GH-2002-02 De dood! Het rooms-katholieke begraafboek van Gemert, 1691-1772

Simon van Wetten.

Het Rooms-katholieke begraafboek dat met enig gevoel voor dramatiek tussen 1691 en 1772 door de Gemertse pastoors werd volgeschreven, is de bron voor het navolgende artikel.1

Sepultus est

Sepultus est… Als de pastoor dát over jou noteerde, dan was dat méér dan een absolutie, dan was dat echt en definitief: Zand erover.
“Sepultus est…” betekent “begraven is…”.2 Soms noteerde de pastoor achter die woorden alleen maar jouw naam en – ook belangrijk – gaf hij aan of de begrafeniskosten reeds voldaan waren. Maar wanneer de pastoor wat meer tijd had, of zijn vaardigheid in de Latijnse taal nog wat wilde oefenen, of wanneer hij werkelijk ontroerd was door de omstandigheden waarin het overlijden had plaatsgevonden, vertrouwde hij aan het papier en dus aan u en mij juist die saillante details toe waarnaar wij rondom het thema dood toch altijd wel héél nieuwsgierig zijn.
Bovendien geeft dit begraafboek een verrassend beeld van waaraan je in de 18e eeuw zo maar dood kon gaan.

Uit nacht rijst morgenrood: Het leven uit de dood. (Anthony C.W. Staring)
Het is een mooi gedichtje, en heel toepasselijk op de volgende situatie, maar ik kan me voorstellen dat de direct betrokkenen er geen boodschap aan hadden.
“Op het feest van de Allerheiligste Drieëenheid die viel op de 12e juni (1718) is begraven Maria, echtgenote van Antonius Tonijs Cauwenbergh, die gestorven is in het kraambed. Een troost is, dat de jongen gedoopt zal overleven”

De dood komt slechts eenmaal, maar laat zich op alle ogenblikken van ons leven voelen; het valt zwaarder hem te verwachten dan hem te ondergaan. (Jean de la Bruyère)
Het is te laat, maar anders hadden deze woorden heel troostrijk kunnen zijn voor de weduwe Verschout. “Begraven is Maria, weduwe van Wilhelmus Verschout, voorzien van het sacrament van de biecht en de Eucharistie. Ze leek nog sterk en ze vroeg, dat het laatste oliesel uitgesteld zou worden, maar door de dood werd ze verhinderd vóór de toediening hiervan”.

Het leven op zichzelf heeft niets gewichtigs: ook alle dieren leven. Maar eervol, wijs en moedig sterven, dat is waarlijk groots. Met volkomen gemoedsrust van hier te scheiden, als eenmaal ons laatste uur nadert, daarin ligt iets verhevens. (Seneca)
Het is te hopen dat Thomas Swijnbergen deze wijze woorden in zijn laatste momenten heeft kunnen onderschrijven. “Begraven is Thomas Thijssen Swijnbergen, dienaar van de magistraat. Hij is gedood zó gewelddadig, dat geen priester aanwezig kon zijn ter bediening”.
En ook Frans zal zo zijn twijfels hebben gehad. “Begraven is Franciscus Hoerkens, getroffen door een mes in de buik. Hij heeft gebiecht en is met het laatste oliesel bediend; wegens het braken had hij niet gecommuniceerd”.
Ook bij Godefridus Roeffens gemoedsrust kun je, gezien de navolgende situatie, wat vraagtekens plaatsen. Hij stierf aan bloedarmoede. “Plotseling is er een ader in zijn been gesprongen. Het bloed spoot er zo heftig uit, dat er geen priester voor de bediening kon komen. Hij was een vroom man”.

 de dood 1a

De dood is, van alle bezoekers, de meest aangekondigde en de minst verwachte. (Paul Bourget)
Ja, daar kunnen Graard Laureins, Mat Janssen en Leentje Lambers over meepraten. “Begraven is Gerardus Peters Laureinsen, door donder en bliksem getroffen gestorven. Overigens een goede man”.
“Begraven is Matthias Janssen, door een musketgeweer getroffen door een troep Hollandse ruiters. Zo snel stierf hij, dat hij niet bediend kon worden, hoewel de priester zich haastte”.
“Begraven is Helena Lambers, met alle sacramenten bediend. Zij is door een ongeluk gestorven. In een hevige stormwind is een dakpan, losgeslagen van de kerk, gevallen op haar hoofd en heeft haar schedel verbrijzeld.

