GH-2020-03 Elk speelt zijn rol, ook in Handel (1)

Pe t e r L a t h o u w e r s 

De wereld is een schouwtoneel Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (Vondel)

Het is september 2015 als toneelgroep De Kern haar vijftigjarig bestaan viert, een respectabele leeftijd. Toch heeft het Handelse toneelleven een nog eerdere oorsprong, die zeker al teruggaat tot in de jaren dertig van de vorige eeuw. Kort voor zijn plotselinge overlijden in mei vorig jaar schreef Peter Lathouwers hierover een uitgebreid artikel. We publiceren het in Gemerts Heem in overleg met zijn weduwe Greetje. In dit nummer deel 1.

Na 1900 verbetert langzaam maar zeker de arbeidssituatie van de mensen die in fabrieken werken. Ondanks dat er nog veel en hard gewerkt moet worden, zorgen de ingevoerde vaste werktijden ervoor dat de arbeiders naast werken, eten en slapen ook tijd hebben voor andere activiteiten. Het verenigingsleven neemt dan ook een hoge vlucht met de komst van fanfares, schutterijen (handboog), zangkoren en toneelverenigingen. Hun feestelijke teeravonden worden opgeluisterd met zang, voordrachten én toneel. In het zuiden van ons land worden deze sociale ontwikkelingen nog eens extra gestimuleerd door de katholieke kerk, het ‘Rijke Roomse Leven’! Behalve het stimuleren zal de kerk ook nog decennialang een stevige invloed uitoefenen op deze sociale ontwikkelingen. Omstreeks de jaren dertig van de vorige eeuw heeft vrijwel ieder dorp zijn eigen toneelvereniging( en).

Toneel in Handel, 1931-1940

Voor zover bekend begint in onze contreien het toneel omstreeks 1911 als in Gemert een toneelvereniging wordt opgericht die zich de ‘Jonge Dilettanten’ gaat noemen. In de jaren erna worden ook andere toneelgezelschappen opgericht. Sommige redden het niet en gaan ten onder maar vormen tegelijk weer een voedingsbodem voor nieuwe verenigingen. Een bekend Gemerts toneelgezelschap uit deze tijd is Toneelvereniging Macropedius, genoemd naar de vijftiende-eeuwse uit Gemert afkomstige humanistisch toneelschrijver Joris van Lanckvelt. Deze toneelvereniging brengt zo nu en dan ook een productie naar Handel. Vanaf 1931 zien we in Handel toneelactiviteiten van eigen bodem. De dan juist heropgerichte fanfare (1930) gaat zich hiermee bezighouden, deels voor de lol maar deels ook om de zorgen van de penningmeester te verlichten. Het is overigens niet duidelijk of het eerste Handelse fanfarekorps (ca. 1910-1928) zich ook met toneel inliet. De archieven zwijgen hierover. Op 2 en 4 januari 1931 brengt de fanfare haar eerste uitvoering, een programma met muziek, voordracht en toneel. Naast de muziek worden ook toneelstukjes opgevoerd, meestal eenakters, zowel drama als blijspel. In de eerste jaren was de regie in handen van Nol Hermkens, de secretaris van het fanfarekorps. Wat heden ten dage de normaalste zaak van de wereld is, is tot aan de Tweede Wereldoorlog en ook nog enige tijd erna taboe: toneelspelen met een gemengde bezetting. Er wordt louter door mannen of door vrouwen gespeeld. Het reglement van fanfare St.-Cecilia uit die tijd bepaalt ook dat uitvoeringen “niet later mochten duren dan tot 10 uur ’s avonds of binnenshuis toegankelijk mochten zijn voor gemengd publiek”. De uitvoeringen werden dus ook door een gescheiden publiek bezocht: vrouwen en kinderen ’s middags en de mannen ’s avonds. St.-Cecilia is een door rector Castelijns opgerichte fanfare met een duidelijk roomse signatuur en waarin de kerk ook duidelijk haar invloed laat gelden, onder andere door dit reglement. Het is overigens in die tijd een vrij normaal verschijnsel dat het sociale leven gecontroleerd wordt door de plaatselijke voormannen van de katholieke kerk. De Handelse fanfare is er in de eerste plaats voor de opluistering van kerkelijke plechtigheden ter ere van Onze Lieve Vrouw en het kerkbestuur heeft een vetorecht over alle besluiten die genomen worden binnen de fanfare.

