Afschrift CvB 430 folio 19v t/m 21, dd. 23 april 1391.

Kopie van een kopie.
Transcriptie Jan Timmers

Uitgifte in erfpacht van de hoeve Ter Eycken aan Melis Jan Maes van Gemert door Vranck van Hulsberch commandeur van de Duitse Orde in Gemert.

Samenvatting van de oorkonde:

Franck van Hulsberg, commandeur van de Duitse Orde in Gemert geeft de hoeve Ter Eycken in Gemert in erfpacht aan Melis zoon van wijlen Jan Maessoen van Gemert. De hoeve was in pacht gegeven aan Ceel zoon van Alant Timmerman en diens vrouw Hadewich. Ceel is nu overleden en de hoeve wordt niet gebruikt en is onbetimmerd. Zijn weduwe Hadewich woont er nog.
Voor de erfpacht moet Melis jaarlijks betalen aan de Duitse Orde 4 mud rogge op Maria Lichtmis, 6½ mud haver op Allerheiligen; verder 2 vaten raapzaad, 12 el linnen laken en een cijns van 100 eieren, 8 jonge kippen en 6 maten boter, allemaal met Pinksteren te leveren. Op verzoek van de commandeur moet Melis de 4 mud rogge afleveren in een huis in ’s-Hertogenbosch. De andere goederen op het huis en de hoeve van Gemert van de Duitse Orde. Melis moet pas gaan betalen als Hadewich is verhuisd. Melis hoeft geen schattingen te betalen voor de hoeve Ter Eycken, maar hij moet wel, net als de andere geburen van Gemert, diensten verrichten. Ook moet Melis op verzoek van de commandeur jaarlijks 8 voeder turf afleveren bij het huis van de Orde.
Gegeven op 23 april 1391 in het bijzijn van commandeur Vranck van Hulsberch zelf, maar ook Reinart van Husen landcommandeur en Lodewijk van Lemme, scheffener van de Balije Biessen en ook nog ridder Orichies van Kessel en Lucas (van Beeck) de schout van Gemert, Melis Jan Maessoen van Gemert en Willem van Middelschot en tenslotte de klerk Dirk, secretaris van Maastricht en notaris.

Opmerking bij de transcriptie:
Het register in het archief van de Commissie van Breda is een kopie van een ander register. De kopie is in één keer gemaakt en de kopiïst heeft daarbij fouten gemaakt. Hij schrijft dat de erfpacht werd verleend aan Melis Weltken Jan Maessoen van Gemert. Uit andere bronnen weten we dat het moet gaan om Melis Jan Maessoen. De kopiïst had moeite met het lezen van de term ‘wilner’. In de oorspronkelijke oorkonde, die niet bewaard is gebleven, moet er gestaan hebben: Melis wilner Jan Maessoen. In de oorkonde maakt de kopiïst van het woord ‘wilner’ twee keer ‘walner’. Ook daar heeft hij moeite met het oorspronkelijk handschrift. Een aantal malen wordt een ‘sande’ genoemd van 100 eieren en 8  hoender (onder meer). Het gaat hier duidelijk om een cijns. Waarschijnlijk stond in de oorspronkelijke oorkonde de term ‘sende’ of synde’. In de getuigenlijst noemt hij een ridder Orichies van Kessel. Een naam die elders in archiefstukken niet gevonden kan worden. Het gaat waarschijnlijk ook hier om een leesfout van de kopiïst. In de getuigenlijst wordt ook genoemd ‘Jan Maessoen voirsz.’, dus: de voornoemde Jan Maessoen. Eerder in de oorkonde komt deze Jan Maessoen van Gemert alleen voor als (overleden) vader van Melis Jan Maessoen, de nieuwe eigenaar van Ter Eycke. Deze nieuwe eigenaar is ongetwijfeld ook aanwezig geweest. In de oorspronkelijke oorkonde zal waarschijnlijk gestaan hebben: Melis wilner Jan Maessoen van Gemert voirsz.

Getranscribeerde tekst van de oorkonde:

Ick broeder Vranck van Hulsberch, broeder des Duijtschen Oerdens commendeur des huijs ende des hoeffs van Gemert toebehoerende den selven Oerden, maecke condt ende doe kenlick allen lieden die desen openen brief sullen sien oft hoeren lesen, bekennende openbaerlyck dat ick met willen ende consente broeder Reijners van Huesen, lantcommendeurs der Balyen vanden Biessen des oerdens voirsz vute gegeven hebbe ende verleent met monde ende hande eynen bescheijdenen manne Melijse Weltken Johans Maessens van Gemert, van mich nemende ende ontfangende, gheve ende verlene met desen brieve den selven Melis t’eynen rechten jaerlycken ende erffelycken erfpachte den hoeff geheyten der hoeff Ter Eycken, nu ter tijt onbetimmert ende ongebouwet met allen sijnen toebehoerten den huysse van Gemert ende den Oerden voirsz toebehoerende gelijckerwijs Cyele walner Alants soene der timmerman den hoeff Ter Eijcken voirsz met sijnen toebehoerten te halden plachte ende te hant plichte ende Hadewich des selven walner Cijele wieff den hoeff Ter Eijcken voirsz nu ter tijt woenende is ende haldende alle jaer erffelycken ende ommermeer voere ende omme viere mudde roggen ende sevendehalve mudde haveren der maeten ende guets cuerberghs ende weechtichs pachts des dorps van Gemert; ende daer toe voere ende omme twe vaeten raepsaets twelffe ellen guets lynens ende vlessens laeckens off doecks; ende omme eijne sande, dats te weten omme hondert eyeren, achte jonge hoenre, ende omme eynen boeter wecken van sesse maeten; welcken jaerlycks ende erffelycken erffpachte te maele voirsz als van allen puncten ende stucken tuelants voerscreven Melis vrsz ende nae huem sijn erffgenaemen off naecoemelinghen sal betaelen ende leveren ende schuldich sijn te betalen ende te leveren gelijckerwijs der selve Melis dat voir henne sijnen erferen ende naecomelingen gelooft heeft te doen alle jaer erffelycken ender ommermeer, dats te weten die viere mudde roggen voirsz t’ Onser Liever Vrouwen Lichtmisse geheyten in latine Purificatio ende die sevendehalffve mudde haeveren voirsz te Alre Heyligen misse ende die twe vaten ruebesaets ende die twelf ellen lynen laekens ende die sanden vanden hondert eyeren ende vande achte jongere hoenre ende vande boeteren wecke voirsz te Pynxten als gewoenelycken is; ende die viere mudde rogge vorsz sal Melis voirsz oft nae huem sijn rechterffnaeme oft naecomlinge vueren ende leveren te willen ende versuecke mijns ende mynre naecoemelinge commendeurs des huijs van Gemert voirsz binnen die stadt van de Hertogenbossche in eynen huijse aldaer soo wanneer ich des sal begheren oft mijne naecomlingen commandeuren de suelen begeren; ende die sevendehalve mudde haveren voirsz inden huijse ende inden hoeve van Gemert voirsz ende ouch die zanden voirsz als gewoenelyck is. Ende is te weten dat Melis voirsz erfdom ende erffelycksz als vande hoeve Ter Eijcken met synen toebehoerten voirsz metter talinghen ende leveringhen des aelingen erfpachts voirsz aengaen sullen ende beginnen aen te gaen soe wanneer ende soe balde teust ende der tijt Hadewijgen voirsz vute sal sijn gegangen, ende leden nae inhalt des openen scepenbrieffs daerop gemaeckt ende besegelt metten gemeynen zegele der schepenen des dorps van Gemert voirsz.; Voerts soo en sal Melis voirsz noch sijn erffnaeme noch naecomelingen egheene scattinge noch bede gelden noch gheve noch betaelen vander hoeven Ter Eycken mit sijnen toebehoerten voirscrevenen; maer hij ende nae huem sijne erffnaeme oft naecomelingen sal doen, ende schuldich syn te doen mich ende mijnen naecomelingen alle gebuerlijcke dienste gelyck der onderseten ende gemeynen gebueren des dorps van Gemert; Ouch soe sal Melis voirsz ende nae huem sijn erfnaeme oft naecomelinghen alle jaer haelen ende schuldich sijn te haelen ende te vueren inden hoeve des hues van Gemert te versuecke mijns ende mijns naecoemelinghen commendeurs des huys voirsz achte voeders torffve, voerts soe is gevoervaert ende ondersproken dat Melis voirsz waele veronderpanden suel, ende schuldich sijn te veronderpanden mich ofte mijne naecomelinge binnen jaere ende daege nae der renste Hadewigen voirsz, ende waele verbonden om twee mudde rogge erffpachts maeten ende pachts voirsz binnen den gerichte ende binnen der heerlicheyt des dorps van Gemert voersz; In voegen ende manieren were dat saecke dat Melis voirsz ofte nae huem sijn erffnaeme oft naecomelingen versuymelycke oft gebrekelyck weere oft vanden waerde in ennige jaere te betaelen ende te leveren den alingen erfpacht voirsz van alle puncten ende saecken voirscreven in eynen deijle oft ten maele, alsoe dat der eyn jaerlycx erffpacht den anderen erhaelden ende ervolghde dat als dan ich oft mijn naecomelinge commandeur des huijs voirsz syne handen sullen mogen slaen aen den hoeve Ter Eycken met sijne toebehoerten voirsz, ende noch aen den onderpandt voirsz ende alsdan dae mede doen ende laeten als met anderen propren erffve ende erfgueden des hues ende des hoeffs van Gemert voirsz; voerts mee soe sal Melis voergaende oft nae hem sijn erfnaeme oft naecoemelinghen halden ende schuldich sijn te halden den hoeff Ter Eycken voirsz met allen sijnen toebehoerten ongescheyden erffelycken ende emmermeer alsoe dat altoes ende tot allen tijden ende ten eeuwelycken daeghen eyn laet daer aff blijven en sijn sullen eynen commandeurs de huijs van Gemert voirsz; Allen ergelist ferpelen, nuwen ende alden vanden geijstelycx ende wereltelycx rechts altemael vuijtgesloten in alle saeken ende puncten voirsz daer over ende aen waeren inden hoeve van Gemert voirsz eersaeme ende wijse luyde, broeder Reyner van Huesen lantcommaneur voirsz, broeder Lodewich van Lemme scheffener der Balyen vanden Biessen, heer Orichies van Kessel ridder, Lucas van Schoutet te Gemert, Johan Maessoen voirsz, Willem van Middelschot, ende Deryck clerck ende schrijver te Tricht gemeyn notaris als lycops luden ende getuygen; In oirconde ende getuygenisse der waerheyt alre saecken voirsz soo hebben ick broeder Vrancken van Huelsberch commandeur in dier tijt des hues van Gemert voirsz den zegel des selven huijs van Gemert aen desen openen brieve doen hangen met mynen wille ende wete; Gegeven ende geschiet inden jaer vander zelingen gebuert ons heeren duijsent driehondert negentich ende eyn op sincte Jorisdach des heyligen ridders ende martelaers vallende inden maende van aprille.