Wie sterft, betaalt al zijn schulden. (William Shakespeare)
Of je moet geen schulden hebben. “Begraven is Joannes Teunis Mickers,

die vanaf zijn kindsheid krankzinnig was. Daarom zijn hem geen sacramenten toegediend en heb ik de mis gezongen voor andere overledenen, want de overledene heeft het niet nodig. Hij is immers onschuldig”.

Wie veel getuigen bij zijn dood heeft, sterft altijd moedig. (Voltaire)
“Begraven is Theodori Petrus Verschout, met een mes doorstoken. Wij hebben gevraagd aan twee getuigen of de vermoorde gevochten had met zijn moordenaar en of Theodorus op heterdaad gedood was. Petrus Wauters en Gertrudis, beiden in dienst bij Antonius van der Linden, in wiens huis de gedode en de bandiet waren vóór het geven van de steek, antwoordden dat zij tevoren geen ruzie hadden gehad en dat Theodorus, na de bandiet naar buiten gaande, direct een steek gehad heeft in de borst, zoals de toeschouwers zeggen, als ook nog in de rug, en de dienstknecht en dienstmeid zeggen dat de getroffene toen direct gestorven is”.

De natuur heeft alles ongelijk geschapen: kracht, gezondheid, schoonheid, verstand, in alles zijn de mensen ongelijk; zij zijn slechts gelijk voor de dood, en zelfs deze komt voor sommigen voortijdig, voor anderen heel laat. (Alexandre Vessiot)
Zo was Maria Strijbos toen ze eenmaal in 1705 stierf al zo oud, dat de pastoor de jaartallen en tijdsaanduiding wat verhaspelde. “Begraven is Maria Strijbos, weduwe van Wilhelmus Jegers bediend met alle sacramenten. Zij heeft nog gekend de Eerwaarde Heer Albertus Strijbos, die gedurende de vijfhonderdste eeuw pastoor was van Gemert en in het begin van de zeshonderdste eeuw. Zij is geboren in 1611, naar men zegt”.3
Maar, bazin boven bazin, Maria van der Putten haalde op een haar na een hele eeuw. “Begraven is Maria van der Putten, bijna honderdjarig. Bediend met alle sacramenten vanwege haar ouderdom, want aan een andere ziekte leed ze niet. Dat deze voorzorg nuttig was, leerde de afloop: zonder een andere ziekte immers overleed ze”.
En in de begraafnotitie van Aleidis, weduwe van Adrianus Crayevelt staat dat zij veruit de oudste van de hele gemeenschap was.
Michiel Ariaens spant de kroon. Bij zijn ‘sepultus est…’ in 1732 staat vermeld dat hij heeft gezegd dat hij geboren is in dat jaar, waarin ‘s-Hertogenbosch door de Hollanders is veroverd. Dan zou hij gestorven zijn in de leeftijd van 103 jaar.

Ik ben niet bang om dood te gaan. Ik wil er alleen niet bij zijn als het gebeurt. (Woody Allen)
Wellicht heeft in juli 1718 Huubke Coenen ook zoiets gedacht. “Begraven is Hubertus Ariens Coenen, onthoofd, en door biecht en communie voorbereid op de dood”.

Uw erfgenamen zijn niet geïnteresseerd in wat u doet, maar in wat u nalaat. (Alexander Pola)
En dan valt de ‘oogst’ soms tegen. “Begraven is Maria Thomassen. Deze vreemde bedelares stierf door een plotselinge dood. De geroepen Eerwaarde heer Van der Putten snelde naar deze stervende, maar kwam te laat. Haar echtgenoot, ook bedelaar, zei dat zij vóór vijf weken gebiecht en gecommuniceerd had”.

