GH-2001-04 Het Frans Archief II

Niet leunen over de brugleuning

Simon van Wetten

 Ze namen ons wat af, die Fransen, maar ze gaven ook weer wat terug. Processies en andere openlijke godsdienstoefeningen werden streng verboden, maar daar stond tegenover dat allerlei herdenkingen en feestdagen verplicht gevierd dienden te worden. Glorieuse dagen, herdenkingen van beroemde gebeurtenissen uit de Franse Revolutie, werden door de “tambours du village” al trommelend geannonceerd. Ook het luiden der klokken en een eresaluut, afgeschoten door een select gezelschap burgers, dienden de Gemertenaren, die nog maar net de nieuwe tijden binnengestapt waren en daarom een beetje onwennig om zich heen stonden te kijken, duidelijk te maken dat er iets te vieren viel. Zo was er de Dag van de Franse Republiek, en daar zal de gemiddelde dorpeling niet van wakker hebben gelegen. Hoewel, tot ’s avonds laat was er feest en spel voor alle inwoners.
Ook werd la fête de l’agriculture gevierd. De uitbundigheid nam ferm toe nadat iemand had uitgelegd dat dit het feest van de landbouw was, waarbij de harde werkers op het veld moesten worden geëerd! Verrekt, die Fransen vielen een heel hortje mee!
Enige verwarring zaaide de proclamatie van de Franse overheid dat de onsterfelijke dag van de 14e juli op de 26ste (!) dezer maand moest worden gevierd. Dat had natuurlijk met die rare nieuwe maanden van de Fransen te maken. Maar men feestte mee, want wie zal zig niet beweegt gevoelen door de geheugenissen die hij ‘erinnert! De Bastille, stormenderhand ingenomen, en het volk verwinnende op eenen dag zijne regten en vrijhijd die het dispotismus van veele eeuwen gekeetend hield. Was er ooijt schoonder en weerdiger tijdstip om van de republicanische Administratie geviert te worden?
Nog meer verwarring ontstond nadat de Fransen alle getrouwde mensen oplegde om de “Dag van de Egt” te vieren. Nee, niet op je eigen trouwdag, maar altijd op 10 Florial (29 april) was het onontkoombaar om het huwelijksfeest nog eens plechtig te herdenken. Nou ja, de heren der schepping hadden er weinig moeite mee: Hulde aan de Vaders die hun kinderen inboezemen de Liefde voor het Vaderland en de regten van den Mensch. Maar moe werd niet eens genoemd.Het “Feest der Vrijheijd” duurde zelfs twee dagen. Op 27 en 28 juli kregen de schoolkinderen vrij en alle  publieke werkzaamheden zouden – buiten dringende nood – twee dagen stilstaan.Van hogerhand vertrouwde men erop dat iedere weldenkende burger zich onderling en met gepaste vrolijkheid door vaderlands-zedenkundige en broederlijke gesprekken zou vermaken! Minder uitbundig was de herdenking van de drie Franse ministers, die na een bezoek aan een congres in Rastadt, door een Oostenrijks detachement werden “verminkt, in stukken gehouwen en gehakt met sabelslagen”. Op deze herdenkingsdag werd iedere burger gemaand zich te haasten om een offerande op het altaar des Vaderlands te brengen, “giften naarmate uwer vermogens”.
Later in de Franse tijd, toen Napoleon Bonaparte de verworvenheden der Franse revolutie had gedegradeerd tot een soort inruilactie (het absolute koningschap voor het dictatoriaal keizerschap) en het nieuwe hofleven te Parijs zo hovaardig werd dat menig Bourbon in Versailles daar nog wat van had kunnen leren, stonden er in Gemert weer heel andere feestelijkheden op de rol.
Zo wilde in juli 1813 de prefect van het arrondissement Eindhoven van de Gemertse burgemeester weten hoe men in zijn dorp het feest van keizer Napoleon dacht te gaan vieren. “Met spellen die de inwoners normaal ook al spelen”, liet, niet bijster enthousiast, monsieur le maire weten. En al zag het gemeentebestuur heel snel het magere daarvan in, en werden klokgelui en “bals  champêtre”, danspartijen in de open lucht en feestverlichting aan het programma toegevoegd, toch mocht het geheel niet meer dan 100 francs kosten.
De gelijkheid, nog altijd éénderde van waar het in de Franse revolutie om was gegaan, kwam in die bals champêtre weer eens mooi in de etalage. Er waren namelijk, naast het woeste klompgestamp van het gewone volk, nog aparte bals. Eén voor de gemeenteambtenaren en één voor de meest vooraanstaande inwoners.
Best mogelijk dat het maximumfeestbedrag door de hogere overheden was opgelegd. Twee jaar eerder was er al vanuit Aken door de aldaar zetelende Administratie van het Departement van de Oevers van de Rijn een arrest naar Gemert gestuurd, waarin stond dat er niet meer dan 200 francs mochten worden uitgegeven om het feest van de 9e juni te vieren. Die 9e juni was de geboortedag van le Roi de Rome, de koning van Rome, zoon van Napoleon.

