GH 2024-1_Grenspunt Bribrake of het Diepgat

Naar pdf-bestand klik hier

Jan Timmers      

Bij de oude weg naar Beek en Donk

In 1300 gaf hertog Jan II van Brabant het gebied aan de westkant van de Snelleloop in bruikleen aan de bewoners van Beek en Donk en Aarle-Rixtel. De grenspunten van dat gebied werden beschreven en dat waren tegelijkertijd ook de grenspunten met Gemert. Een ervan is Bribrake. De locatie van dat grenspunt is al eens genoemd, maar waarom het daar ligt, is niet eerder beschreven1. Dat is één van de redenen van dit artikel.
In 1997 kwam Johan van Vlerken uit Aarle-Rixtel op bezoek in de Heemkamer van Gemert. Hij had een stapeltje aantekeningen bij zich over historisch onderzoek dat hij deed. Eén van de onderwerpen betrof het grenspunt Bribrake. In de oorkonde van 4 december 1300 over de uitgifte van de Laarbeekse Broekkant werd de grens van het gebied als volgt omschreven:2 “a molendino dicto Skepstal usque ad debitam divisionem communitatis de Ghemert se extendentem et a divisione eadem de Ghemert usque Bribrake, a Bribrake usque rivum dA et usque Hestebrughe et a dicto loco usque molendinum Skepstal predic-tum ascendendo”. Vertaald is dit: “vanaf de molen van Scheepstal (1) strekkend tot aan het vaststaande grenspunt van de gemeint van Gemert (2) en vanaf dat grenspunt tot aan Bribrake (3) en vanaf Bribrake tot aan rivier de Aa (4) en tot aan de Heesterbrug (5) en vanaf die plaats tot aan de molen van Scheepstal (1)”. Tussen haakjes zijn de grenspunten genummerd. Nummer 1 was de watermolen van Scheepstal, het grenspunt van de voormalige gemeenten Helmond, Bakel en Aarle-Rixtel. Met het vaststaande grenspunt met Ge-mert wordt gewezen op het oude grenspunt van Aarle-Rixtel, Bakel en Gemert tussen Tereijken en camping De Biezen. Vanaf dat punt loopt de grens langs de huidige Snelleloop tot aan de Aa en vandaar weer terug langs de Aa via de Beekse Brug naar Scheepstal. Het gebied betreft dus het deel van de huidige gemeente Laarbeek tussen Gemert-Bakel en de Aa. De conclusie is dat het grenspunt Bribrake ergens langs de Snelleloop ligt. Maar waar dan precies?

De gegevens van Johan van Vlerken

 In het oud administratief archief van Beek en Donk bevindt zich een Maatboek uit 1792. Dat is een register waarin alle particuliere percelen zijn beschreven met hun eigenaars. Een voorloper van het kadaster. Johan van Vlerken vond in dat register op folio 103 bij percelen die de nummers 2292 en 2293 hadden, de aanduiding ’t Diepgat of Bribraken. Hij zocht uit waar dat in Beek en Donk precies was en hij kwam uit bij percelen die op het kadaster van 1832 de nummers D 94, 95 en 96 hebben. Het toeval wil dat niet alleen Johan van Vlerken, maar ook Frans Leenders uit Beek en Donk op zoek was naar Bribrake. Hij was niet op de hoogte van wat Johan van Vlerken had gevonden, maar hij had wel dezelfde conclusie getrokken. Met Frans werd afgesproken om samen een artikel over Bribrake te gaan schrijven met daarin ook het werk van Johan. Daar is het niet meer van gekomen, omdat Frans na een vervelende ziekte overleed. Johan van Vlerken was ons al eerder ontvallen. Frans stuurde destijds zijn bevindingen toe, die hij opstelde in 2016. Een samenvatting daarvan volgt hierna.