Dood blijven op een duit

Als je dood blijft op een duit, dan háál je het niet. Dan staat er geen verhaal achter je naam in het Begraafboek. Maar als je wat geld weet te spenderen, vooropgesteld dat je geld hébt te spenderen, dan zwelt het aantal regels achter jouw naam aan. Vooral een schenking aan de kerk is geen beroerde investering:
“Begraven is de Eerwaarde Heer Joannes Aldenhuijsen, pastoor te Geldrop en rector te Handel. Hersteller van de devotie aldaar en hij legde het fundament voor het nieuwe priesterkoor. Hij stierf de 18e van deze maand (november 1695), nadat hij door een beroerte getroffen was”.
Nou kan je nog vrijgeviger zijn dan Sint Maarten of Sint Nicolaas, je blíjft afhankelijk van degene die het op moet schrijven…:
“Onder de vespers is begraven de zeer edele Heer Bertram, Baron de Loë, Heer van Wisse bij Kevelaer, Ridder van de Duitse Orde, commandeur in Gemert. Weldoener van de armen en ongelukkigen, een vrijgevig man. Op 24 maart (1712) nu stierf hij op de vijfde dag van de Goede Week. Hij had genoteerd moeten worden vóór Elisabeth (een vrouw die op 30 maart was gestorven), maar de schrijver had hem overgeslagen”.

En als je geen geld hebt, dan is er nog een andere tactiek. Verláát de kerk, en keer er op het laatste moment in terug. Juichend word je binnengehaald, eerst in de kerk, daarna in het Begraafboek!
“Begraven is Maria Dirix Hillen. Gedurende 10 of 11 jaren bleef zij weg uit de kerk. Op het einde van haar leven echter heeft zij nog veelvuldig bezocht de kapel van de H. Antonius in de Mortel”.
“Begraven is Petrus Dirck Wilberts die door een beroerte getroffen is en bediend met het sacrament van het laatste oliesel. Hij is ook geabsolveerd, nadat hij door handdrukken een teken van berouw had gegeven. Hij is gestorven op de tweede zondag na Pasen, ’s nachts rond 12 uur.

de dood 2a

Hij had gecommuniceerd een week na Paaszondag. Daarvoor had hij gedurende 18 of meer jaren niet gecommuniceerd in de Paastijd! Maar nadat de zeer edele Heer Graaf van Schoenborn (onze aartscommandeur) bij een bezoek, afgelegd in januari laatstleden, zijn koppigheid bemerkt had, niettegenstaande de vele tegen hem gemaakte vermaningen, beval hij hem te zeggen dat hij óf moest communiceren als een katholiek óf ketter worden en uit de gemeenschap geworpen worden. Als bij donderslag gehoorzaamde hij hem en ging eerst naar Kevelaar, waar hij gebiecht hebbend te communie ging. Daarna wilde hij te communie gaan in onze parochie. Die communie ontving hij in Handel op het feest van Maria Boodschap”.
“Begraven is Matthias Post, kok en kamerdienaar van de zeer edele       Heer Bertram, baron van Loë,

commandeur in Gemert. Hij was Duitser van nationaliteit, geboortig van Hamburg, en bekeerd tot ons geloof hier in Gemert”.
“Begraven is de edele heer Egberts Ramp. Hij was geboortig uit een voorname en katholieke Haarlemse familie, welke familie, onder niet-katholieken verblijvend, vanaf de tijd van de Hollandse opstand tot op deze tijd het katholieke geloof voortdurend heeft bewaard. Meer dan 40 jaar heeft heer Egbertus hier in Gemert als ongehuwde gewoond”.

