GH 2023-4_De verwerving van de Hoofsche Hoeve in Erp
Naar PDF-bestand met illustraties klik hier
Jan Timmers
Godert van Aer, commandeur van Gemert van 1570 tot 1598, breidde het bezit van de Commanderij Gemert van de Duitse Orde uit door diverse aankopen. Eén van zijn acties betrof de Hoofsche Hoeve in Erp in 1594. Het gaat hierbij om de verwerving van de hoeve zelf en om de aankoop van percelen grond in de nabijheid van de hoeve én het afkopen van erfpachten en andere rechten, die aan de hoeve waren verbonden.
In de administratie van de Commanderij Gemert wordt steeds gesproken over de Hoofsche Hoeve, maar voor 1594 komen we dat bezit voornamelijk tegen als het goed Ten Hove. Die naam gebruiken we in dit artikel. Het goed Ten Hove in Erp werd door Godert van Aer niet gekocht, maar geruild tegen de inkomsten uit de tienden van de Heitrak in Deurne.1 De commanderij had die tienden in bezit en met Johan van Vlatten, de toenmalige eigenaar van Ten Hove, werd afgesproken om die goederen onderling te ruilen. Dat moet voor beide partijen aantrekkelijk geweest zijn.
Johan van Vlatten was al eigenaar van de hoeve op de Heitrak en kreeg zo ook de bijbehorende tienden in bezit. Het eerste dat geregeld moest worden, had te maken met de ligging van zowel de Heitrak als Ten Hove. Omdat beide goederen in het hertogdom Brabant (Deurne en Erp) lagen, vroeg Godert van Aer toestemming voor die ruil aan Filips II, koning van Spanje, in zijn hoedanigheid van hertog van Brabant. Op 14 april 1594 kwam die toestemming tot stand. Alleen al de aanhef van de betreffende oorkonde van Filips II is indrukwekkend: “tsHeren bij der gratie Godts coninck van Castilie, van Arragon, van Leon, van beijden Sicilien van hiernasalen, van Portugal, van Navarra, van Grenada, van Toleten, van Valencia, van Galicia, van Cordoba, van Corsica, van Mercia, van Jaen, van Alagarven, van Algezira, van Gibraltar, van d’dijlands, van Savaria, van Indien, soe orientade, als occidentael van dijlanden en vaste landen der zee oceanen derst hertoge van Oisterrijck, hertoge van Bourgondie, van Lotrijck, van Brabant, van Limburgh, van Luxenburgh van Goere, van Milane, grave van Habsburgh, van Vlaenderen, van Artois, van Bourgoinge, van Tirol, paltsgrave en van Henegouwe, van Holland, van Zeelant, van Namen ende van Zutphen, prince van Tuave, marckgrave van des H Rijcx van Rome, heere van Vrieslant, van Salina, Mechelen, van stadt steden ende landen van Utrecht, Overijssel ende Groeningen ende derninateur in Asie ende Affrica”.2 Filips gaf toestemming voor de ruil, omdat het bezit van de Duitse Orde nagenoeg gelijkwaardig bleef. Het aanzien van de orde zal een rol gespeeld hebben, maar dat gold ook voor het aanzien van Johan van Vlatten. Hij stamde uit een adellijke familie en was in zijn tijd ambtman van de Duitse stad Düren.
De afspraak die in 1594 gemaakt werd, was kennelijk dat Johan van Vlatten nog zolang hij zou leven eigenaar zou blijven, want pas na zijn dood, 17 jaar later, werden de goederen daadwerkelijk geruild. Godert van Aer was inmiddels opgevolgd door commandeur Hendrik van Holtrop. Op 2 maart 1611 werd voor schepenen van Den Bosch een oorkonde opgemaakt over de ruil tussen Hendrik van Holtrop en “Joncker Johan van Nieuwekercken genaemt Nivenheim als wittich man ende momboir soo hij verclaerde, van joncfrouwe Heilwich van Vlatten sijne huijsfrouw dochtere wijlen Jonker Johans van Vlatten, erbschenck (als hij leefden) der furstendomps Gulick ende Amptman tot Dueren ende Norvenich, zon wijlen joncker Reijnalt van Vlatten ende jonckvrouwe Johanna van der Donck”. Jonker van Nieuwekercken trad hier op namens alle kinderen van Johan van Vlatten.3
De hoeve in Erp werd nog uitgebreid door de aankoop van drie percelen, die in bezit waren van andere particulieren. Het eerste is een beemd, genaamd de Nieuwenbeemt, gelegen tussen de hoeve Ten Hove van jonker Henric van de Donk en de Erpse watermolen. Deze beemd werd aangekocht op 17 maart 1595 van Eemke, de weduwe van Arnt Henrick van Zomeren.4
Het tweede aangekochte perceel betreft een afgerond vierkant of bijna rond stukje van de gemeynt van Erp, genaamd het Perdtskerkhof, gelegen bij de hoeve van de commandeur.5 Het werd gekocht van de gezworenen van Erp, die daarvoor toestemming hadden van de schepenen, de belangrijkste notabelen, de Heiligegeestmeesters en de kerkmeesters van Erp.