De gegevens van Frans Leenders

 In het Maatboek van Beek en Donk uit 1792 vinden we op folio 101v t/m 105 percelen met nrs. 2235 t/m 2362, samen 61 zogenaamde nieuwe erven. Deze percelen waren onderdeel van de gemeenschappelijke gronden en werden door de gemeente op 10 oktober 1791 verkocht aan par-ticulieren.4 Ze lagen merendeels aan de Walgraaf langs de grens met Gemert vanaf de Aa en het Liesveld richting Beekse Dijk en vervolgens naar Grotel. Bij de verkoop van nummers 2292 en 2293 in 1791 door de gemeente staat vermeld: “een perceel gemeente gelegen onder de conven-tionele jurisdictie van Beek en Donk, ter plaatse genaamd het diepgat en soo men vermeend ook van ouds de Briebraken genoemd, groot volgens metinge van den gesworen landmeter Adriaan Coppens 8 lopensen en 36 roeden, een zijde Hendrikus Melis, andere zijde Peter Adrianus van Handel, een eind de gragt en wal en loop van de jurisdictie scheiding van Gemert, ander eind het gemeen broek, heeft hij mits desen wettelijk en erfelijk opgedragen en overgegeven Boudewijn van Besoijen en Huibert Kool”. Precies deze eigenaars vinden we terug in het Maatboek. Daarin staan ook latere eigenaars bijgeschreven. Bovendien vinden we in het Oud Rechtelijk Archief van Beek en Donk de akten van verkoop aan volgende eigenaars. Dat het bij de percelen 2292 en 2293 om Bri-brake oftewel het Diepgat gaat blijkt nog eens uit de verkoopakte van 24-6-1805: “Willem van den Eijnden wonende te Gemert, verkoopt aan Antonij Jansen van den Elsen ook wonende te Gemert, de onverdeelde helft in een perceel nieuwe erve, zijnde groes, genaamd het Diepgat, in het geheel 8 lopensen 36 roeden, aan de gracht, wal en loopje van de jurisdictiescheiding van Gemert en aan het Gemene Broek alhier, een zijde Michiel Jansen van Dooren, andere zijde Peeter Adriaans van Haandel”.5

De Broekkantseweg

Als we nu kijken naar de kadasterkaart van Beek en Donk dan zien we op de eerste plaats een dubbele waterloop, de Walgraaf en de Kleine Walgraaf met een wal daartussen. Een landweer die op die plaats niet meer bestaat en waar nu de Snelleloop ligt. Opvallend is de situatie aan de Gemertse kant van de grens. Het grenspunt Bribrake, later genoemd het Diepgat, ligt precies aan het einde van de Broekkantseweg. Op een kaart uit het archief van het waterschap is te zien dat over beide waterlopen aan weerszijden van de wal een brug aanwezig was. In de legger van de waterlopen van het waterschap werd in 1931 nog vermeld dat bij kadastraal perceel D94 een schoor met balken aanwezig was over de Kleine Walgraaf.6 Een houten bruggetje dus. Nu ligt er aan het eind van de Broekkantseweg nog steeds een brug, maar de weg loopt dood in een Beek en Donkse wei. Een situatie met een lange voorgeschiedenis.

