GH-2001-04 Enkele merkwaardigheden van de Handelse Kapel
Peter Lathouwers
Al lezende door de diverse publicaties over het Handelse bedevaartsoord in voorbije eeuwen valt het je op dat er vaak gesproken wordt over de vele pelgrims die Handel bezochten. Op bijzondere feestdagen waren het er soms duizenden. Toegegeven, een flink aantal auteurs van die publicaties schreven elkaar na, maar er zijn ook authentieke verslagen zoals die van de rectoren Strijbos en Moraeus. Strijbos schrijft dat er in 1598 duizenden pelgrims Handel aandoen en dat de religieuze activiteiten zowel binnen als buiten plaats vonden. Buiten stonden altaren en biechtstoelen opgesteld waar diverse priesters van ’s morgens vroeg tot laat in de middag biecht hoorden.
In 1628 meldt Moraeus dat er op tweede Pinksterdag (Handelse kerkwijdingdag) 4000 bedevaartgangers het bedevaartsoord bezochten. Dat is ruim 31/2 keer het aantal dat nu jaarlijks met de Valkenswaardse bedevaart naar Handel komt. Het zal daarom niet verwonderen dat er toen van heinde en ver priesters werden aangetrokken voor het houden van biechtmarathons.
En wanneer men bedenkt dat het vloeroppervlak van de zeventiende eeuwse kapel maar ’n derde was van het huidige vloeroppervlak dan vraag je je af hoe al dat volk in zo’n klein kapelletje kon? Niet dus, het toenmalig kapelletje kon slechts zo’n 400 mensen herbergen.
In defilé langs Maria
Buiten in de openlucht werden altaren en biechtstoelen opgericht waardoor er toch aan een behoefte werd voldaan. Maar zoals bekend, je bent niet in Lourdes, met al zijn kerken en kapellen, geweest, als je niet de grot met het Mariabeeld hebt bezocht. En zo kwamen ook de toenmalige bedevaartgangers naar Handel om het wonderbare Mariabeeld te zien en te aanbidden. In eerste instantie bevreemdt het dat de kleine zeventiende eeuwse kapel behalve de toch ruime “voordeur” onder de toren ook nog twee zijdeuren in de zijgevels (noord en zuid) had, die precies tegenover elkaar waren gelegen. Deze zijdeuren zijn sinds de grootscheepse vergroting en restauratie van 1896 dichtgemetseld maar als zodanig aan de buitenmuren nog duidelijk zichtbaar aanwezig.
De Mariatroon bevond zich destijds in het midden van de kapel. Sporen in de vloer geven aan dat het hekwerk rondom de troon pal langs de denkbeeldige looplijn tussen de twee zijdeuren stond. Dit moet de oplossing zijn geweest voor de duizenden pelgrims die vaak tegelijk de Handelse kapel van Maria wilden bezoeken. De twee zijdeuren en de positie van de Mariatroon gaven op de drukbezochte hoogtijdagen de bedevaartgangers de mogelijkheid om in defilé langs het Mariabeeld trekken. Het moeten de Duitse Orde-heren geweest zijn die het hier beschreven defilé voor Onze Lieve vrouw van Handel via de zijdeuren mogelijk hebben gemaakt. Dat lijkt althans wel heel aannemelijk door het feit dat zij boven de zijdeuren hun wapenstenen lieten inmetselen. Alle pelgrims maakten op die manier direct kennis met de grote weldoeners van de Handelse Kapel. En… (hint voor de monumentenzorgers) die wapenstenen zagen er in het verleden heel wat kleuriger uit dan nu. Immers een wapensteen zonder kleur die is gewoon niet af, òf verwaarloosd, òf niet onderhouden.
Holle ruimtes
Nog regelmatig blijkt dat oude kerken maar mondjesmaat hun geheimen prijsgeven. In 1937 zakte spontaan een deel van de vloer van de Handelse kerk in, waardoor een tot dan toe onbekend gebleven graf werd ontdekt, met de, naar later bleek, stoffelijke resten van kluizenaar Hogardus Verhofstad (†719). En in oktober 1990, bij de laatste opknapbeurt van het interieur van de Handelse kerk, toen het stucwerk van de wanden werd verwijderd, kwam ook weer iets te voorschijn. Bij het verwijderen van loszittend metselwerk kwamen er twee holtes voor de dag die een nadere beschouwing waard zijn.
Een ziekenzaaltje??
Onder het balkon (oksaal) achter in de kerk, kwam links van de kerkingang een getoogde en getraliede opening in de muur tevoorschijn, waarachter zich een houten luik bevond met een rechthoekig gat van ca. 10 x 5 cm.. Deze opening moet bij de bouw van de nieuwe toren, nu ruim 100 jaar geleden aan de buitenzijde zijn dichtgemetseld. Oorspronkelijk vormde deze opening een verbinding met een kamer naast de oude toren, een van de twee aanbouwsels aan weerszijden van deze toren (zie bijgaande foto en plattegrond). Deze kamer was van buitenaf bereikbaar met een deur, maar was niet toegankelijk vanuit de kerk zelf.
Het traliewerk met het houten luik doet denken aan een zogenaamd ‘slot’ binnen een klooster, echter slotnonnen en -monniken kwamen hun klooster niet uit dus kan het vertrek daar niet voor bedoeld zijn geweest. Aannemelijker lijkt het dat het vertrek achter het tralievenster, werd gebruikt voor het onderbrengen van bedevaartgangers met een besmettelijke ziekte. Om ze, zonder gevaar voor de omgeving, toch aan de misviering en Mariaverering deel te kunnen laten nemen, zouden ze in deze kamer ondergebracht kunnen zijn. Via het kleine gat in het luik kon men de mis horen en de communie uitgereikt worden. We moeten daarbij bedenken dat de hoorafstand toen ongeveer de helft korter was dan nu. Na verbouwingen van 1708 en 1896 kreeg de kerk pas zijn huidige lengte.
Een andere holle ruimte bleek een eenvoudige nis, juist voor de eerste ingang tot de huidige biechtkapel vanuit het middenschip, in de noordgevel. De onderkant van de nis lag op vloerhoogte en was ongeveer 1,25 m. hoog. Mogelijk dat de nis verband houdt met het altaar in het priesterkoor dat tot 1708 in dit deel van de kapel bevond. Mogelijk diende de nis als opbergruimte voor ampullen en/of andere liturgiebenodigdheden. Een andere mogelijkheid is dat ze op enigerlei wijze verband houdt met de zijaltaren die werden opgericht na de kapelvergroting van 1708. (zie illustratie votiefschilderij 1726) Dat zou betekenen dat in de zuidgevel ook een dergelijke nis zou kunnen zijn. Het bovenstaande is deels gebaseerd op veronderstellingen. Voor andere suggesties hou ik me graag aanbevolen.