Het derde perceel betreft een beemd in Erp, gelegen achter de Bergen, genaamd Zonnendonck. Dat perceel had Peter Laurens Lucas eerder gekocht van jonker Hendrik van Vlatten en het werd door zijn zoon Arnt Peter Laurens Lucas doorverkocht aan de commanderij en zo weer toegevoegd aan het goed Ten Hove.
De voorgeschiedenis van het goed Ten Hove
Voor een goed begrip van het afkopen van diverse lasten die op Ten Hove drukten, is het nuttig eerst in te gaan op de bijzondere voorgeschiedenis van Ten Hove. In een artikel in tijdschrift Het Brabants Kasteel wordt aangetoond dat het goed Ten Hove in de middeleeuwen een edelmanswoning of ‘kasteeltje’ was met een gracht eromheen. Het was eigendom van de familie Cnode, meer in het bijzonder van ridder Willem van Den Bosch.6 We beperken ons hier tot de eigenaars ervan in de loop van de tijd.
Ridder Willem van Den Bosch was in de vroege veertiende eeuw een van de rijkste, zo niet de allerrijkste man in de Meierij van Den Bosch. Verspreid over de Meierij bezat hij veel onroerend goed. Daarnaast had hij ook andere inkomsten, zoals cijnsen en erfpachten die andere grondeigenaren aan hem moesten betalen. Ook was hij, minstens voor een deel, heer van Moergestel. Van de hertog van Brabant kreeg hij in ruil voor een lening het dorp Erp als heerlijkheid in pand. Hij werd dus ook heer van Erp. Ook daaruit kwamen de nodige inkomsten. Naast een forse woning in Den Bosch, waarin hij later het klooster van de Clarissen liet stichten, bezat hij in Erp een edelmanswoning, waar hij ook regelmatig verbleef en dat de naam Ten Hove kreeg. Uit de testamenten van Willem van Den Bosch wordt duidelijk dat zijn bezit deels afkomstig was van zijn voorouders, de familie Cnode. Hij was enig kind van Gerlach of Geerling van Den Bosch. Vader Gerlach bezat in Erp al onder meer zes hoeven. De omgrachte edelmanswoning Ten Hove was er daar een van. Willem van Den Bosch stierf in 1344 kinderloos en liet zijn Erpse bezit na aan verwanten van de familie Cnode. Zijn ‘kasteeltje’ kwam in het bezit van Geerling Cnode, alias Goede Geerling.
Goede Geerling was voor 1368 overleden en zoon Hendrik werd de volgende eigenaar van Ten Hove. Hendriks broer Goossen Cnode kwam overigens in Gemert terecht, omdat hij via zijn schoonmoeder Aleid van Gemert eigenaar was geworden van de grote hoeve Te Kieboom.
Hendrik Cnode had twee wettige kinderen: zoon Geerling en dochter Aleid. Geerling erfde Ten Hove, maar dochter Aleid kreeg wel jaarlijks 24ó mud rogge, te leveren uit het goed Ten Hove met toebehoren.
Geerling Cnode huwde met Margriet van Geldrop, dochter van Filips, heer van Geldrop en heer van Obbicht. Via zijn vrouw werd Geerling heer van Obbicht. Hij had uit zijn huwelijk met Margriet twee dochters. Dochter Henrica trouwde met Johan van de Donk, die heer van Sevenum was en door zijn huwelijk ook heer van Obbicht werd.
De familie Van de Donk bleef eigenaar van Ten Hove tot 1542. Toen trouwde Johanna van de Donk met de Duitse edelman Reinart van Vlatten.
