GH-2000-02 Gemertse zusters ingetreden in de Congregatie van de Zusters Fransiscanessen-Penitenten Recollectinen
Dien Scheepers-van Kessel
Ton Thelen
Bronnen:
Archief Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot (Oirschot), Zustersregister Oirschot, deel I en II (1848-1967), Register van Kleeding en Professie Gemert 1849-1891 (inv. nr. 1126), Zustersregister Gemert (inv. nr. 1155.6), Dossierkaarten Oirschot, inv. nr. 1429; Gemeentearchief Gemert, Bevolkingsregister, Gedeponeerd archief van de parochie St. Jans-Onthoofding, Collectie kloosterlingen.
Met dank aan Zr. Theoneé Jorna, beheerster van het archief van de Franciscanessen van Oirschot, voor de aanvulling uit het congregatiearchief, en met dank aan Peter van de Wijngaard, medewerker van het gemeentearchief Gemert.
Kloosterzuster worden
Wanneer zich het verlangen uitte om kloosterzuster te worden, had men meestal nog geen vastomlijnd beeld van wat de roeping die men voelde concreet inhield, evenmin was er sprake van een overwogen keuze voor deze of gene congregatie. Roeping en keuze werden veelal gevoed door voorbeelden uit de familie, uit de leefomgeving van het dorp of de stad en uit de omgeving van opvoeding en onderwijs. Ook de tijd die men bij zusters op kostschool of in het pensionaat doorbracht, kon het verlangen om zuster te worden aanwakkeren. Zowel Oirschot als Gemert hadden een pensionaat. Behalve bron van inkomsten was het een ‘kweekvijver’ voor roepingen.
Gewoon zuster worden, dat was de drang, maar de beleving van het zusterschap als zodanig was soms allerminst gewoon. Het kloosterleven kon mythische proporties aannemen, van volledige wegcijfering voor God en dienstbaarheid aan de naasten. Zeker in een tijd waarin geloof, kerk en wereld nog een versmolten eenheid vormden, die herkenbaarheid, vertrouwdheid en zekerheid gaf, kon niet iedere kandidaat haar keuze voor het religieuze leven helder beredeneren, maar liet de accoorden van haar gemoed de boventoon voeren.
Veel katholieke gezinnen in het zuiden des lands waren direct of indirect betrokkenc bij het leven van de kloosterlingen in hun dorp of stad. Kloosters en zusters waren er gewoon, al stond tegenover die vertrouwdheid ook de sfeer van een andere, ‘geheimnisvolle’ wereld, die door de geslotenheid van het gebouw, de kleding en levenswijze van zijn bewoonsters een min of meer afzonderlijk domein vormde. De hoge maatschappelijke waardering die de religieuze staat met zich droeg, versterkte dat beeld.
Naast de vroomheid van het gezin of de voorbeelden uit de familie of de leefomgeving speelden ook heel pragmatische overwegingen een rol in de levenskeuze die men maakte, zoals de beperkte mogelijkheden voor jonge vrouwen om anders dan in huwelijk of gezin gestalte te geven aan hun leven. De familiekring kon behalve voedingsbodem ook een rem zijn op de vervulling van het eigen levensideaal. Dit gold met name voor de (oudste) meisjes in het gezin, opgevoed als zij waren in verantwoordelijkheid voor het meehelpen in de huishouding, de opvoeding van hun jongere broertjes en zusjes, en de zorg voor hun ouders. De materiële omstandigheden in het gezin lieten ook vaak niet toe dat krachten konden worden gemist. Deze omstandigheden brachten met zich mee dat de keuze voor het klooster soms nog enkele jaren werd uitgesteld. Het valt op dat de jonge Gemertse vrouwen die tot eind jaren zestig in het klooster traden, veelal ouder waren dan 26 jaar, terwijl men toch al op jongere leeftijd was toegelaten. In de jaren daarna kwam de leeftijd bij intrede rond de twintig te liggen. Voorts is opmerkelijk dat bijna de helft van de uit Gemert ingetreden zusters van boerenkomaf was. Zij deden de naam ‘boerinnencongregatie’ eer aan. Zo stonden de Franciscanessen van Oirschot wel bekend, niet alleen omdat er vooral jonge vrouwen van het Brabantse platteland intraden, maar ook omdat de omgangsvormen in de gemeenschap zelf over het algemeen wat gemoedelijker waren dan in andere congregaties.