De fanfare brengt op verschillende locaties haar uitvoeringen, zoals in de café-zaal van Van Eldonk (nu Vossenhol) waar een provisorisch podium wordt ingericht, de toneelzaal van Huize Padua en een enkele maal treedt men zelfs op buiten de dorpsgrenzen, zoals in De Mortel en in Gemert. In 1940 treden ze op in de ‘kantine’ van Van Eldonk, samen met de hier wegens oorlogsdreiging gemobiliseerde militairen. Deze ‘kantine’ zal later meer bekend worden als het parochiehuis of jeugdhuis en is nu een deel van de huidige Pryma-supermarkt. De zaal is door caféhouder P. van Eldonk in 1939 gebouwd als ‘clubgebouw’, waarvoor is echter onduidelijk. Al gauw na de voltooiing wordt het gebouw dus in beslag genomen door de hier gelegerde militairen.

De aanzet tot de Handelse openluchtspeltraditie

Reeds in 1932 beschikt de Gemertse toneelvereniging ‘Onze Vrije Uren’ (OVU) over een provisorisch ingericht openluchttheater, klein en bescheiden, in de Wolfsbosch, aan de huidige Scheiweg. In een bosperceel heeft men een open plek gecreëerd met een aarden verhoging, het toneel, waarop gespeeld wordt. In juli en augustus van dat jaar brengt OVU het eerste openluchtspel ten tonele, ‘Padrecito’ (betekent vadertje), een missiedrama. Het is een traditioneel op de Bijbel geïnspireerd verhaal over een missionaris in de binnenlanden van Chili die in conflict komt met de heidense leider van een indianenstam.

Openluchtspelen zijn een tamelijk nieuw fenomeen in Gemert. Een krantenartikel uit die tijd noemt het ook een gedurfde onderne- ming, maar de spelers oogsten met deze eerste productie voldoende succes om een jaar later weer een stuk te gaan opvoeren. Ze hoeven het dan niet alleen te doen. Ze krijgen hulp van de Handelse fanfare St.-Cecilia die met culturele ondernemingszin samenwerking zoekt met OVU. De samenwerking van deze twee verenigingen krijgt de toepasselijke naam ‘Vereenigd Toneel’ en als gezamenlijke productie kiest men een Bijbels stuk: ‘De Verloren zoon’, geschreven door priester-schrijver Willem Smulders. Onder regie van Piet van Hout, die ook als voorzitter verbonden is aan OVU, wordt het openluchtspel in juli en augustus 1933 voor het voetlicht gebracht. De notulen van de fanfare wijden aan deze toch bijzondere activiteit slechts één zin: “Op 30 Juli, 6 en 13 Augustus gaf onze Fanfare in samenwerking met de toneelvereeniging Onze Vrije Uren Gemert in de Wolfsbosch het Openluchtspel ‘De Verloren Zoon’”. Even opmerkelijk is dat korte tijd daarvoor de dirigent van de fanfare, Jan Pennings, ontslagen wordt. De Mortelse hoofdonderwijzer Graat volgt hem op. Een verband is niet duidelijk aanwijsbaar.

De samenwerking binnen ‘Vereenigd Toneel’ duurt maar één productie. Er is blijkbaar geen aanleiding om er een vervolg aan te geven. Toch heeft deze samenwerking wel de toon gezet voor een langdurige Handelse traditie, die van het openluchtspel. Ondanks jaren zonder openluchtspelen is er toch sprake van een continue ontwikkeling. Het theater Wolfsbosch wordt na de productie van 1933 niet meer gebruikt en weer prijsgegeven aan de natuur. Toneelvereniging Macropedius komt in mei 1938 naar Handel om in het processiepark het openluchtstuk ‘Mariaspel’ te spelen. De voorstelling is geschreven én geregisseerd door rector Van Swelm uit Huize Padua en opgevoerd op het plankier van het openluchtaltaar, dat zich pal achter het priesterkoor tegen de muur van de kerk bevindt. Het stuk oogst veel succes, zodanig zelfs dat in augustus een reprise volgt. In totaal zou de uitvoering bezocht zijn door zo’n 4000 (!) belangstellenden.