Het afkopen van de erfpachten
Aan het goed Ten Hove waren lasten verbonden, die door de eigenaar van de hoeve jaarlijks betaald moesten worden. Een van de eigenaren, Hendrik Cnode (nr 3 in de lijst van eigenaars), had samen met zijn zoon een aantal erfpachten gevestigd.
De eerste betreft een erfpacht van 24 1/2 mud rogge die op 26 juli 1387 als erfdeel werd gegeven aan Aleid, dochter van Hendrik Cnode, bij haar huwelijk met Boudewijn van Tychelt.7 Aleid erfde dus niet een deel van de hoeve, maar aan haar en haar man werd beloofd, dat ze jaarlijks 24 1/2 mud rogge zouden krijgen op het feest van Maria Lichtmis.
Deze pacht was erfelijk en dat wil zeggen dat later hun erfgenamen recht hadden op die pacht. Bovendien werd ze beschouwd als een eigenstandig bezit, dat niet alleen erfelijk was, maar bovendien verkocht kon worden. Het echtpaar Boudewijn van Tychelt en Aleid Cnode kreeg twee kinderen, Gerard en Geerling, en dit tweetal verkocht die erfpacht in 1422 aan Marie, de weduwe van Gijsbert van Doorn.8 Na de dood van Marie werd de erfpacht verdeeld onder haar drie dochters. Dochter Gijsberta van Doorn kreeg van de totale erfpacht ruim de helft: 12 1/2 mud rogge. Dat deel kwam terecht bij haar kleinkinderen Bartholomeus en Petra Spierinc, die dat bezit in 1477 verkochten aan het Geertruiklooster in Den Bosch. Judocus Coolen, de toenmalige rentmeester van de Commanderij Gemert, kocht op zijn beurt in 1594 die erfpacht van 12 1/2 mud rogge van het Geertruiklooster.9 Formeel zou de Commanderij Gemert de erfpacht voortaan aan zichzelf moeten betalen. In de praktijk betekende het dat de erfpacht kwam te vervallen. In feite had de commanderij de erfpacht afgekocht.
Dat deed zij ook met een erfpacht van 4 mud rogge, die ook in het bezit was van het Geertruiklooster. Het klooster kocht die jaarlijkse 4 mud rogge in 1544 van Goyart, zoon van Roelof van Eyck, kasteelheer van Blaarthem en heer van Zeelst. Bij die transactie van 1544 werd expliciet vermeld dat de erfpacht een deel was van de oorspronkelijke 24 1/2 mud rogge die Henric Cnode gegeven had aan Boudewijn van Tychelt.10 Deze 4 mud rogge moet dus een deel zijn van de resterende 12 mud rogge, die bij Luijtgard en Liesbeth, de andere twee dochters van Gijsbert van Doorn, terecht moeten zijn gekomen. Omdat beide vrouwen betovergrootmoeder zijn van Goyart van Eyck is niet te achterhalen hoe een en ander is verlopen. Bovendien zijn we nog altijd een erfpacht van 8 mud rogge ‘kwijt’.
De overige erfpachten
Hendrik Cnode verkocht samen met zijn zoon Geerling in 1391 twee erfpachten van 3 en van 4 mud rogge jaarlijks uit het goed Ten Hove in Erp aan Jan, respectievelijk Mechteld, beiden kinderen van Gerard Berwout.11 Een verkoop van een erfpacht destijds komt goed overeen met wat wij heden ten dage het opnemen van een hypotheek zouden noemen. De verkoper van de erfpacht krijgt een geldbedrag ineens en daar staat tegenover dat hij in ruil daarvoor jaarlijks een vergoeding betaalt. De erfpachten van 3 en 4 mud rogge kunnen we dus beschouwen als de jaarlijkse rente voor een opgenomen hypotheek. De ‘hypotheek’ die in 1391 werd opgenomen, heeft waarschijnlijk een relatie met de overdracht van het vruchtgebruik van de hoeve Ten Hove in hetzelfde jaar aan zoon Geerling Cnode. In 1422 verkocht Jan Loonman, man van Mechteld, Jan Berwout, de erfpacht van 3 mud aan Jan Coman en in 1429 deed Rutger van Geldrop, man van Mechteld Gerard Berwout de erfpacht van 4 mud rogge over aan Willem Borman.12 We komen de twee erfpachten na 1429 niet meer tegen en dat kan betekenen dat ze mogelijk zijn afgekocht, oftewel dat de hypotheek is afgelost.