Voor de dood is geen kruid gewassen

Ziekte of ongeluk, in de 18e eeuw gold dat Magere Hein kansrijker was. De welvaarts-Magere-Hein van de 21ste eeuw is wat minder mager en daardoor wat trager. Drie eeuwen geleden was ziek of gewond zijn een kwestie van pappen en nathouden en hooguit een aderlating…
“Begraven is Joanna, echtgenote van Arnoldus Henrix Verhofstadt, die tijdens het snijden in een ader (aderlaten) plotseling in een slaap viel die duurde tot de dood”.
“Begraven is Adrianus Thomassen. Hij was lange tijd in militaire dienst geweest onder de Hollanders. Hij haalde zich de thisus op de hals tijdens de Deense expeditie en hij stierf hier bij zijn moeder vroom in de Heer” (2 jan. 1701).
“Op 4 september 1702 zijn gecelebreerd de uitvaartdiensten voor Joannis Henrix en Anna, weduwe van Henricus Jan Henrix. Joannis is al op 15 augustus gestorven, Anna op 31 augustus. De uitgestelde diensten hebben te maken met de besmettelijkheid van de dysenterie waaraan zij leden, welke besmettelijke ziekte door toedoen van het leger van de Hollanders is ontstaan”.
“Begraven is Wilhelmus van der Putten, die leed aan een langdurige ziekte. Tien of elf dagen voor zijn dood is naar hem het sacrament van de H. Eucharistie gebracht. Maar plotseling is zijn gezwel zodanig gebarsten, dat hij de andere sacramenten niet kon hebben”.
“Begraven is Anna, echtgenote van Heer Wilhelmus de Loose. Gestorven vanwege de stuipen; zij was zwanger en het kind (een zoontje) is eveneens vanwege de stuipen gestorven”.
“Begraven is (op 12 november 1713) Antonius Gerits Dilissen. Hij is als soldaat gewond in de oorlog, niet goed verzorgd aan zijn wond en daarom gestorven”.
“Begraven is Wilhelma, echtgenote van Marcellus van den Heuvel, verhinderd door een plotselinge dood. Zij was aangespoord om te biechten en zij zei, dat ze dat zeker wilde doen. Ze had haar medicijnen genomen en plotseling is ze gestorven”.de dood 3a
“Begraven is Theodorus Geenen, verhinderd door een totaal onverwachte dood. Hij had vlak vóór zijn dood een zekere pijn gevoeld in zijn hoofd en meteen daarop verloor hij het gebruik van zijn verstand”.
“Begraven is Hubertus Lamberts, die in het bos van Helmond door de snelle vaart (het op hol slaan) van de paarden in het rijtuig omgekomen is”.
“Begraven is Ludovicus Loijen. Omstreeks vijf uur ’s morgens haalde hij zijn paard uit het moeras (daar zal de Peel mee zijn bedoeld) en komend op het plein met de naam Heuvel viel hij van zijn paard en door een gebroken nek stierf hij”.
“Begraven is Antonius Ariaens Craijevelt (zijn moeder is heel oud geworden, zie hierboven). Hij is gevallen en verstikt door zijn kar, want door plotseling op hol te slaan doodde zijn paard hem op het plein”.

Om de dooie dood niet

Weinig criminaliteit destijds? Sterke onderlinge banden? Om de dooie dood niet!
“Begraven is Antonius Joannis Gordts van Puyfelick, wreed gedood door een makker, hoewel hij die vriend onmiddellijk daarvoor zijn vriendschap had getoond door een drankje aan te bieden”.
“Begraven is Joannes Dilissen, op een ellendige wijze gedood. Dood gevonden ’s morgens op de markt door inwoners die naar de eerste mis gingen”.
“Begraven is Nicolaus Corstiaan van Schijndel. Hij werd vermoord bij het huis met de naam de Aa”.
“Begraven is Arnoldus Sneijers. Hij is vermoord en met een mes door de lever gestoken gedood tussen negen en tien uur in de avond op het feest van de Opneming van de Heiligste Maagd”.
“Begraven is Petrus Henrix Jonckers, ’s nachts gedood door een boosaardig man, terwijl ze te voren geen ruzie gehad hadden”.

de dood 4Pietje de dood maait altijd en… houdt van vissen

In dat zwemdiplomaloze tijdperk waren de dood en het water twee handen op een opgezwollen buik!
“Begraven is Joannes Hendrick Hubers, die bij toeval verdronken is in een rivier in het gebied van Beek”.
“Begraven is Joannes Peters van de Laer, bij het vissen in het water verdronken”.
“Begraven is Joannes Eumens, die in zijn ouderdom als arme verzorgd is door de Hoogedelgestrenge Heer Commandeur. In de avond door de wateren verstikt. Wegens ouderdom en een gebrek aan de voeten gebruikte hij krukken. In de volksmond werd hij “Oeum” genoemd”.

