GH-1999-03 De zevende zoon heette Louis

Hans van den Broek

Tijdens heemkundig onderzoek naar medische zaken kwam ik het gebruik tegen dat een zevende zoon vroeger vaak de naam Louis ontving bij de geboorte. Nadere bestudering bracht verder aan het licht dat een zevende zoon geacht werd met geneeskrachtige gaven te zijn toegerust.
Aantoonbaar is dat dit fenomeen al tenminste sedert de zestiende eeuw gekoppeld is aan de Franse koningsnaam Louis en dat dit gebruik vanuit Frankrijk zich verder over Noord-West Europa heeft verspreid.

Geneeskrachtige gaven en de koninklijke handoplegging

Verschillende auteurs beweren dat de veronderstelde geneeskrachtige gaven van zevende zonen zijn gebaseerd op bijbelteksten. Naast het fenomeen ‘Vader Abraham met zijn zeven zonen’ wordt uit ‘Handelingen 19-13’ dan het citaat aangehaald: ‘Ook enige van de rondreizende Joodse geestenbezweerders waagden het over hen, die zulke boze geesten hadden, de naam van de Here Jezus te noemen met de woorden: Ik bezweer u bij de Jezus die Paulus predikt. Het waren nu de zeven zonen van een zekere Skevas, een Joodse overpriester, die dit deden.’ De schrijvers merken daarbij op dat vooral het leggen van de handen als medi-sche handeling een gebruik is dat ook door Jezus werd toegepast.
De Franse koningen hebben rond het jaar 1000 het handopleggen als vorm van genezing bij hun onderdanen ingevoerd. Dit was een door de politiek ingegeven daad die moest suggereren dat de koning op zichtbare wijze van God zijn politieke macht verkregen had. En dat die macht ook door ‘genezingen’ duidelijk gemaakt werd aan zijn onder-danen.

Vanaf 1300 leggen de Franse koningen hun hand op bij zieken met het zogeheten ‘koningszeer’. In het Gemerts dialect bekend als ’t kunnengs-saerc 1 In medische termen heet die ziekte ‘scrofulose’. Het is een halsklierziekte die wordt veroorzaakt door tuberculose. De ziekte wordt gekenmerkt door gezwollen halsklieren en ontstekingen. Ze kent een sterk wis-selend beloop. Zodra een ontsteking in de hals zich via de huid ontlast had voelde een patient zich weer een tijd lang een stuk beter. Gebeurde een dergelijke verbetering juist in de weken volgend op de aanraking door de koning dan had die vorst het uiteraard voor elkaar gekregen. Was er geen verbetering dan vond men dat de devotie simpelweg niet groot genoeg geweest was.
Vanaf ongeveer 1535 noemt men in Frankrijk zevende zonen naar de koning ‘Louis’. Weer een tijd later gaan deze zonen zich ook de hand op laten leggen door de koning, waarna ze ‘aldus goed voorbereid’ een “praktijk” begonnen. Het was voor de ouders een potentiële bron van inkomsten als men een zeven¬de zoon had (het liefst geboren uit een zevende zoon) die men als extraatje ook nog de naam Louis meegaf. Uit Frankrijk zijn zo tot omstreeks 1850 verschillende zevende zonen bekend die Louis heetten en als genezer werkzaam waren.