Een volgende erfpacht, deze keer van drie mud rogge, uit het goed Ten Hove werd verkocht door Geerling Cnode, zoon van Hendrik, in 1405 aan Peter Pels. Diens kleindochter Heilwich, dochter van Aart Peter Pels, kreeg in 1450 de erfpacht van 3 mud rogge mee bij haar intrede in het Geertruiklooster van Den Bosch. Judocus Coolen kocht in opdracht van de Commanderij Gemert ook die erfpacht af in 1594.13
Nog bestaande lasten
De Commanderij Gemert had op deze manier een aantal jaarlijkse lasten die op het goed Ten Hove drukten, afgekocht. Maar dat lukte niet voor alle lasten. Natuurlijk moest de Duitse Orde net als andere grondeigenaren dorpslasten betalen in de vorm van verponding en de gewoonlijke gebuurcijns. Daarnaast was de Commanderij Gemert in de 18de eeuw nog jaarlijks renten of cijnsen verschuldigd onder andere aan het Geefhuis in ’s-Hertogenbosch. In een overzicht van lasten worden ook nog roggelasten genoemd.14 Dat zijn oude lasten, die toen niet meer in natura werden geleverd, maar werden omgerekend in geldbedragen. Die oude lasten waren samen 76 1/2 vat rogge jaarlijks en dat is omgerekend 4 3/4 mud rogge (1 mud is 16 vat). Of deze lasten deel uitmaakten van de hierboven genoemde erfpachten, die we ‘kwijt’ waren, is vooralsnog onduidelijk. De oude lasten kunnen namelijk al eerder door anderen zijn afgekocht.
Ook al in een aantekening over de verpachting van de Hoofsche Hoeve in 1700 aan Laurens Jan Aarts werd opgemerkt dat er zware lasten op de hoeve rustten en dat daarom de pacht werd verlaagd tot 14 mud rogge.15 De pachter moest kennelijk, naast het pachtbedrag, ook deze lasten betalen. Het pachtbedrag kon ook verlaagd worden na een slechte oogst of bijvoorbeeld na noodweer, zoals op 30 juli 1719. Op verzoek van de pachters Jacob van Deursen en Gerit Gerit Thielemans werd door de schepenen van Erp vastgesteld dat er forse schade was aan de boekweit ten gevolge van flinke hagelbuien.16
Vanaf 1725 was Lammert Thielemans de pachter voor 14 mudden en 9 vat rogge à 20 stuiver en 9 mudden en 10 vat boekweit à 14 stuiver. In geld omgerekend was dat totaal 100 gulden. Dit pachtbedrag bleef gehandhaafd en Lammert Thielemans bleef de pachter, gevolgd door zijn weduwe en daarna, vanaf 1772, zijn zoon Hendrik.17
In een intern advies uit het jaar 1787 werd het gehele bezit in Erp omschreven als een welgelegen hoeve bestaande uit “eene heele wel gemaakde bouwagie ende 122 loopens 21 roede weiwaas van den besten aart en vrij zoo goet als aan de Maas en Rijn, gelegen aan de rivier d’Aa ende 67 loepens 18 roeden goede landen, te samen 189 loopens 39 roeden. Waardig ider loopens 5 guldens, dus f 945”. De jaarlijkse lasten voor de commanderij waren inmiddels gedaald tot iets meer dan 197 gulden, maar de conclusie was dat de ‘schoene hoeve’ weinig opbracht en dat een publieke verpachting beslist meer zou opleveren. In 1789 werd de hoeve opnieuw verpacht, maar dan niet voor f 100,-, maar voor f 500,-.18
Een rente uit de tiende van Opijnen