De oude weg naar Beek en Donk

 Grenspunten in de middeleeuwen waren altijd opmerkelijke punten in het landschap. Bij elk grenspunt moest voor iedereen direct duidelijk zijn welk punt bedoeld werd. Bribrake moet ook zo’n punt geweest zijn. We moeten beseffen dat in 1300 de landweer met de dubbele waterloop nog niet aanwezig was. Die werd pas in de tweede helft van de 14de eeuw aangelegd. De grens liep nog door het broekland, waarin weinig herken-bare elementen voorkwamen. Als er dan toch een grenspunt aangewezen moest worden, dan is het niet vreemd als daarvoor een punt gekozen werd langs een bestaande weg. Het tracé van Wijn-boomlaan en Broekkantseweg is een oude route. Dat wegtracé ligt op een hogere dekzandrug, een donk, die de naam Ploesterdonk heeft. Ook de Broekkantseweg ligt wat hoger dan zijn omgeving. Die dekzandrug is een van de weinige mogelijk-heden om het natte broekgebied over te steken. Dat het een oude route is, blijkt ook uit de vondst van vuursteenmateriaal uit de Middensteentijd op het terrein van De Wilde Bertram langs de Broekkantseweg.7 Voldoende reden om ervan uit te gaan dat de weg er al in 1300 moet hebben gelegen. Hoe belangrijk deze weg in het verleden was, blijkt uit meerdere getuigenissen. In 1539 ontstond er een jarenlange twist tussen Gemert enerzijds en Beek, Donk, Aarle en Rixtel ander-zijds. Simon van Wetten beschreef het in het boek ‘Grensconflict zonder limieten’. Steeds weer opnieuw ging het over het slechte onderhoud van de landweer, over het te hoge schutgeld dat Gemertenaren moesten betalen voor hun vee dat aan de verkeerde kant van de grens rondliep, maar het ging ook over onenigheid en strubbelin-gen rond het Diepgat. Aan het eind van de 16de eeuw werden getuigenissen afgelegd, waaruit een beeld ontstaat van die plek. Het blijkt dat het Diepgat een voorde was, een plaats waar je met paard en kar kon oversteken door het water. Er was voor voetgangers een vonder, een klein bruggetje. Over de weg hing een hek waarmee de weg afgesloten kon worden. Anno 1599 wisten alle getuigen over de doorgang te melden dat daar een hek hing en dat aan beide zijden van dat hek, tot aan de wal toe, de doorgang was afgemaakt met een ‘gelijnt of staecketsel’ (een afrastering van paaltjes met vlechtwerk of planken). Bij de doorgang is een diepte, zodat het water van de twee grachten, links en rechts van de wal, kan doorstromen. De getuigen meldden verder dat het hek stond ter hoogte van de vonder, die gewoonlijk aan de Beekse kant lag. Toen het hek kapot en vervallen was, had men de hekkenpost gebruikt als vonder en over de graaf gelegd. Aan de Gemertse kant bij de plaats die men Wijnboom noemde, stond nog een gelijnt, maar zonder dwarshek.In 1612 had de Raad van Brabant in Brussel een uitspraak gedaan in het slepende conflict en die was nogal negatief uitgevallen voor Aarle, Beek en Rixtel. Het gevolg was, onder meer, dat de bewoners van Aarle en Beek de wal al te en-thousiast gingen herstellen. De wal werd gewoon doorgetrokken over de weg bij het Diepgat. Het hek dat er altijd had gehangen was verdwenen. De weg werd kortom afgesloten voor alle verkeer. Uiteraard tegen het zere been van Gemert, maar die van Aarle en Beek verklaarden dat ze deze keer, conform de uitspraak van de Raad van Brabant, de wal heel goed hadden hersteld. Over die afsluiting werd in december 1612 een proces gevoerd en in 1613 werd het Diepgat weer heropend, zodat men weer te voet kon passeren, maar ook met paard en wagen. Ook het hek werd teruggehangen. Vanwege dat hek, waarvoor ook de term ijnde wordt gebruikt, wordt het Diepgat soms ook aangeduid met IJndgat.8 De meest opmerkelijke getuigenis in verband met de weg Gemert – Beek en Donk was de verklaring, die nog in 1612 werd afgelegd, dat de weg door het Diepgat de enige verbinding was tussen Ge-mert en Beek en Donk. We weten dat de huidige Beeksedijk op Gemerts grondgebied pas in 1662 werd aangelegd.9 Tot nu toe gingen we ervan uit dat men voor die tijd via de Galgeveldseweg naar Beek en Donk kon. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat dat in 1612 niet het geval kan zijn ge-weest, want waar de Beeksedijk nu de Snelleloop kruist, was destijds geen doorgang aanwezig. Er was maar één plaats waar de grens overgestoken kon worden en dat was bij het Diepgat aan het eind van de Broekkantseweg. In de archieven van Beek en Donk zal nog gezocht moeten worden, wanneer de Gemertseweg vanuit Beek en Donk naar Gemert werd aangelegd. Dat zal waarschijn-lijk niet veel vroeger dan 1662 geweest zijn. Voor die tijd was de oude verbinding via Ploesterdonk en Bribrake of het Diepgat de belangrijkste verbinding.

