GH 2024-1_De oudere Latijnse School

Naar pdf-bestand klik hier 

 Ad Otten

Trots van Gemert Vorstendom

Het huidige gebouw van de Gemertse Latijnse School aan de Ruijschenberghstraat dateert van 1891. Een rijksmonument. Maar het gebouw van vóór die tijd mocht er ook zijn. Een schilderij uit 1820 geeft daar na flink inzoomen een beeld van.

Inzoomen op de Latijnse School in 1820

Het Noordbrabants Museum bezit een olieverfschilderij met een gezicht op de hele bebouwde kom van Gemert vanaf de toen nog nagenoeg onbebouwde Molenakker. Inzoomen op het luttel aantal vierkante centimeters rond de vroegere Latijnse School levert een best verrassende prent van de vroegere Schoolstraat, zoals toen de huidige Ruij-schenberghstraat heette. Dat door de meervoudige uitvergroting de vertekening in de situering van de panden wat meer opvalt, nemen we maar voor lief. In dit van oudsher monumentale straatje valt veel te herkennen. Gewapend met enige voorken-nis, zoals het kadastrale minuutplan uit 1832 van deze locatie, komen we tot de onderstaande beschrijving.Centraal, ietwat rechts van het midden, zien we de omgrachte Latijnse School met de hoge topgevel. Op die top een sierlijk vormgegeven smeedwerk. De oude school heeft een leien dak en je kunt er bijna donder op zeggen dat alle blauwe daken op deze afbeelding met leien zijn gedekt. Op de brug over de gracht zien we een poortgebouw dat toegang geeft tot het schoolter-rein. In het Gemerts gemeentearchief bevindt zich nota bene een bestek uit 1740 van de herbouw van dat poortgebouw.1 Jammer dat de daarbij behorende bouwtekening ontbreekt. In dat bestek vinden we allerhande bijzonderheden, van de fundering in de gracht tot en met de bevesti-ging dat het blauwe dakje op het poortgebouw inderdaad staat voor ‘belegd met leien’. De school zelf telt vijf dakkapellen en twee deurpartijen op het zuiden, drie schoorstenen en flinke raampar-tijen in zowel de zuidgevel als de kopgevel op het oosten.De Schoolstraat kent alleen panden met historie.In het pand rechts voor de school-met-poort herkent iedereen het pand dat vandaag de dag bekendheid geniet als Lekker Bijzonder. Twee-honderd jaar geleden heette het De Keulse Kar, naar de stopplaats van de postkoets van Keulen naar ’s-Hertogenbosch of omgekeerd. Het is het geboortehuis van zeekapitein Jan van Amstel.Links van de Latijnse School herkennen we het Hofgoed, nu de woning van de notarisfamilie Gerrits-Van der Aa. Als Goed Ten Hove is het al bekend in de tweede helft van de veertiende eeuw, wanneer het nog deel uit maakt van het do-mein van het Hooghuis van de adellijke Heren van Gemert, dat gelegen was binnen de omgrachting van het inmiddels verlaten politiebureau aan de Komweg. In 1366 is dit ‘eerste Gemertse kasteel’ met de gedeelde soevereine rechten over Gemert verkocht aan de Duitse Orde, die daarmee de volledige soevereiniteit over Gemert krijgt. Het Hooghuis wordt dan leengoed van de Com-manderij Gemert. Een omstandigheid die de Van Gemerts zodanig lijkt te hebben gefrustreerd dat zij in de daaropvolgende decennia besluiten hun ‘hooghuis-in-leen’ niet langer te bewonen. Het vervalt tot ruïne, wordt uiteindelijk gesloopt en lang vóór 1500, volgens de opgravingsresultaten van het Hooghuis zelfs vóór 1400, is ook de om-grachting daarvan al gedempt. Het aangrenzende Hofgoed en de latere Latijnse School staan buiten de leenverplichtingen aan de Duitse Orde. Naar het zich laat aanzien is de laatste locatie door de adellijke familie Van Gemert omgracht en be-stemd tot hun nieuwe adellijke woonstee.2 Zonder enige leenverplichting! In het derde kwart van de vijftiende eeuw sterft het hier verblijvende adellijk geslacht Van Gemert uit. Het maakt het daardoor ook niet meer mee dat juist op deze omgrachte en aansprekende locatie de elkaar opvolgende commandeurs van de Commanderij Gemert, te weten Mathliaan, Henrick en Wijnand van Eynat-ten, hier tenminste dertien bastaarden verwekken bij hun ‘vaste’ buitenvrouwen. Hierbij kan worden opgemerkt dat noch deze bastaarden, noch hun ‘deftige’ moeders in het Vrije Gemert ooit iets te kort lijken te zijn gekomen. Wanneer drie eeuwen later de balans wordt opgemaakt blijken welhaast alle Gemertenaren van die drie commandeurs af te stammen.3 Alle leden van de Duitse Orde heb-ben een gelofte af moeten leggen van kuisheid, die inhield dat zij niet met een vrouw onder één dak mochten verkeren dan wel samenwonen. Ge-makshalve moet dat dan zijn uitgelegd dat zij niet met een vrouw mochten verkeren op hun eigen kasteel… Bij een visitatie hebben zij wellicht voor een en ander ook wel een kleine boete moeten betalen.4De in het bovenstaande ter sprake gebrachte ‘buitenhof’ van de Gemertse commandeurs Van Eynatten wordt uiteindelijk gekocht door de Commanderij Gemert. Het Vrije Gemert biedt in de zo roerige beginperiode van de Tachtigjarige Oorlog een ideale locatie voor de vestiging van een blijvend Roomse Latijnse School, zo moet Hendrik van Ruijschenbergh hebben gedacht. In 1587 krijgt hij van het kapittel van de Duitse Ridderorde de goedkeuring voor een compleet uitgewerkt stichtingsplan. Hij is de landcomman-deur van Alden Biesen en in die kwaliteit de vorst van het soevereine Gemert. Ook de man die tot in de hoogste kringen van de geestelijke ridderorde van zich laat horen als fervent voorvechter van de contrareformatie. Tijdens zijn landcommandeur-schap sticht hij Latijnse Scholen en studiebeurzen in Keulen, Aken, Leuven, Maastricht en Gemert.5 Mooi rijtje van belangrijke plaatsen, hè? De school in Gemert bedeelt hij met jaarlijks maar liefst twaalf te vergeven studiebeurzen, waarvan hij de helft bestemt voor inwoners van Gemert zelf. De beschrijving van het inzoomen op de Schoolstraat moeten we nog voltooien met het grote pand links van het Hofgoed. Al vanaf het eerste kwart van de 18de eeuw is dit de pastorie van Gemert en dat blijft het tot 1935. De pastoor van Gemert is vanaf 1587 tevens rector van de Latijnse School. De voormalige monumentale pastorie gaat thans door het leven onder de naam D’n Hubert.6 Na de grote dorpsbrand van 1785 is het pand geheel opnieuw opgebouwd, zij het tweeëneenhalve meter lager en wat minder breed. Na de brand, waarbij zo’n 150 woningen verloren gingen, moest bezuinigd worden. Het vroegere pand is in 1647 door de Latijnse School gekocht van de erfgenamen van Jonker Tobias van Eynatten, de zoon van commandeur Wijnand. Met deze aankoop wilde de school een bredere basis leggen voor een systeem van kosthuizen voor het juist in deze periode almaar toenemend aantal studenten. De Vrede van Munster in 1648 en de daarop volgende onrechtmatige bezetting van Gemert door Staatse troepen dwarsboomt de uitvoering van deze grootse schoolplannen. Veertien jaar wordt er geprocedeerd terwijl de school gedurende die hele periode op slot blijft. In 1662 wordt een akkoord gesloten met ‘Den Haag’ en krijgt de Duitse Orde weer alle soeve-reiniteit en superioriteit over Gemert. Na een korte periode van wederopbouw komt de Latijnse School opnieuw tot grote bloei. In 1728 komt het zelfs met een Congregatio Municipii Gemertanii tot een heuse Gemertse studentenvereniging in de universiteitsstad Leuven.7 De vroegere Latijnse School van Gemert mogen we gerust benoemen tot de trots van Gemert Vorstendom.