Voelde een jonge vrouw zich geroepen, en had zij haar keuze voor een congregatie gemaakt – wat bepaald niet gemakkelijker werd toen in het derde kwart van de negentiende eeuw de kloosterstichtingen in aantal en vele varianten toenamen – dan was een oriënterend gesprek of de aanmelding de eerste stap die naar de vervulling van het levensideaal leidde. Er volgde een proefperiode, waarin de kandidate op het zusterschap werd voorbereid en waarin zij beoordeeld werd op haar geschiktheid voor de kloostergemeenschap. Ook voor de kandidate zelf was dit een periode van bezinning op de roeping die zij voelde en op haar keuze voor deze gemeenschap.
Tot 1891, toen bij de herziening van de constituties de drie zelfstandige stichtingen van de zusters franciscanessen in Oirschot, Oisterwijk en Gemert werden samengevoegd tot één congregatie, vonden de vorming en de professie plaats in de oorspronkelijke moederhuizen. Daarna geschiedde dit in Oirschot, dat sedertdien het moederhuis is. De enige kandidaat-zuster uit Gemert, die tijdens dit keerpunt de overgang naar Oirschot meemaakte, was Maria Mickers. Zij was geboren op 1 juli 1870 uit het huwelijk van Petrus Mickers en Wilhelmina Melis. Op 12 juli 1891 werd zij nog ingekleed in klooster Nazareth Gemert, maar voor haar verdere vorming, het noviciaat, werd zij in oktober, na de officiële eenwording op de feestdag van St. Franciscus (4 oktober) naar klooster Nazareth in Oirschot gezonden. Zij is echter geen zuster geworden. In het Register van Kleeding en Professie staat achter de vermelding van haar aankomst in Oirschot aangetekend dat zij aldaar is “uitgezonden”, dat wil zeggen dat zij de congregatie heeft verlaten nog voordat zij de geloften heeft afgelegd.
In de negentiende eeuw was de vormingsperiode van jonge vrouw tot kloosterzuster minder formeel in afgebakende stadia en tijdsduur vastgelegd, al werd wel een zeker regelmatig patroon gevolgd. Bij de herziening van de constituties in 1928, in aansluiting op het nieuwe kerkelijk wetboek van 1917 zijn de stadia van de vorming verder geformaliseerd en geuniformeerd.
Vanaf de jaren twintig traden nieuwelingen tweemaal per jaar in op daarvoor vastgestelde data. Zoals uit het onderstaande overzicht blijkt, was dit in de maanden januari en augustus. Zes maanden na de intrede in het klooster volgde de inkleding. Dit moment kon met maximaal een jaar worden uitgesteld. Met de inkleding was de eerste fase, die van het postulaat, afgesloten en begon het noviciaat. Deze tweede ‘proefperiode’ nam minstens een jaar en maximaal twee jaar in beslag, al kwam dit in de praktijk niet op de dag precies aan en duurde het ook wel eens langer dan de voorgeschreven termijn. Zowel tijdens het postulaat als tijdens het noviciaat had de kandidate de vrije keuze om het klooster te verlaten, als zij merkte dat dit leven of deze congragatie niet bij haar paste. Men kon ook worden weggestuurd wegens gezondheidsklachten, een zwakke begaafdheid of omwille van het ‘karakter’, waarachter vele beoordelingscriteria konden schuilen.
Het noviciaat sloot af met de tijdelijke professie, het afleggen van de geloften van gehoorzaamheid, armoede en kuisheid. In de ceremonie van de professie kreeg de feitelijke binding aan de kloostergemeenschap gestalte. Het kerkelijk wetboek maakte onderscheid tussen tijdelijke en eeuwige professie. De tijdelijke professie was geldig voor maximaal drie jaar en kon tot maximaal zes jaar worden verlengd. Voor hen die tussen 1891 en 1920 intraden, was de tussenliggende tijd doorgaans twee jaar, in de jaren daarna verstreken gemiddeld zes jaar tussen beide professies. Na de eerste professie volgde meestal spoedig de overplaatsing naar een andere communiteit. Dat was niet alleen een zaak van wat wij met een hedendaags begrip ‘personeels- of organisatiebeleid’ zouden noemen, maar ook om het (voort-) bestaan van mogelijke persoonlijke banden tijdens het postulaat of het noviciaat tegen te gaan. Volledige zelfovergave in dienstbaarheid en onderdanigheid, het ‘wegcijferen’ van de persoonlijke identiteit behoorden tot het ‘nieuwe’ levensideaal en de invulling van de kloosterlijke staat. Tijdelijk geprofeste zusters hadden weliswaar nog geen actief of passief stemrecht in de congregatie, maar onderscheidden zich verder nauwelijks van de andere zusters. Zo waren zij gehouden het werk of de taak uit te voeren welke hen was opgedragen.