Van de doden niets dan goeds

De ondertoon van “ja, ja, van de doden niets dan goeds”, is dat er eigenlijk best wel iets slechts van de overledenen te vertellen valt, maar “dat doe je nou eenmaal niet”. Toch moet u bij de navolgende voorbeelden die ondertoon absoluut wegdenken.
“Begraven is Josephus Robert uit Lotharingen. Hij was al lang ziek, en in die ziekte ging hij naar Lotharingen om zij moeder te bezoeken, en teruggekeerd stierf hij in de Heer, achterlatend een echtgenote”.
“Begraven is Petrus van Doorne, gereinigd door de vele moeilijkheden met zijn zuster, die twee maanden geleden is gestorven. Petrus was blind gedurende een aantal jaren”.

’t Was daar de dood in de pot

Zou de kip die op de teeravond werd genuttigd iets onder de leden hebben gehad?
Op 11, 12 en 13 november 1704 werden drie gildemeesters begraven. Bij Joannes Teunissen Claessen staat de aantekening: Hij was gildemeester en op dezelfde tijd stonden twee andere gildemeesters boven de grond om begraven te worden op de volgende twee dagen (nl. Andreas Jaspers en Nicolaus Hoevenaars).

Gedoodverfd

Geef het maar toe. U denkt dat die ene steekpartij, dat ene verdrinkingsgeval, dat ene ongeluk in dik anderhalve eeuw door de schrijver dezes uit het Begraafboek is gevist om de smeuïgheid van dit artikel fors op te voeren. Met nauwelijks ingehouden plezier kan ik u echter melden dat een dergelijke veronderstelling onjuist is. De cijfers tonen dat aan.
De vertaalde akten, 239 in getal, leveren de volgende doodsoorzaken op:
– Gestorven in het kraambed: 8
– Onthoofd/ter dood gebracht: 4
– Geweld/vechtpartijen/moord: 16
– Ouderdom: 12
– Ziekte: 83
– Kinderziekte: 7
– Ongeluk/verdronken: 15
– Plotselinge dood: 46
– Armoede/honger: 3
– Onbekend: 45
Als deze verhouding toegepast kan worden op de ruim tienduizend mensen die in de periode 1609-1810 in Gemert zijn begraven, dan zouden er in die tweehonderd jaar bijvoorbeeld 160 mensen in Gemert terecht zijn gesteld en er ruim 650 door geweld om het leven zijn gekomen.
Dat valt helaas niet te controleren, want lang niet altijd is de doodsoorzaak genoteerd. Bovendien is die verhouding misschien behoorlijk scheef, omdat de 239 akten wel eens niet representatief zouden kunnen zijn. U ziet het, niets is zeker in dit leven, behalve de titel van dit artikel.

Na de dood

“Begraven is de Eerwaarde Heer Peregrinus Spierinx, tussen de twee biechtstoelen bij het altaar van Sint Joris”. Jawel, heer Peregrinus ging gewoon dóór met de biecht horen. Is er dan toch leven na de dood?

MET DANK AAN:
Dhr. Graat uit Haps. Ik mocht gebruik maken van zijn vertalingen.

NOTEN:

1. De Latijnse akten in het Begraafboek zijn vertaald door dhr. Graat uit Haps.
2. Sepultus bij mannen, sepulta bij vrouwen.
3. De pastoor is hier wat onzorgvuldig met de aanduiding van de eeuwen; hij bedoelt de eeuwen waarin ‘vijfhonderd’ en ‘zeshonderd’ voorkwam. Albertus Strijbos was pastoor van 1590 tot 1624.

Bekijk PDF