Wateroverlast

In de getuigenverklaringen, die aangehaald worden in het boek ‘Grensconflict zonder limieten’, werd ook herhaaldelijk aangegeven dat de landweer, de twee waterlopen en de wal, bijzonder slecht werden onderhouden. Dat onderhoud was de verantwoordelijkheid van de eigenaars en dat waren de dorpsgemeenschappen van Beek en Donk en Aarle-Rixtel. Alle gebruikers van de gemeenschappelijke graslanden hadden de plicht om een vak van de landweer te onderhouden, maar het zal in de prakrijk niet steeds duide-lijk geweest zijn wie welk vak moest doen. Dat werd pas in 1791 geregeld door de verkoop van percelen langs de landweer, inclusief stukken van de waterloop en de wal. Voortaan moest ieder zijn eigen stuk onderhouden. Voor die tijd was het kennelijk een janboel. Je kunt je wel afvragen waarom vanuit Gemert steeds zo werd geklaagd over dat slechte onder-houd. Welk belang moesten de Gemertenaren daarbij gehad hebben? Het oversteken van vee door de wal kan het niet geweest zijn. Het vee werd wel in beslag genomen (geschut), maar men kreeg het terug na het betalen van een boete, die, vervelend genoeg, erg hoog was. Als dat de belangrijkste reden was om te klagen dan had-den ze in Gemert ook kunnen besluiten om een omheining te plaatsen aan de Gemertse kant. Overstekend vee kon dus niet de belangrijkste reden van de klagers geweest zijn. Bij het nog eens doorlezen van de getuigenverklaringen ontstaat er een ander beeld. De klachten over het slechte onderhoud gingen steeds samen met ver-klaringen dat men in Gemert last had van te veel water. Kennelijk ging het steeds over het slechte onderhoud van de waterloop aan de Gemertse kant. Het water kon onvoldoende weg en het Gemertse broek kwam onder water te staan. Een logisch gevolg van het gegeven dat over de gehele lengte van de Gemertse grens, van Tereijken tot aan de Aa, een wal was aangelegd. Het is voorstelbaar dat de Beekse en Aarlese gebruikers van het nieuw uitgegeven broekland in de 14de eeuw de wal hebben aangelegd om te voorkomen dat water vanuit Gemert geloosd werd op het Beekse broek en dat op die manier dat broekland voor hen ook beter bruikbaar werd. Door de aanleg van de wal kon het water in het Gemertse broek niet meer goed weg, te meer omdat ter hoogte van de Broekkantseweg een dekzandrug lag. Het water kon daar niet passeren.

Het beekje de Locht

 Na de afsluiting van de doorgang door het Diepgat werd het probleem van de wateroverlast nog duidelijker. Het water kon niet doorlopen naar het noorden vanwege de aanwezige dekzandrug, maar vanwege de aanwezige wal kon het ook niet richting Beek en Donk. In de overeenkomst van 1613 werd bepaald dat het Diepgat in de wal tussen het Beekse en het Gemertse broek moest worden geopend. Het Gemertse water kon dan via het Diepgat weer oversteken naar de Beekse kant. Opmerkelijk is dat daarnaast ook werd bepaald dat er ook nog “een zeker sijdelloopken, genoemd de Locht” moest worden geopend en hersteld. Daarbij wordt nog vermeld “de Locht, zijnde een loopke met natuurlijke cours naar de gracht”. Het beekje met de naam de Locht moet een natuurlijk beekje geweest zijn dat stroom-opwaarts van het Diepgat in de gracht langs de wal uitstroomde. De enige mogelijkheid is dat de Locht een naam is die gegeven werd aan de bovenloop van de Leijgraaf. De Leijgraaf komt vanaf De Mortel en passeert de Daalhorst, waar hij samenkomt met de Broekloop, die vanuit Tereijken komt. Dit beekje passeert in gekanaliseerde vorm de Beeksedijk ter hoogte van de champignonkwekerij en stroomt verder naar het noorden. Het was een natuurlijke beek, die de dekzandrug bij Bribrake niet kon passeren en daarom oorspronkelijk om die dekzandrug heen richting het Beekse broek stroomde. Voordat de landweer werd aangelegd zal de voorganger van de Locht de oude weg van Gemert naar Beek en Donk moeten hebben gekruist en dat punt heette destijds Bribrake.De conclusie die we kunnen trekken is dat het grenspunt Bribrake in 1300 niet zomaar een punt langs de oude weg was, maar juist het punt waar die weg een natuurlijke beek kruist. Op dat punt stroomde eeuwen geleden een beekje met de naam de Locht. Het beekje verdween omdat juist daar de landweer werd aangelegd. Bribrake was daarmee inderdaad een opmerkelijk punt in het landschap en voor iedereen in 1300 een eenduidig bepaalde plek. De zoektocht naar Bribrake heeft ook nog opgeleverd dat we beter op de hoogte zijn van de voormalige ligging van de waterlopen aan de Gemertse Broekkant.