Zoals gezegd, de Fransen gaven ons af en toe eens wat, en ze namen ons wat af. Het vaandel van de veelgeroemde godsdienstvrijheid dat zij hadden meegenomen, kreeg na verloop van tijd een steeds valer randje. Eén van de eerste bepalingen die de verkleuring teweeg bracht, dateert van april 1798. Toen moesten alle uiterlijke en openbare tekenen der verschillende godsdiensten worden weggenomen en naar de kerkgebouwen worden getransporteerd. Een maand later werden processies, “die oorzaak gaven tot ongevoegelijkheden, in haarzelve onbetamelijk en tegenstrijdig met de publieke orde” verboden. Overtredingen werden bestraft met een boete van 100 tot 500 livres of een gevangenisstraf van minimaal een maand en maximaal twee jaar. Bij herhaling volgde een tienjarige “knelling”. Bij wijze van schrale troost werd er bij gezegd dat de gewoonlijke “Costuum of dracht” der monniken en priesters nog niet verboden werd.
Maar de mensen van Gemert trokken zich niet al te veel aan van alle bepalingen. Dat bewijst een woedende Franse brief in juli 1798, voorzien van een nóg bozer overkomende Duitse vertaling, waarin onmiddellijke maatregelen worden geëist om te voorkomen dat er nog processies door de straten trekken. Dreigend werd medegedeeld dat elke priester die nog bij een processie mee durfde lopen, zou worden “mis en état d’arrestation”. “In Verhaft genommen!” “In arrest genomen, om vervolgd en door de wettige tribunalen, gelijkvormig aan de wetten, gestraft te worden.” In hun boosheid gingen de Fransen verder dan wellicht oorspronkelijk hun bedoeling was. Hun oog viel op de kruisen op het kerkhof. Kerkhofkruisen? Dat zijn signes exterieurs, uiterlijke tekenen van godsdienst. Weg ermee! Vervolgens werden de geestelijken ervan verdacht “wederspannelingen” te zijn, misbruik makend van hun invloed, uit op ongeregeldheden, vijanden van de goede orde.
Och, wat kon je als geestelijke gebeuren? De gevangenis in? Uit een staat van kosten der gevangenis van Gemert blijkt dat een flink deel van het budget opging aan inentingen, brood, soep, verwarming en beddegoed. En bij het personeel stond, naast de concierge en de cipier, een “garçon de service”, een bediende op de loonlijst. Dat zat wel snor in de Gemertse nor!
En als het echt vervelend werd, dan was daar, wat verderop in de Franse tijd, nog altijd die aardige Lodewijk Napoleon die zo graag gratie gaf. Op 27 oktober 1809 viel er een brief uit Amsterdam op de deurmat van het Gemertse gemeentehuis. “Hier nevens ontvangt Gijlieden Kopij van een Besluit van Zijne Majesteit den Koning”. Het bleek een rappel, een terugroeping, verleend aan Gerit Penninx. Hij was zeven jaar daarvoor door de Gemertse schepenen veroordeeld tot levenslange verbanning, vanwege het stelen van een houten brugleuning.
De één warmt zich aan religie en godsverering, de ander aan een houten brugleuning. In de Franse tijd hadden beide soorten koukleumen reden om schichtig om zich heen te kijken. En u en ik, wij warmen ons aan de verhalen van toen. Eigenlijk staan wij óók handenwrijvend bij dat vuurtje van Gerit Penninx. Dat is nou het mooie van geschiedenis.

En nu maar wachten op een rappel…

Bekijk PDF