GH-1999-02 Dietse Orde synoniem voor Duitse Orde

 

Ad Otten

Gemert gaat prat op haar vroegere status-aparte van Soevereine VrijeHeerlijkheid der Duitse Ridderorde(1200-1795). Voor buitenstaanders isdat wel eens aanleiding geweest om snerend te informeren naar de Duitseinval van mei 1940. Of die in Gemert als een bevrijding werd ervaren? Het is een vraag bedoeld als een plaagstoot. En de vrager is er zich in de verste verte niet van bewust dat zijn vraag voortkomt uit een misvatting. Onder ‘duits’ werd in het verleden namelijk iets anders (eigenlijk: iets ruimers) verstaan dan vandaag de dag. Want maakten de Nederlandse gewesten eeuwen en eeuwen geleden geen deel uit van het Duitse Rijk? Toch zal het zelfs menige historicus verrassen wanneer die er op gewezen wordt dat nog in het in 1916 uitgebrachte derde deel van het Woordenboek der Nederlandsche Taal bij ‘Duitsch’ als eerste (!) betekenis wordt gegeven: ‘Nederlandsch’. Als tweede betekenis ‘Uit of van Duitschland’ en vervolgens als derde ‘Goed Hollandsch, goed rond, vroolijk.’ Zijn dat ook voor u geen verrassende betekenissen voor ‘Duitsch’? Voor mij zijn ze dat in elk geval wel. Ook nog na de toelichting dat het hier betekenissen betreft ‘in de oudere taal’.

‘Nederlands’ is heel geleidelijk vanaf de zestiende eeuw en eigenlijk pas echt na de Franse Tijd gemeengoed geworden. In de loop van de negentiende eeuw hebben de Nederlanden zich bewust steeds verder van het Duits gedistantieerd. Van lieverlede vond toen ook de benaming ‘Diets’ ingang voor het Oudnederlands. Men wilde het niet eens meer hebben over het Oudnederduits, want dat was het Oudnederlands. En inmiddels is het zo ver dat elke vaderlander steigert wanneer je hem nu vertelt dat we in ons land vroeger ‘Duits’ spraken. ‘Neeneenee, ik dacht dat jij wel beter wist?’ wordt er dan onmiddellijk en ook een beetje verontwaardigd gereageerd: ‘Er werd hier geen Duits gesproken maar Diets!’ Je kunt dan wijzen op het Nederlands volkslied waar men het toch heeft over Willem van Oranje van Duitsen bloed en den vaderland getrouwe… maar helemaal niets kan je dan nog helpen. Je wordt al aangezien voor een foute vaderlander. Opmerkenswaard hierbij is dat de Engelsman deze hele discussie worst zal wezen. Want die houdt het van oudsher op ‘dutch’, ‘dutchmen’ en de ‘dutch language’, als hij het over ‘Nederlands, Nederlanders of de Nederlandse taal’ heeft. En hoe die Engelsen daartoe gekomen zijn, schijnt zich helemaal niemand af te vragen.

Laat ons ‘het Diets’ eens onder de loupe nemen. Volgens het Woordenboek der Nederlandse Taal is ‘Dietsch’ etymologisch één met ‘Duitsch’ en heel voorzichtig wordt daar geopperd dat het oorspronkelijk een Vlaamse vorm van de Nederlandsche taal moet zijn geweest die na de Middeleeuwen door ‘Duitsch’ werd verdrongen. In de achttiende eeuw moet ‘Diets’ bij het Nederlandse volk eigenlijk alleen maar bekend zijn geweest in gezegdes als: ‘Iemand iets diets maken’ in de betekenis van: ‘Iemand iets op de mouw spelden…’. Dat laatste schijnt de taalhistorici het Nederlandse volk de afgelopen tweehonderd jaar aardig te zijn gelukt. Want op de vraag welke taal bijvoorbeeld Vondel bezigde, zullen alle goede vaderlanders heden ten dage als antwoord geven: ‘Dat Vondel zich bediende van het Diets’. Ook al heeft ook Vondel het juist (en alleen maar) over: ‘Ick maeck u géén praetjes diets…’

Anderhalve eeuw geleden genoot bovendien elke Nederlander zijn basisonderwijs nog aan de (Neder) Duitse School. Terwijl de Latijnse en de Franse School golden als vormen van middelbaar onderwijs. En dit gegeven sluit dus wel goed aan bij de betekenissen voor ‘Duits’ zoals die nog in 1916 werden vastgelegd in het Woordenboek der Nederlandsche Taal zoals in het hier voorafgaande werd ter sprake gebracht. Van oudsher bestond er overigens wel verschil tussen een Hoogduitse en een Nederduitse taal. Uit de eerste heeft zich het huidige Duits ontwikkeld en uit het tweede komt ons Nederlands voort.  Maar zowel Hoogduits als Nederduits werden gemeenzaam ‘Duits’ genoemd. In de vele duizenden archiefstukken die ik in Gemert, Eindhoven of Den Bosch in de loop van de jaren door mijn handen heb laten gaan, ben ik nooit het woord ‘Dietsch’ tegengekomen. Legio waren echter wel de middeleeuwse protocollen, testamenten en oorkonden, gesteld in ‘onse duytsche, dutsche of duetsche tale’.
Toch blijkt na enig vorsen in de literatuurbronnen het Diets’ ook weer niet echt verzonnen. In het dertiende-eeuws Vlaams taalgebruik blijkt het naast het dan ook daar evenzeer gebruikelijke ‘Duits’ of ‘Duts’ namelijk wel degelijk gebezigd. De Belgische neerlandicus Maurits Gijsseling begon in de jaren zestig met het verzamelen van alle teksten in de Nederlandse taal van vóór 1300. Elk woord maakte hij toegankelijk. De ‘ambtelijke bescheiden’ werden het eerst uitgegeven. En wat wil het geval: Vóór 1300 komt daarin het woord ‘Dietsch’ in totaal twaalf keer voor. En wat nu zo frappant is? Het woord is telkens gebruikt in verband met de Duitse ridderorde. In een oorkonde opgemaakt te Mechelen in 1299 citeert men uit ‘een brief in Dietsch gemaect’ die handelt over de verkoop van moergronden te Saaftinge aan de Commandeur ‘van der Ordenen van den Dietschen Huus’ te Koblenz. Verder heeft men het over ‘broeder Heinric comendere van den Dietschenhuus van Machgeline’ (in 1285) en over ‘den here Gherolve den neue commanderre van den Dietschen huse te Zandvorde in Walcheren’ (in 1299).
Onomstotelijker bewijs voor Dietsch als synoniem voor Duitsch kan welhaast niet geleverd worden.

BRON:
M. Gijsseling, Corpus van Middelnederlandse teksten tot en met het jaar 1300 (Bouwstoffen voor een woordarchief van de Nederlandse taal); Reeks I 1-4 Ambtelijke bescheiden, Uitgave M.Nijhoff – Den Haag 1977.

Zie PDF