Op 11 en 18 juni 1939 voert Macropedius op dezelfde plek weer een openluchtspel op, weer een Bijbels stuk getiteld ‘Gastmaal der Kinderen’, geschreven door H. Gheon. Rector Van Swelm tekent weer voor de regie. Hoewel op dat moment een grote droogte heerst, tempert juist deze dag regen de belangstelling. De boeren zijn in ieder geval blij.

De Tweede Wereldoorlog en daarna

Het is 1940 als grote delen van Europa door Hitler-Duitsland onder de voet worden gelopen. De bezetter is alom aanwezig en probeert het sociale en culturele leven onder controle te brengen. Vanaf 1942 zijn culturele verenigingen, podiumartiesten, kunstenaars, schrijvers en muzikanten verplicht zich aan te melden bij de ‘Nederlandsche Kultuurkamer’, een nationaal-socialistisch instituut dat zich ten doel stelt “de kunstbeoefening weer deel van het volk te maken. De kunstenaar die vervreemd is van zijn achterban moet weer teruggevoerd naar de volksgemeenschap”. In feite wordt de cultuur een overheidsaangelegenheid, onder controle en in dienst van diezelfde overheid. Om niet onderhevig te zijn aan deze controle en de feitelijke vrijheidsbeknotting staken veel verenigingen hun activiteiten. Men wil tenslotte geen verlengstuk zijn van deze Nazicultuur. Het lokale amateurtoneel, waaronder dat van Gemert, wordt door deze Kultuurkamermaatregel in feite lamgelegd en het duurt tot 1945 voor er weer opvoeringen worden gegeven. De jaren na de Tweede Wereldoorlog staan in het teken van wederopbouw; niet alleen op ma- terieel terrein maar ook cultureel wordt de herwonnen vrijheid uitgebuit. De jaren van stilstand lijken in Handel geen rem te zijn geweest op het toneelleven, eerder een stimulans. De fanfare zet haar toneelactiviteiten voort en ook de korfbalen voetbalvereniging gaan er zich mee bezighouden. Voor de laatste is toneelspelen echter geen blijvende activiteit. Naast de toneelspelende sportclubs en de fanfare worden ook twee toneelverenigingen opgericht, één daarvan heeft als hoofddoel het brengen van openluchtspelen. Er wordt flink toneel gespeeld, maar we leven dan ook nog in de tijd waarin slechts radio de buitenwereld tot ons brengt en van televisie valt nog niets te duchten. In november 1945 brengen de toneelverenigingen wel vier producties op de planken en in 1946 wordt Handel vergast op maar liefst zeven verschillende toneelproducties, gebracht door de fanfare, de Brabantspelers en Korfbalvereniging Margriet. De naoorlogse periode brengt ook veranderingen met zich mee die we nu als heel gewoon ervaren. De katholieke kerk drukt als vanouds een flink stempel op het sociaal-culturele leven, het toneel incluis. Praktisch elke vereniging heeft een geestelijk adviseur die meestal aan het bestuur is toegevoegd en vaak ook vetorecht heeft op de bestuursbesluiten. Tot de oorlog wordt toneel gespeeld door mannen óf vrouwen, gemengd spelen is dan nog zonder meer taboe. Dat beeld gaat na 1945 langzaam veranderen, meer en meer gaan toneelverenigingen ertoe over om te spelen met een gemengde bezetting. Nog een taboe dat verdwijnt, is het spelen voor een gescheiden publiek. ’s Middags wordt er meestal gespeeld voor vrouwen en kinderen en ’s avonds bezoeken de mannen de voorstelling. Na 1945 staat de bisschop na bemiddeling door rector Castelijns voorstellingen voor een gemengd publiek toe. Deze versoepeling had ook een pragmatische reden. Als de vrouwen en de jonge dames ’s middags uit de voorstelling komen, wachten jongens hen buiten op, een onbedoelde ontwikkeling.