Op de tijdelijke professie volgde na enige tijd, te bepalen door het algemeen bestuur in samenspraak met de novicemeesteres, de toelating tot de eeuwige professie, waarmee men definitief in de kloostergemeenschap was opgenomen. Soms kwam het daar alsnog niet van en verliet de zuster eigenerbeweging of op grond van een bestuursbesluit de congregatie. Soms werd de eeuwige professie uitgesteld en moest de zuster in de tussentijd blijven werken aan de verbetering van zichzelf. De tijdelijke geloften mochten dan hooguit voor een jaar worden vernieuwd. Van uitstel kwam meermalen toch afstel en ging de betrokken zuster terug ‘de wereld’ in.
De overgang van de buitenwereld naar de binnenwereld van het klooster ging gepaard met het afscheid nemen van de wereld en van al wat de persoon van de kandidate daaraan bond. Er volgde een leerproces, waarin als het ware een heropvoeding plaats vond tot een nieuwe identiteit en levensinvulling. De overgangen naar postulaat, noviciaat en professie vormden evenzovele ‘rites de passage’ die door vaste plechtige ceremonies waren omgeven. Bij het begin van de inkleding droeg men een bruidsjurk, symbolisch voor het oude ‘leven-in-de wereld’ dat men zou verlaten en de nieuwe status van bruid van Christus die men ging aannemen. Deze wereldse kleding werd verruild voor het habijt met een witte sluier, die novicen droegen. Behalve het habijt kreeg men een kloosternaam. Deze naam van een mannelijke of vrouwelijke heilige mocht men zelf uitzoeken. Binnen hetzelfde klooster mocht niemand anders die naam dragen. Eenzelfde naam kwam pas ‘vrij’ na het overlijden van een zuster. Door de samenvoeging van de drie kloosters in 1891 kwamen uiteraard meerdere dubbele namen voor.
De inkleding en de nieuwe naamgeving markeren de eerste gedaantewisseling die men onderging. Bij de tijdelijke professie werd de witte sluier verruild voor de zwarte sluier. Ten teken van haar bruidschap ontving de zuster een bloemenkroon, die bij de eeuwige professie werd afgelegd voor een doornenkroon, als symbool voor de versterving en de deelname aan het lijden van Christus tot de redding van de mensheid.
Waar in de nu volgende lijst van Gemertse zusters de datum van professie is genoemd, betreft dit vanaf 1917 de eerste of tijdelijke professie. Van sommige zusters is naar de gegevens mogelijk maakten, een uitvoeriger biografische schets gegeven.
Bron: Marit Monteiro, Vroomheid in veelvoud. Geschiedenis van de Franciscanessen van Oirschot 1797-1997 (Hilversum 2000), 64-94.
1. Zr. Elisabeth;
Adriana van Kessel,
geboren Gemert 07-09-1821, dochter van Gerardus van Kessel (landbouwer) en Petronella van de Laar, ingekleed 06-09-1849 in klooster Catharinenberg Oisterwijk (1844), geprofest 10-9-1850, overleden te ………. 26-01-1895.
2. Zr. Dorothea;
Anna Maria Melis,
geboren Gemert-De Haag 29-08-1831, dochter van Johannes Melis (landbouwer) en Anna Maria Rooijackers, ingekleed 26-10-1858 in klooster Nazareth Gemert (1848), geprofest 21-11-1859, overleden te Gemert 26-02-1879. Zus van zr. Leonarda (nr. 6).
