelden, die gemaakt werden van zeldzame steensoorten die over grote afstanden werden aangevoerd.

Opvallend is nu dat bijlen, maar ook andere kostbare voorwerpen meestal in voormalige vennen of in beekdalen worden aangetroffen, soms zelfs meerdere bij elkaar. De theorie die archeologen daarbij gebruiken is dat de vindplaatsen in de prehistorie gediend hebben als een ceremoniële plaats, een plaats waar kostbaarheden aan het water werden toevertrouwd, wellicht als geschenk of offer aan nabestaanden of goden. De Rips als een prehistorische offerplaats dus, of in archeologische termen gesproken: een votief depôt.

Andere Gemertse bijlen

Al eerder werden in Gemert gepolijste neolithische bijlen aangetroffen. De vindplaatsen zijn echter helaas niet steeds met zekerheid bekend. Dat geld wel voor een smaltoppige neolitische bijl, die werd aangetroffen bij de Vossenberg in Elsendorp. Een plaats waar in het neolithicum geen of nauwelijks bewoning aanwezig geweest kan zijn. De vindplaats van de bijl is echter precies op de oever van een voormalig ven in de Peel. Ook daar is dus een gepolijste bijl als ceremoniëel geschenk in het water terecht gekomen 3.

Een andere vondst, die overigens niet geheel zeker is, betreft een zogenaamde depôt-vondst, omdat meerdere vondsten tegelijkertijd bij elkaar werden aangetroffen. Het gaat daarbij om een tweetal vuurstenen bijlen samen met een exemplaar van brons. De vondsten werden in 1917 door August Sassen geschonken aan het Noord-Brabants Museum met de melding dat ze gevonden waren op Koks. Bij de bewerking van de melding door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek wist men Koks niet te traceren, terwijl er kennelijk wel iemand was die ooit gehoord had van Koll bij Nuenen. De zo ontstane verwarring is inmiddels opgeheven 4. Het gaat in dit geval om een vondst in (het dal van) de Aa ter hoogte van Koks. Of dat in Gemert is of juist aan de overkant van de Aa in Erp is onduidelijk. Bekend is wel dat aan de Erpse kant van de Aa veel prehistorische begraafplaatsen, ook uit de bronstijd, bekend zijn. Een votief depôt in de Aa past daar prima bij.

NOTEN:

  1. 1.P Schut, H Kars, JMAR Wevers, Jade axes in the Netherlands: a preliminary report; Helinium 27(1987) 71-87. Met dank aan Nico Arts voor de tip.
  2. 2.WJH Verwers en GAC Beex, Archeologische kroniek van Noord-Brabant 1974-1976, p 1.
  3. 3.Jan Timmers, Prehistorie rond De Ripse Paal, Gemerts Heem, jrg 42(2000) 3, blz 32-34
  4. 4.Gegevensbestand van de ROB en Nieuwsbrief Archeologie Kempen en Peelland jrg 2 (1998) nr 2, blz 12, en jrg 2 (1998) nr 3, blz 16.
Bekijk PDF