Noten:

  1. MHJ Pennings, De nieuwe poort voor de Latijnse School, Gemerts Heem 1980, nr.2, blz. 46-50.
  2. Vooralsnog lijkt dit de meest logische verklaring voor een veelheid aan feiten. Niemand hoeft er zich over te ver-wonderen dat het gebouw van de oudere Latijnse School inclusief omgrachting teruggaat naar de middeleeuwen, zoals ook kasteel en kerk. Het gebouw van de latere Latijnse School blijkt in elk geval al lang voor de stichting van de school in 1587 te zijn omgracht (zie o.m. Gemertse schepenakte d.d. 1 mei 1566); Zie ook: A. Thelen (red.), Het Hooghuis te Gemert, Gemert 2001; Jan Timmers, De bakermat van Gemert, een biografie van de domeinhof tot 1500, Gemerts Heem 2021 nr 1.
  3. A. Otten, Commandeur Henrick van Einatten, zijn afkomst en zijn nageslacht, in: W. Ivits en H.Vogels, Stammen alle Gemertenaren af van Karel de Grote?, Gemert 1993, p. 43-50.
  4. Vgl. A. Otten, Jan van Oerle, kleurrijke middeleeuwer- Pastoor, notaris, gildekoning en geabonneerd op seks met huishoudster, In: Gemerts Heem 2020, nr.3, p.24-26.
  5. Jozef Mertens, De onderwijspolitiek van de landcommandeurs Reuschenberg (+ 1603) en Amstenrade (+ 1634) in de Balije Biesen, Provincie van de Duitse Orde, Brussel – Algemeen Rijksarchief 2002, 158 pagina’s.
  6. P. van den Elsen, D’aaw Pastorie, Gemerts Heem 1978, nr. 3, p. 75-81; Jan Timmers, Het Hooghuis op den Hubert, Gemerts Heem 1985, nr.4, p. 98-112.
  7. A. Otten, Congregatio Municipii Gemertanii Anno 1728, Gemerts Heem 1989, nr.3, p.91-104.

 

BIJSCHRIFTEN BIJ ILLUSTRATIES:

Fragment van een schilderij uit 1820 in het Noordbrabants Museum. Vanuit de Vloyendijk (nu Virmundtstraat) kijken we in de vroegere Schoolstraat (nu Ruijschenberghstraat). 1: Lekker Bijzonder, 2: Latijnse School met poort, 3: Hofgoet, 4: D’n Hubert.

Fragment kadastraal minuutplan van 1832. Op de achtergrond is vaag de huidige situatie te zien. 1: Lekker Bijzonder, 2: Latijnse School, 3: Hofgoet, 4: D’n Hubert.