3. Zr. Agatha;
Petronella Noijen,
geboren Gemert-De Mortel 18-11-1843, dochter van Johannes Nooijen (landbouwer) en Johanna Maria van Schipstal, ingekleed in klooster Nazareth Gemert 16-05-1867, geprofest 17-06-1868, overleden te Gemert 24-10-1876.
4. Zr. Laurentia;
Geertruij van den Boom,
geboren Gemert-Esdonk 26-12-1844, dochter van Cornelis van den Boom (landbouwer) en Johanna Looijen, ingekleed in klooster Nazareth Gemert 02-07-1872, geprofest 02-07-1873, overleden te Bakel 30-05-1921. Zus van zr. Margaretha (nr. 12).
5. Zr. Paschalia;
Josina Johanna Jeurgens,
geboren Gemert-Nieuwstraat 18-02-1845, dochter van Bernardus Jeurgens (verwer) en Adriana van Heeswijk, ingekleed in klooster Nazareth Gemert 04-05-1869, geprofest 31-05-1870, overleden te Gemert 01-07-1873.
6. Zr. Leonarda;
Hendrika Melis,
geboren Gemert-De Haag 04-03-1845, dochter van Johannes Melis (bouwman) en Anna Maria Rooijackers, ingekleed in klooster Nazareth Gemert 21-09-1871, geprofest 30-09-1872, overleden te Gemert 18-08-1916. Zus van zr. Dorothea (nr. 2).
7. Zr. Coleta;
Hendrica Petronella van Brussel,
geboren Gemert-Nieuwstraat 15-01-1847, dochter van Antoon van Brussel (koperslager) en Wilhelmina Peepers, ingetreden in klooster Nazareth Gemert 23-04-1867, ingekleed 16-05-1867, geprofest 17-06-1868, overleden te Gemert 21-05-1930.
8. Zr, Coleta;
Elisabeth Huberta Sutmuller,
geboren Gemert-De Haag 19-10-1848, dochter van Ferdinand Sutmuller (timmerman) en Barbara van Deurzen, ingetreden 17-02-1870 in klooster Nazareth Oirschot (1797), geprofest 04-07-1871, overleden 10-02-1922 te Oirschot in St. Franciscushof/Hof van Solms (1905).
9. Zr. Egidia;
Hendrika Brouwers,
geboren Gemert-De Paashoef 01-01-1851, dochter van Martinus Brouwers (akkerbouwer) en Johanna Frunt, ingekleed in klooster Nazareth Gemert 30-04-1874, geprofest 02-06-1875, overleden te Gemert 22-12-1888 aan “de tering”.
10. Zr. Louisa;
Barbara Rosalia Haest,
geboren Gemert-Het Binderseind 18-08-1851, dochter van Johannes Haest (burgemeester) en Joanna Maria van Zeelandt, studeerde op kosten van de zusters van klooster Nazareth te Gemert in Heijthuisen voor onderwijzeres, ingekleed 13-04-1871 in klooster Nazareth Gemert, geprofest 01-05-1872. Kreeg in 1873 haar aanstelling in het St. Josephgesticht/Paus Joanneshove te Mill (1871), een bijhuis van klooster Nazareth Gemert, eind 1873 werd zij geestelijk ziek, kwam in 1877 naar Gemert terug, werd in België verpleegd en stierf daar 29-05-1911.
Het gezin Haest was blijkens een fotobijschrift in de Katholieke Illustratie van 1872 “Een vergeestelijkt geslacht”. Van de zes zonen op de foto traden er vijf in het klooster of werden wereldheer, een zoon vocht als zouaaf; van de drie dochters traden er twee in het klooster, de andere werd pastoorsmeid bij haar broer. Een jongere, eerder overleden zus voelde eveneens roeping voor het klooster: Maria Magdalena, geboren Gemert-Het Binderseind 26-04-1849. Zij was als pensionaire intern in klooster Nazareth te Gemert. Zij stierf vroegtijdig, 04-07-1863, en werd op het kerkhof van klooster Nazareth in Gemert begraven.
11. Zr. Angelina;
Veronica Francisca Catharina
Huberta Maria Smits, geboren Gemert-Kerkstraat 14-05-1854, dochter van Antonius Gerardus Smits (notaris) en Theresia Christina Taabe, ingetreden ………. , geprofest in klooster Catharinenberg Oisterwijk 01-10-1872, overleden te Oisterwijk 13-02-1896. Van deze zuster is ook een bidprentje in het Engels.