 Noten:

  1. Jan Timmers, Het historisch landschap aan de benedenloop van De Snelle Loop, Gemerts Heem 2005, nr 1.
  2. H. Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312, Deel I, De meierij van ‘s-Hertogenbosch met de heerlijk-heid Gemert, Den Haag, 1979, oorkonde nr 604.
  3. Oud Rechtelijk Archief Beek en Donk inv.nr.13/31
  4. Oud Rechtelijk Archief Beek en Donk inv.nr 59.
  5. Oud Rechtelijk Archief Beek en Donk, inv.nr.61, folio 126.
  6. Legger 643-1 van het waterschap d.d. 1931 (OAA Beek en Donk 1811-1930).
  7. Mededeling Jeanette Renders.
  8. De getuigenverklaringen zijn allemaal ontleend aan Simon van Wetten, Grensconflict zonder limieten, de strijd rondom de Snelle Loop, Bijdrage tot de geschiedenis van Gemert deel 21, Gemert 1995.
  9. Jan Timmers, De aanleg van de Beeksedijk in 1662, Gemerts Heem 2012, nummer 1.Een tweetal kaarten in dit artikel zijn ontleend aan: Ton Thelen, D’n Broekkant, Laarbeek 1998.

BIJSCHRIFT BIJ ILLUSTTRATIES:

Op een kopie van folio 103 van het Beek en Donkse Maatboek van 1792 heeft Johan van Vlerken met typemachine toegevoegd met welke kadastrale percelen van 1832 de maatboekpercelen corresponderen. Ongeveer in het midden staat perceel 2292/2293 met de aantekening ’t Diepgat of Bribraken. Deze kopie bracht Johan van Vlerken in 1997 naar de Heemkamer.

De Broekkant in Beek en Donk en Aarle-Rixtel omstreeks 1840. Het ingekleurde gebied is precies hetgeen door de hertog van Brabant in 1300 aan de dorpsgemeenschappen werd uitgegeven. Met rode sterren zijn de grenspunten van 1300 aangegeven. 1 de watermolen van Scheepstal, 2 het al eerder vastgestelde grenspunt met Gemert, 3 Bribrake, zoals zal blijken, 4 de Aa, 5 Heesterbrug (de kaart is een bewerking van een kaart uit het boek D’n Broekkant).

 Aan de linkerzijde van de afbeelding staat de kadasterkaart van Beek en Donk anno 1832 met de betreffende kadastrale nummers. Bribrake of het Diepgat ligt bij de nummers D94, 95 en 96. D94 is een deel van de wal tussen de Walgraaf en de Kleine Walgraaf (net als D93 en D98) Aan de Gemertse kant (rechterkant) staat de huidige topografie met de Broekkantseweg, maar ook met de Walgraafseweg die in 1832 nog niet bestond.

 Kaart anno 1931 uit het archief van het waterschap. Bij de Broekkantseweg liggen zowel over de Walgraaf als over de Kleine Walgraaf bruggen.

 De Broekkantseweg loopt dood in een weiland voorbij de brug over de Snelleloop.

Geomorfologische kaart van de Broekkant. Groen is laaggelegen broekland en geel zijn dekzandruggen. In het Beek en Donkse deel zijn ze feller van kleur dan aan de Gemertse kant. 1 de oude verbinding van Gemert naar Beek en Donk (rood gestippeld), 2 reconstructie van het beekje de Locht als bovenloop van de Leijgraaf (blauw gestippeld) (de kaart is een bewerking van een kaart uit het boek D’n Broekkant).

 

Maatboek 1792 nrs 2290 en 2291
Hendricus Melis vanaf 1791
Michiel van Dooren vanaf 1796
kadaster 1832 nrs D92 en D93
Michiel van Dooren
Maatboek 1792 nrs 2292 en 2293
Boudewijn van Besoijen en Huibert Kool samen vanaf 1791
Willem van den Eijnden en Jan van den Elsen samen, al vóór 1800
Anthonie Jan van den Elsen vanaf 1805 voor het geheel
kadaster 1832 nrs D94, D95 en D96
Wed. Antonie van den Elsen
Maatboek 1792 nrs 2294 en 2295
Peter Adrianus van Handel vanaf 1791
kadaster 1832 nrs D97 en D98
Wed. Peter van Handel