Een laatste kwestie bij de verwerving van Ten Hove door de Commanderij Gemert betrof een akkoord over een erfrente van drie mud rogge. Arnt Peter Laurens Lucas, de pachter van Johan van Vlatten en later van de commanderij, beschouwde die drie mud als zijn inkomsten, maar ze behoorden van oudsher tot de hoeve zelf. Op 30 juni 1593 werd daarover een afspraak gemaakt tussen hem en de commanderij als nieuwe verpachter. De commandeur beloofde de pachter 100 goudgulden als compensatie en daarmee werd de Duitse Orde eigenaar.19 Opmerkelijk is dat het een erfrente was, die betaald moest worden uit de tiende van Opijnen in Erp. Die tiende blijkt het derde deel te zijn van de tienden van Erp en behoorde samen met het derde deel van het patronaatsrecht van de kerk tot Ten Hove. Bij een erfdeling tussen de kinderen van Johan van de Donk (eigenaar nummer 7 in de lijst van eigenaars) erfde zoon Claas het goed Ten Hove en dochter Mechteld ontving bij haar huwelijk met jonker Aart van Ooij, heer van Ubbergen, het bezit in de tiende en het patronaatsrecht van Erp.20 Zij en haar erfgenamen moesten echter uit die tiende een erfrente van drie mud rogge betalen aan de eigenaar van Ten Hove. Die tiende werd in het commanderijarchief aangeduid als de tiende van Opijnen. Die naam zal ontleend zijn aan Aart de Cock van Opijnen, een kleinzoon en erfgenaam van Aart van Ooij. Een nog latere erfgenaam, baron Johan Arnold van Leerodt, heer van Etzweiler en Born, betaalde in de periode 1700-1725 aan de commanderij jaarlijks die drie mud rogge uit de tienden van Opijnen. In de administratie van de commanderij worden die inkomsten steeds als afzonderlijke inkomstenpost aangegeven.21
Tot slot
In 1793 had de Commanderij Gemert in Erp 19 percelen grond in bezit volgens opgave van de Erpse schepenen, die dat bezit in opdracht van de Raad van State moesten taxeren. De commanderij had inmiddels al meerdere percelen aan particulieren verkocht.22 In 1794 wordt de Duitse Orde opgeheven en komen de meeste goederen uiteindelijk terecht bij de Nederlandse staat en worden beheerd door de domeinen. Op de kadasterkaarten van 1832 staan de domeinen als eigenaar geregistreerd.
Noten:
- BHIC, Archief Kommanderij van de Duitse Orde Gemert (AKDOG) inv. nr. 848 bevat drie stukken over de verwerving van Ten Hove door de Duitse Orde
- AKDOG 848, een transcriptie is opgenomen in Gemertse Bronnen 12 op de website van de heemkundekring
- AKDOG 848, ook hiervan een transcriptie in Gemertse Bronnen 12
- AKDOG 849 en een afschrift in AKDOG 2, los vel voorin dd. 17-3-1595. Opgenomen in Gemertse Bronnen 12
- AKDOG 847 dd 12-10-1595. … een vyer cantych oft bijcans rondt stuxken oft horxken van onsser gemijnte genampt den perdts kerckhoff gelegen inder parochie van Erp omtrent ende bij der hoeffven genampt hoeff den heeren commandeuren…
- Jan Timmers, Het kasteel van ridder Willem van Den Bosch in Erp, te verschijnen in Het Brabants Kasteel
- Bossche Protocollen 1192 f547 dd 29-8-1422; 1193 f51 dd 17-2-1422
- AKDOG 841 regest 198, dd 29-8-1422
- AKDOG 2, f 2-2v, afschrift van AKDOG 841 regest 378 dd 11-10-1477
- AKDOG 2, f 2v -3, dd. 7-7-1594 afschrift van AKDOG 842
- BP 1178 f 194v dd 05-09-1391 (2 akten)
- BP 1192 f74v dd 17-2-1422; BP 1199 f85v dd 28-7-1429
- BP 1184 f190 dd 2-4-1405; AKDOG 845 dd 16-3-1594
- BHIC, Archief Commissie van Breda inv. nr. 457
- AKDOG 1056, folio 7
- BHIC, toegang 7690 schepenbank Erp, akten van 7 en van 8 augustus 1719
- AKDOG 1058 vanaf folio 18 en AKDOG 1067 folio 9
- AKDOG 626, Ampele memorie over de pagthoven
- AKDOG 846
- Zie noot 6 en Wim Cöp, Het patronaatsrecht en het pastoorsbeneficie van de parochiekerk van Erp van de veertiende tot de zeventiende eeuw, in: Noordbrabants Historisch jaarboek, deel 36, 2019
- AKDOG 1056 folio 12 en AKDOG 1058 folio 27
- Schepenbank Erp, akten van 17-9-1727, 8-8-1760, 11-10-1793, 20-10-1795
Kaart uit de 18de eeuw van de Hoofsche Hoeve in Erp uit het commanderij archief (BHIC 272-000627_04). De kaart staat ondersteboven. Het noorden is onder.