12. Zr. Margaretha;
Petronella van den Boom,
geboren Gemert-Esdonk 09-06-1854, dochter van Cornelis van den Boom (landbouwer) en Johanna Looijen, ingekleed in klooster Nazareth Gemert 05-02-1874, geprofest 02-06-1875, overleden te Gemert 02-09-1938. Zus van zr. Laurentia (nr. 4).
13. Zr. Jacoba;
Antonia van Kessel,
geboren Gemert-De Doonheide 09-03-1860, dochter van Martinus van Kessel (akkerbouwer) en Johanna van de Laar, ingekleed in klooster Nazareth Gemert 25-10-1885, geprofest 04-11-1886, overleden te Gemert in ’t Gasthuis 25-02-1899. Zij was ziekenverzorgster in ’t Gasthuis (vanaf 1887) en stierf aan “eene besmettelijke ziekte”.
14. Zr. Thaddea;
Paulina Johanna van de Westelaken,
geboren Sint-Michielsgestel 14-04-1867, dochter van Franciscus van de Westelaken (logementhouder Hotel De Keizer) en Anna Maria Smits, ingetreden in klooster Nazareth Gemert 07-12-1885, ingekleed 21-03-1886, geprofest 13-06-1887, overleden te Gemert 22-08-1953. Zij kwam in Gemert wonen toen zij nog heel klein was.
15. Zr. Venantia;
Lucia van de Weijer,
geboren Gemert-Het Binderseind 22-06-1871, dochter van Antonius van de Weijer (katoenwever) en Antonia Verstegen, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 22-02-1892, geprofest 29-05-1894, overleden te Oisterwijk in klooster Catharinenberg 21-07-1947.
16. Zr. Arnolda;
Cornelia Penninx,
geboren Gemert-De Deel 24-10-1874, dochter van Arnoldus Penninx (bouwman/akkerbouwer) en Maria de Louw, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 05-11-1895, geprofest 02-03-1898, overleden te Oirschot in St. Franciscushof 13-04-1962.
17. Zr. Antoinette;
Adriana Maria de Vries,
geboren Gemert-Het Binderseind 22-12-1874, dochter van Johannes de Vries (veearts) en Antonia Verhagen, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 28-02-1895, geprofest 18-07-1897, overleden te Tilburg in het St. Elisabethziekenhuis 05-12-1947. Zij was onderwijzeres. Zus van zr. Fidelia (nr. 18) en zr. Margaretha (nr. 21).
18. Zr. Fidelia;
Johanna Maria de Vries, geboren Gemert-Het Binderseind 12-03-1877, dochter van Johannes de Vries (veearts) en Antonia Verhagen, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 27-02-1896, geprofest 21-06-1898, overleden te Oirschot in St. Franciscushof 07-05-1959. Zij was onderwijzeres. Zus van zr. Antoinette (nr. 17) en zr. Margaretha (nr. 21).
19. Zr. Hedwigis;
Elisabeth van Duijnhoven,
geboren Gemert-De Verreheide/De Kranerijt 21-09-1877, dochter van Johannes van Duijnhoven (katoenwever) en Helena Maria Rovers, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot, 26-01-1900, geprofest 01-05-1902, overleden te Oirschot in het St. Joris-Gasthuis 02-03-1944, een bijhuis van klooster Nazareth Oirschot.
20. Zr. Rufina;
Elisabeth Smits,
geboren Gemert-De Wind/De Verreheide 07-04-1879, dochter van Antonius Smits (akkerbouwer) en Albertina Kuijpers, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 20-04-1899, geprofest 23-04-1901, kwam 01-05-1904 naar Gemert uit het St. Josephgesticht te Bemmel, een bijhuis van klooster Nazareth Oirschot, overleden te Gemert in klooster Nazareth 23-09-1914.
21. Zr. Margaretha;
(Betsie) Stephanie Antoinette de Vries,
geboren Gemert-Het Binderseind 27-06-1879, dochter van Johannes de Vries (veearts) en Antonia Verhagen, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 27-03-1898, ingekleed 21-06-1898, geprofest 25-06-1900, kwam 28-05-1907 naar Gemert uit het St. Annagesticht/Hoogwolde (1853) te Hilversum, een bijhuis van klooster Nazareth Oirschot, overleden te Hilversum 22-10-1959. Zij was onderwijzeres. Zus van zr. Antoinette (nr. 17) en zr. Fidelia (nr. 18).