Zevende zonen in Engeland, België en Nederland

Het vernoemen van een zevende zoon naar een koning is niet exclusief voorbehouden aan de Franse koningen. Ten tijde van Jeanne d’Arc (de 100-jarige oorlog) claimde de Engelse koning de Franse troon en bijgevolg voerde ook hij ‘de royal touch’ (de koninklijke genezende aanraking) uit. In Engeland werd niet de Franse koningsnaam Louis aan een zevende zoon gegeven. Sommige slimme ouders gaven hun zevende telg de handige voornaam ‘Doctor’ mee! Dan hadden ze dat voordeel er al vast bij. In België zijn vanaf 1615 zevende zonen bekend die naar de heerser, in 1615 hertog Albert, zijn vernoemd. Koning Boudewijn van België was nog peetvader van vele zevende zonen én dochters.
Ook in Nederland is de aparte status van zevende zonen en dochters tot in onze tijd gebleven. Dit is mede te danken aan een wet van Napoleon uit 1805 die voor één van zeven zonen gratis onderwijs vanaf het tiende levensjaar beschikbaar stelde. Deze wet is pas in 1847 ingetrokken toen het aantal aanvragen de pan uitrees.
Met name in protestants Nederland zijn veel zevende zonen naar de koning(en) Willem genoemd en zevende dochters naar Emma en later Wilhelmina. Onder de grote rivieren in Nederland werden echter veel zevende zonen of dochters gevonden die Louis(e) heetten. Deze waren nagenoeg allemaal katholiek. Uit de doopboeken kan men opmaken dat de katholieke pastoors aan de verspreiding van het fenomeen hebben bij-gedragen door bij een zevende zoon in het doopboek te schrijven: ‘Filius septimus legitimus’. Tevens werd als doop-heilige voor de naam Louis, Ludovicus, geopteerd, die werd ontleend aan de heilige koning Lodewijk de 1X.2 Heel veel later, aantoonbaar vanaf 1844, werd onder invloed van door Jezuïeten opgeleide pastoors, de jezuïetenheilige Aloysius van Gonzaga, als doopnaam benut.

De thans aan mij oudst bekende Louis’en, gedoopt Ludovicus, met vermelding ‘filius septimus legitimus’ dateren van 1661 uit Sevenum en 1691 uit Asten. De mij laatst bekende zevende zoon met de naam Louis werd geboren in 1968 in Someren. Overigens zijn er in onze folklore meerdere zevende zonen te vinden die niet Louis heten en als genezer aktief zijn geweest.

Het fenomeen van ‘de zevende zoon (of dochter) die Louis(e) heet en genezer(es) is zal op zijn einde lopen. Ondergetekende is bezig het nu vast te leggen. In de regio Zuid-Oost Brabant-Midden Limburg heb ik uit het tijdvak 1661-1968 inmiddels zo’n 155 zevende zonen of dochters die Louis(e) heetten kunnen traceren. Ik zoek met name nog aanwijzingen voor het eerste moment van optreden en de verspreiding van het verschijnsel in Nederland.

Hans van den Broek, Veld 2, 5751 AR Deurne (0493.319300)

NOTEN:

1. Piet Vos, ‘Geschiedenis van het koningszeer’, in: Gemerts Heem, 1969, nr. 34, blz. 13-20.
2. De heilige koning Lodewijk riep in 1229 de broederschap van St. Marcoul in het leven. De verering van deze heilige, die wordt aangeroepen tegen ‘alle soorten koningszeer en andere vremde ziekten’ verspreidde zich vanuit Frankrijk over België, Duitsland, Spanje, Italië en ook Nederland. Vanaf 1689 wordt Markoen vereerd in het Noordbrabantse Dorst. Koningszeer heet volgens Van Dale ‘het sintemarkoen’.
Markoen was een vrome abt, gestorven te Nant nabij Cotentin in Normandië. In 677 worden zijn relieken opgegraven en geschonken aan de aartsbisschop van Rouaan. Als teken van verzoening tussen Franken en Germanen krijgt ook de bisschop van Keulen een aantal relikwieën. Na 1101 gebeuren de eerste wonderen op voorspraak van Markoen. Zo genezen een doofstom kind, een blinde, een verlamde én … een aan keelziekte lijdende vrouw!
Volgens taalkundigen is het ontstaan van de relatie van Marcou met de ziekte scrofula etymologisch bepaald! Marcou zou ontstaan zijn uit ‘mal cou’ = ‘kwade hals’.

Zie PDF