GH-1999-02 ‘Zomeravond’ van Henny Barten en Frans van Hattum

 

Ton Thelen

Een nieuwe jaargang van Gemerts Heem betekent weer een nieuwe omslag.
Het ritme van de tijd, in het verwijlen bij wat voorbijgaat en in afwachting van wat komen gaat, vormt het verbindende thema van het omslagontwerp voor de nieuwe jaargang. Henny Barten maakte de fraaie zeefdruk van de natuur in de warme gloed van de avondzon. Frans van Hattum mijmerde bij de beelden en herinneringen die dit in hem oproepen. Wie kent niet dat gevoel als hij zich overgeeft aan de sluiting van de dag? Het zijn niet slechts de beelden van een voorbije jeugd, opgeroepen in een nostalgische terugblik, maar het is de zekerheid gevende rust van het eeuwige levensritme van dag en nacht.
Het is een moment van rust na de beweeglijkheid van de dag. Als een lome deken spreidt de avond zich over de wereld, beweeglijk als de golven van de zee, maar nu langzaam voortkabbelend tot de stilte van de nacht. De natuur en de wereld in rust, verstild tot een nieuw ontwaken van bedrijvigheid en beweeglijkheid. Als een markant teken van de kringloop van het leven staat een massieve boom welhaast onberoerd in het wisselende lichtspel dat de ondergaande zon werpt over de natuur. De geuren van de avond mengen zich vluchtig daar doorheen. Beeldend en zonder veel omhaal van woorden treft Frans van Hattum de sfeer van de klimmende avond.
Frans van Hattum (1949) is als psycho-motorisch therapeut en geestelijk begeleider verbonden aan de GGZ Oost-Brabant. In 1985 publiceerde hij De inrichtingswerker in de psychiatrie. Pleidooi voor nabijheid. Dit werk kwam uit bij Nelissen in Baarn. Daarnaast publiceerde hij onder meer in het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, de Roerom, en in Rond de Tafel.
Twee dichtbundels staan op zijn naam. In 1980 verscheen Ruiter op de tijd. Een ademtocht van wezen, een uitgave van de Stichting Dichtersgroep Dimensie, in 1989 gevolgd door Toch minstens een nat pak, uitgegeven door De Beuk te Amsterdam. Voorts publiceerde hij in het literair tijdschrift Dimensie. Momenteel is hij in onderhandeling met een uitgever over zijn derde dichtbundel. Waar hij eerst koos voor de zogenaamde vrije verzen, waarin alles een beslissing is, legt hij zich sedert enige tijd toe op sonnetten, een aan veel regels gebonden versvorm. Lijkt dit een beperking aan de dichter op te leggen, de brede regels en vormvoorschriften dwingen om daarin creatief te worden. Zij openen juist andere betekenislagen binnen de begrenzing van de vorm die vastligt. Dat die vormverandering een bevrijding betekent, valt af te lezen uit het volgende gedicht, gepubliceerd in Toch minstens een nat pak:

Het is niet eerlijk
nog bij leven
aan versmalling
dood te gaan

elke dag is duizendmaal zo breed als de rivier
en wat ben ik daar overheen te willen springen
dat komt me op een vlammend zwaard
of een nat pak toch minstens