22. Zr. Francina;
Arnoldina Hendrica Groeneweg,
geboren Gemert-Het Binderseind 22-03-1882, dochter van Jan Baptist Groenweg (kuiper) en Francina van der Sanden, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 10-06-1906, geprofest 11-06-1908, overleden te Gemert in klooster Nazareth 28-08-1955.
23. Zr. Evarista;
Petronella van Duijnhoven,
geboren Gemert-De Verreheide/De Kranerijt 04-02-1886, dochter van Johannes van Duijnhoven (katoenwever) en Helena Maria Rovers, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 05-02-1905, geprofest 27-08-1907, overleden te Oirschot in St. Franciscushof 24-03-1956.
24. Zr. Canuta;
Johanna Paulina van Elten,
geboren Gemert-Kerkstraat 27-05-1888, dochter van Theodorus van Elten (pettenmaker) en Petronella Verhofstad, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 05-02-1906, geprofest 09-02-1908, overleden te Hilversum in het ziekenhuis 07-10-1958. Zij was onderwijzeres.
25. Zr. Renildis;
Johanna Wilhelmina Gerarda van Dijk,
geboren Gemert-Molenstraat 25-06-1888, dochter van Johannes Martinus van Dijk (bierbrouwer) en Johanna Catharina Hartjens, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 16-02-1914, geprofest 01-06-1916, overleden te ‘s-Hertogenbosch in het Groot-Ziekenhuis 03-01-1954. Zij was onderwijzeres.
26. Zr. Christiana;
Theodora Maria van Melis,
geboren Gemert-Het Binderseind 29-10-1888, dochter van Hendrikus van Melis (katoenwever) en Geertruida Rijkers, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 24-10-1909, geprofest 29-10-1911, overleden 22-03-1957 te Beneden-Leeuwen in het St. Jozefgesticht (1874), een bijhuis van klooster Nazareth Oirschot.
27. Zr. Ancilla;
Johanna Maria van Dijk,
geboren Gemert-Molenstraat 05-09-1889, dochter van Franciscus van Dijk (landbouwer) en Elisabeth van Gemert, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot, 24-02-1907, geprofest 28-02-1909, overleden te Vught in het St. Elisabethziekenhuis 03-03-1957, begraven 06-03-1957 in Kaatsheuvel, klooster Bethlehem (1867), een bijhuis van klooster Catharinenberg Oisterwijk.
28. Zr. Vita;
Anna Maria van de Westelaken,
geboren Gemert-Nieuwstraat 23-04-1890, dochter van Henricus Antonius van de Westelaken (koopman) en Johanna Elisabeth van Berckel, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 08-08-1909, geprofest 15-08-1911, werkte korte tijd in ’t Gasthuis van Gemert (1929-1930), overleden te Oisterwijk in klooster Catharinenberg 30-03-1987.
29. Zr. Chrysantha,
Johanna Petronella Kusters,
geboren Boekel 10-07-1893, dochter van Johannes Kusters (timmerman) en Johanna Maria Groos, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 28-04-1911, geprofest 24-01-1915. Zij was overste van ’t Gasthuis in Gemert van 1958 tot 1964 en ging in 1970 met “d’n ôvvertrék” mee naar het nieuwe bejaardenhuis in Gemert. Overleden te Helmond in het St. Lambertusziekenhuis 26-11-1981, begraven op het kerkhof van klooster Nazareth Gemert. Het gezin Kusters verhuisde vóór 1900 van Boekel naar Handel. Toen zij intrad, woonde zij in Handel. Staande op de foto links, naast haar zus Paschalia (nr. 33).
30. Zr. Flavia;
Ardiena Maas,
geboren Gemert-De Wolfsbosch 11-04-1895, dochter van Hendricus Maas (landbouwer) en Maria Catharina van Melis, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 25-02-1916, geprofest 09-06-1918, overleden te Oirschot in St. Franciscushof 29-09-1954.