De Hoofsche Hoeve van de Duitse Orde, geprojecteerd op de kadasterkaart van 1832. Het noorden is boven. Groen is weiland, oranje is akkerland. Links tussen twee percelen van de Duitse Orde ligt in 1832 nog de watermolen van Erp. In de weilanden is het nagenoeg ronde ‘eiland’ met gebouwen erop ingetekend, zoals dat voorkomt op de kaart uit het Duits Ordens archief. De los van Ten Hove aangekochte percelen zijn 1: Nieuwenbeemd, 2 Perdtskerkhof. De beemd Zonnendonck valt buiten deze kaart.
De rode pijl wijst naar de huidige Hoekse Hoeve. Voorheen lag er het kasteeltje van Willem van Den Bosch, het latere goed Ten Hove. De Duitse Orde noemde het de Hoofsche Hoeve (opentopomap.org)
De familie Van de Donk is vier generaties eigenaar van Ten Hove. Links het wapen van de familie “effen groen en in een zilveren schildhoofd 9 zwarte hermelijnstaartjes, 5-4 gerangschikt” (Rietstap, Armorial General). De familie was heer van Sevenum en bezat onder meer het kasteel De Donck of Gaesdonck in de buurtschap Swolgen ten noordwesten van Sevenum. Rechts een tekening van het huis De Donck door Jan de Beijer uit 1738.
Overzicht van eigenaren van het goed Ten Hove Eigenaar van Ten Hove Wijze van verwerving Periode 1 Ridder Willem van Den Bosch van vader Gerlach, die het had uit erfenis van de familie Cnode ca 1320-1344 2 Geerling Cnode alias erfgenaam van Willem van Den Bosch 1344-<1368 Goede Geerling 3 Hendrik Cnode zoon van Geerling <1368-ca 1409 4 Geerling Cnode zoon van Hendrik ca 1409-ca 1420 5 Margriet van Geldrop, dochter weduwe van Geerling ca 1420-1429 van Philips van Geldrop, heer en heer van Obbicht 6 Henrica Cnode, vrouw van dochter van Geerling en Margriet 1429-<1442 Johan van de Donk, heer van Geldrop Sevenum en van Obbicht 7 Johan van de Donk weduwnaar van Henrica <1442-1481 8 Claas van de Donk zoon van Johan en Henrica 1481-ca 1517 9 Hendrik van de Donk, heer van zoon van Claas ca 1517-1542 Sevenum en van Obbicht 10 Johanna van de Donk, vrouw van dochter van Hendrik 1542-1571 Reinart van Vlatten 11 Johan van Vlatten zoon van Reinart en Johanna 1571-1611 12 Commanderij Gemert verwerving van Johan van Vlatten van de Duitse Orde en diens kinderen 1611-1794
Schema van de vererving van (een deel van) de erfpacht van 24ó mud rogge uit Ten Hove. 3D-reconstructie van de kerk van het voormalige Geertruiklooster in Den Bosch. Het klooster bezat meerdere erfpachten uit het goed Ten Hove in Erp. Afbeelding Erfgoed ’s-Hertogenbosch.
Lasten van de Duitse Orde in de 18de eeuw uit de Hoofsche Hoeve te Erp14 Aan verponding f 121-1-2 Aan de erven van wijlen P van Rhijn te S’Bosch eenen roggenpacht van 42ó vat, berekend volgens peg à 21ó st per vat Peelschen, maakt f 45-12-12 Item aan de wed. F. Luijks te S’Bosch wegens eenen jaerlijkschen erfpacht van 32 vaten rog, berekend tegens voorn. peg f 34-8-0 Item aan den Armen van Erp 2 vaten rog f 2-3-0 Item aan de gemeente van Erp eenen gebuur chijns van 8 stuivers f 0-8-0 Item aan B van den Werk eenen St Andries chijns van f 0-2-0 Item aan het Geefhuis te S’Bosch eenen jaarl. rente van f 18-0-0 Totale lasten f 221-14-14
Beschrijving Hoofsche Hoeve in een register van 1787.
Lasten van de Duitse Orde in 1787 van de Hoofsche Hoeve te Erp18 Aan verponding en andere dorpslasten f 121-1-0 Aan Peter van Rhijn 42ó vat f 42-10-0 Aan Joffr. Vermeulen 32 vat f 32-0-0 Aan de H. Geest 2 vat f 2-0-0 Totaal f 197-10-0 De overige lasten uit de eerdere 18de eeuwse lijst werden in 1787 niet meer vermeld
Op de kadasterkaart van Erp in 1832 zijn de percelen die dan eigendom zijn van de domeinen met bruin omrand (HistorischeGeografieBrabant.nl).