Fanfare St. Cecilia

In november 1945 treedt fanfare St. Cecilia weer voor het voetlicht met een uitvoering die zoals gebruikelijk bestaat uit muziek en toneel. Na de toneelloze oorlogsjaren is de behoefte bij het publiek blijkbaar groot, want de zaal van Piet van Eldonk is tot tweemaal toe uitverkocht. De krant is lovend over het geleverde spel met het stuk ‘Het doopsel van Tommy’ en het muziekprogramma. Het jaar daarop krijgt men eveneens een grote belangstelling te verwerken, de uitvoering van ‘Een gehavend nest’ moet dan zelfs geprolongeerd worden. Er is dan overigens ook een noviteit: men kan dan namelijk ook telefonisch een plaats reserveren en wel op telefoonnummer 506. Tot en met 1964 blijft de fanfare toneelproducties brengen. Aanvankelijk doet men dat in de zaal van Piet van Eldonk maar vanaf 1952 in het parochiehuis, later ook wel het jeugdhuis genoemd. Het kerkbestuur koopt dit voormalige clubgebouw van Piet van Eldonk in 1948 voor 8000 gulden. Met de aanbouw van een podiumruimte wordt het gebouw enigszins geschikt gemaakt voor podiumactiviteiten zoals toneel. Veel stelt deze faciliteit echter niet voor. De verwarming bestaat uit een drietal kolenkachels. Voorzieningen zoals toilet-, kleed- en wasruimte ontbreken. Toneelspelers moeten zich door een raampje wurmen om vervolgens via een huifkar of vrachtwagen tegen de gevel buiten de zaal zien te komen teneinde zich elders te verkleden, te grimeren of naar het toilet te gaan. Om binnen te geraken dient men dezelfde weg af te leggen, in omgekeerde richting. Deze gang van zaken levert vaak hilarische momenten op. Het podium in de zaal is met zijn breedte van zeven meter en een diepte van vier meter aan de kleine kant. In de zaal is plaats voor zo’n tweehonderd bezoekers. Veel zin om de accommodatie aan te passen heeft het kerkbestuur niet. Men heeft namelijk het plan om rond 1958 een geheel nieuwe toneelzaal annex ‘pelgrimshuis’ te bouwen achter pand O.L. Vrouwestraat 65, ‘grenzend aan het park en de kerk’. Slechts ontwerpschetsen zijn van dit idee overgebleven. Het plan is nooit uitgevoerd. Vanaf 1957 maakt de fanfare uitsluitend nog gebruik van de beter geoutilleerde toneelaccommodatie van Huize Padua. Vanaf dat moment gaan ook vrouwen meespelen in de toneelstukken van de fanfare.

Korfbalvereniging Margriet (later Blauw-Wit)

De korfbalvereniging is in 1945 nog maar nauwelijks opgericht of men besluit om binnen de club ook een toneelafdeling op te richten. De winteravonden zijn tenslotte lang, de dagen kort met vaak slecht weer. Weinig gelegenheid om korfbal te spelen, een zaalcompetitie bestaat dan nog niet, laat staan dat men binnen kan trainen. Toneelspelen is in die tijd een ‘hot item’. Het levert tenslotte vele gezellige avonden met repetities, decors en kleding maken, maar bovenal spekt het ook de kas. Binnen een jaar na oprichting brengen ze het stuk ‘Moeder in Nood’. Volgens de krantenberichten spelen de ‘Margrieten’ niet onverdienstelijk, de kritieken zijn lovend. Een krantenreactie uit die tijd spreekt boekdelen: “Het publiek zat te janken, zo dramatisch was het…”. Het artikel geeft niet de indruk dat het sarcastisch bedoeld is. Tot en met 1951 blijven de Margrieten toneelspelen in de zaal van Piet van Eldonk en in het parochiehuis. Daarna stoppen ze met het zelfstandig produceren van toneelopvoeringen. Wel blijven ze nog actief met toneel door als groep deel te nemen aan de Handelse openluchtvoorstellingen.

(wordt vervolgd

2020-03-Elk-speelt-zijn-rol-ook-in-Handel.pdf