31. Zr. Laurentia;
Henrica Elisabeth Slits,
geboren Gemert-Kromstraat 05-11-1897, dochter van Johannes Slits (landbouwer) en Elisabeth van de Laar, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 26-01-1921, ingekleed 31-07-1921, geprofest 31-7-1923, overleden te Kaatsheuvel in klooster Bethlehem 26-02-1939.
32. Zr. Ruperta;
Johanna van Rooy,
geboren Gemert-De Wolfsbosch 26-10-1899, dochter van Petrus van Rooy (landbouwer) en Johanna Maria Slits, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 26-01-1921, geprofest 12-08-1923, overleden te Oisterwijk in klooster Catharinenberg 07-10-1991.
33. Zr. Paschalia;
Adriana Gerarda Kusters,
geboren Gemert-Handel 18-01-1900, dochter van Johannes Kusters (timmerman) en Johanna Maria Groos, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 01-08-1918, ingekleed 05-02-1919, geprofest 06-02-1921, eeuwige geloften 06-02-1924. Opgeleid als kleuterleidster werkte zij in het St. Josephgesticht (1897) te Meijel, daarna in Huize Bethanië (1874) in Mierlo, een bijhuis van klooster Nazareth Oirschot. Zij kwam 11-09-1924 uit Mierlo in Gemert aan. Toen de congregatie in 1926 in Araçuai (Brazilië) in de deelstaat Minas Gerais een klooster stichtte, gaf zij te kennen daarheen gezonden te willen worden. Op 07-07-1934 ging zij naar het St. Elisabethgesticht (1856) te Vught, een bijhuis van klooster Nazareth Oirschot. Hoewel zij zich ieder jaar weer voor uitzending naar de missie opgaf, moest zij tot 1935 wachten voordat haar wens in vervulling ging.
Vóór haar vertrek mocht zij afscheid nemen van haar familie, maar de regels van het slot lieten niet toe dat zij de ouderlijke woning betrad. Na eerst in het kleuteronderwijs gestaan te hebben in Araçuai, werd zij in 1950 overste van de zusterscommuniteit in het ziekenhuis Pronto Socorro Policial in de hoofdstad van de deelstaat Belo Horizonte. Zij verbleef hier acht jaar, waarna zij naar een ander ziekenhuis in dezelfde stad, Felicio Rocho, werd overgeplaatst. In 1961 kreeg zij een functie in een veel kleiner ziekenhuis in Araçuai, midden in een armenbuurt, met gemiddeld maar zeven patiënten. Vanaf 1960 maakte zij enige jaren deel uit van het districtsbestuur. In 1965 verhuisde zij naar de nieuwe kloosterstichting in de Nederlandse kolonie Holambra, in de staat São Paolo. Deze kolonie, een landbouwnederzetting, was in 1948 gesticht door de Emigratie-Stichting van de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond. Toen in 1969 de communiteit werd opgeheven, keerde Paschalia naar Gemert terug, waar zij haar intrek nam in ’t Gasthuis. Zij woonde rustend in klooster Nazareth te Gemert van 31-05-1980 tot 22-09-1999, en woont thans in klooster Catharinenberg te Oisterwijk.
Zus van zr. Chrysantha (nr. 29).
34. Zr. Michaéla;
Martha van Kessel,
geboren Gemert-De Doonheide 31-08-1901, dochter van Franciscus van Kessel (landbouwer) en Josepha van Hout, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 01-08-1919, geprofest 29-01-1922, vertrokken naar Brazilië 07-11-1927, overleden in Araçuai (Brazilië) 03-11-1956. Zij was onderwijzeres.
Op 19-10-1927 ging zij met vier andere zusters scheep naar Teofilo Otoni, het tweede missiehuis van de congregatie in Brazilië (1927). Van daar reisde zij door naar Araçuai, waar in 1926 een klooster van de congregatie was geopend.
35. Zr. Lamberta;
Maria Petronella van Dommelen,
geboren Gemert-Esdonk 14-08-1903, dochter van Petrus van Dommelen (landbouwer) en Lambertina van Santvoort, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 24-01-1928, ingekleed 26-07-1928, geprofest 31-07-1930, overleden te Gemert in klooster Nazareth 31-01-1990.
36. Zr. Amadea;
Maria Gordina van Extel,
geboren Gemert-Boekent 23-10-1911, dochter van Aloysius van Extel (landbouwer) en Antonia Coolen, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 18-08-1928, geprofest 04-03-1931, overleden te Helmond in het St. Lambertusziekenhuis 26-06-1999, begraven op het kerkhof van klooster Nazareth in Gemert.
37. Zr. Salomea;
Gerarda Maria Hoevenaars,
geboren Gemert-De Broekkant 21-03-1915, dochter van Antonius Hoevenaars (landbouwer) en Johanna Kuijpers, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 29-01-1936, ingekleed 01-08-1936, geprofest 01-08-1938, overleden te Gemert in klooster Nazareth 02-11-1994. Zij was kok in het klooster Beneden-Leeuwen, in ’t Gasthuis te Gemert (1943-1970) en in het St. Josephgesticht te Bemmel van 31-10-1970 tot 01-10-1976.
38. Zr. Auxilia;
Adriana van Schaijck,
geboren Heerlen 21-03-1918, dochter van Lambertus Bernardus van Schaijck (kleermaker) en Catharina Kandelaars, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 20-04-1939, ingekleed 22-10-1939, geprofest 06-05-1945, woont thans in klooster Catharinenberg Oisterwijk. Bernard en Cato van Schaijck (van oorsprong Gemertenaren) kwamen met hun gezin weer in Gemert wonen op de Oudestraat, toen Jaantje nog een kleine baby was. Nog drie van haar zussen traden in het klooster, allen in de Congregatie van de Zusters van Barmhartigheid van Ronse.
39. Zr. Monica;
Elisabeth Ambrosia Goossens,
geboren Gemert-De Broekkant 27-02-1919, dochter van Hendricus Goossens (landbouwer) en Johanna Maria van Zeeland, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 21-04-1939, ingekleed 22-10-1939, geprofest 23-10-1941. Zij studeerde als zuster voor de akte Na en werd lerares naaldvakken. Was vervolgens als lerares verbonden aan de huishoudscholen in Wassenaar en Gemert. Na bijna 30 jaar volgemaakt te hebben aan de huishoudschool te Gemert nam zij in 1978 afscheid. Zij maakte zes jaar deel uit van het hoofdbestuur van de Congregatie. Zr. Monica is de enige uit Gemert afkomstige zuster die leidster werd van klooster Nazareth in Gemert, van 1978 tot 1984 en van 1984 tot 1990, toen zij om gezondheidsredenen ontslag nam. Zij woont thans in klooster Catharinenberg te Oisterwijk. Een zus van Monica trad in bij de Zusters van O.L. Vrouw van Tegelen, een ander bij de Reguliere Kanunnikessen van St. Augustinus der Congregatie van Windesheim.
40. Zr. Antonia;
Andrea Petronella Schafrat,
geboren Gemert-Het Binderseind 02-05-1922, dochter van Cornelis Schafrat (gemeentesecretaris) en Elisabeth Wilhelmina van Wijk, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 24-04-1945, ingekleed 29-10-1945, geprofest 11-05-1948, zij woont thans in klooster Nazareth te Oirschot.
41. Zr. Lambertine;
Hendrica Maria Zomers,
geboren Gemert-Elsendorp 15-06-1923, dochter van Everardus Zomers (landbouwer) en Antionetta van Dijk, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 21-04-1943, ingekleed 26-10-1945, geprofest 29-10-1948, zij woont thans in Boerdonk, waar zij op de pastorie werkt.
42. Zr. Stephana;
Christina Johanna Krol,
geboren Gemert-De Wind 02-03-1925, dochter van Christianus Krol (landbouwer) en Henrica Catharina Smits, ingetreden in klooster Nazareth Oirschot 24-04-1945, ingekleed 26-10-1945, geprofest 30-10-1947, zij woont thans in klooster Maria ter Engelen (1949) in Eindhoven-Strijp.
43. Zr. Giovanni;
Johanna Maria Goossens,
geboren Gemert-Het Binderseind 17-10-1938, dochter van Johannes Goossens en Johanna Petronella Moors (winkeliers), ingetreden in klooster Nazareth te Oirschot 04-11-1959, ingekleed 08-05-1960, geprofest, 09-05-1962. Zij was onderwijzeres, Op 06-12-1969 trad zij uit de Congregatie van de Zusters Franciscanessen van Oirschot. Zij is thans verbonden met de Orde van de Carmelitessen te Boxmeer.