Aandachtsvelden Gemerts Woordenboek 2017

Wim Vos

  1. Het spellingsysteem

Het spellingsysteem werd voor de uitgave van 2017 voor de laatste keer enigszins herzien en vereenvoudigd. De nieuwe Gemertse spelling (ngs) is een aanpassing van het oude systeem (ogs) aan een systeem voor alle Brabantse dialecten, zoals uiteengezet in R. Belemans, J. Swanenberg, P.H. Vos en W. Wellekens in: Hoe schrijf ik mijn dialect? Een referentiespelling voor alle Brabantse dialecten, Leuven-Amersfoort, 1999. De aanpassing kwam tot stand in goed overleg met Piet Vos en Ad Otten (toen hoofdredacteur van het tijdschrift Gemerts Heem).  Vooraan in het GWB (2017) vindt men een uitgebreid overzicht van de uitspraak en spelling van het Gímmers. Vindt u dat allemaal te ingewikkeld en abstract, of bent u geen native speaker van het Gímmers, dan kunt u van nu af aan op de website van Heemkundekring ‘De Kommanderij Gemert’ een door mijzelf en door Jo van den Elzen-van Berlo (de Gemertse dichteres) ingesproken versie horen van deze lijst. Alle 76 (!) verschillende Gímmerse klanken (en hun spelling) komen aan bod in een voorbeeldwoord en in een kort zinnetje waarin dat woord is gebruikt.

  1. Inhoud van de lemmata

Voor het nieuwe, grote woordenboek van 2017 moest natuurlijk ook nagedacht worden over de inhoud van de lemmata. De woordenlijst van Martien van der Wijst uit 1976 was van het simpele type tòffel: tafel; stoel: stoewl, febriek: fabriek. In een groot woordenboek verwacht de gebruiker echter  bij zelfstandige naamwoorden ook gegevens over het woordgeslacht (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig), over de meervoudsvorming en de vorm van de eventuele verkleinwoorden. Als je deze woorden wilt gebruiken in een zin is het van belang dat tòffel vrouwelijk is, dus dees  of die(j) tòffel, stoewl mannelijk, dus dízze of dieje  stoewl en febriek onzijdig, dus dí of dè febriek. De aanwijzende voornaamwoorden zijn heel bruikbaar om van Gímmerse zelfstandige naamwoorden het woordgeslacht te achterhalen. De lidwoorden zijn minder geschikt, net zoals in het Nederlands kan de voor een vrouwelijk of een mannelijk woord staan: de tòffel, de stoewl. Het Nederlandse woord ‘fabriek’ heeft als lidwoord ‘de’: de fabriek, maar  je moet in Van Dale kijken om te zien dat het vrouwelijk is. In het Gemerts is het woord onzijdig; dus ’t febriek en dí of dè febriek. Zoals in het Standaard Nederlands zijn alle verkleinwoorden onzijdig: ’t töffelke, ’t stuulke, ’t febriekske. In het meervoud krijgen verkleinwoorden altijd een -s als uitgang: töffelkes, stuulkes, febriekskes. In het meervoud is het lidwoord van alle zelfstandige naamwoorden altijd de, zoals in het Nederlands en de aanwijzende voornaamwoorden zijn altijd dees (voor dichtbij) en diej (voor veraf).           

In het Nederlands is ‘melk’ een zelfstandig naamwoord, oorspronkelijk vrouwelijk, maar tegenwoordig ook soms mannelijk; aan het lidwoord valt dat niet te zien; het is de melk’. In het Gemerts kennen we nog steeds het ouderwetse woord voor ‘melk’, namelijk romme. Dan is het toch leuk dat je in het GWB (2017) kunt vinden dat dat woord mannelijk is maar altijd in het meervoud wordt gebruikt. Je zegt dus: De/ Dees/Diej romme zén zoewr; deze/die melk is zuur (het aanwijzend voornaamwoord voor dichtbij is dus dees en voor verder weg diej  in het meervoud en dat is zo voor mannelijk, vrouwelijk en onzijdig, geen geslachtsverschil dus in het meervoud.

Leuk ook dat je in GWB (2017) kunt vinden dat het meervoud van tòffel tòffels is en het verkleinwoord töffelke, het meervoud van stoewl stuujl en het verkleinwoord stuuleke. Het verkleinwoord van romme (meervoud) rùmkes;  tegen een kind: Ge moet oew rùmkes nòg ópdrinke!

  1. De Werkwoorden

In een groot woordenboek moet je ook informatie kunnen vinden over de regelmatige (zwakke) of onregelmatige (sterke) werkwoorden. Het voert hier te ver om diep in te gaan op de zwakke en sterke werkwoorden in het Gímmers en hun vervoeging in de verschillende tijden. Het zij voldoende om er hier op te wijzen dat de werkwoordsvormen voor de verschillende persoonlijke naamwoorden voorzien zijn van een code in superschrift; 1=ik, 2=gaj, 3= haj, zaj, ‘t; 1m= waj, 2m=gállie, 3m=zaj/hullie. In het Gímmers hebben de tweede personen enkelvoud en meervoud altijd dezelfde uitgang, in tegenstelling tot het Nederlands: dus vgl.: gaj got (: jij/u gaat) met gállie got (jullie gaan).

  1. De afkomst van de woorden

Tenslotte nog een opmerking over de informatie in GWB (2017) over de afkomst oftewel de etymologie van Gímmerse woorden. Bij sommige interessante woorden, zoals malkörf (vlaamse) gaai ben ik daar uitgebreid op ingegaan, bij andere woorden minder uitgebreid en bij de meeste woorden helemaal niet. Etymologie is een uiterst ingewikkelde tak van taalwetenschap, zeker als het over dialectwoorden gaat. Geïnteresseerden verwijs ik naar de diverse etymologische woordenboeken die er in het Nederlands taalgebied bestaan.

Namen van plaatsen rondom Gemert zijn natuurlijk opgenomen (zoals Ézzeng, Hándel, Boereng, Kèldeng, Baokel) en ook wat bijnamen (voor zover aan mij bekend).

  1. Voorbeeldzinnen

En héél belangrijk: ik heb er naar gestreefd om het gebruik van zoveel mogelijk woorden te illustreren in voorbeeldzinnen die ik meestal letterlijk heb opgetekend uit de mond van mijn talrijke zegslieden, die ik daarvoor ontzettend dankbaar ben. Hetzelfde geldt voor de talrijke (kinder)rijmen, soms zeer oude.

  1. Gímmers Nederlands – Nederlands Gímmers

Tot zover over het deel Gímmers Nederlands. Een belangrijke toevoeging is ook het deel Nederlands-Gímmers, vooral ten behoeve van gebruikers die het Gímmers niet van huis uit beheersen, maar ook voor Gemertssprekenden, die even niet op het Gímmerse woord kunnen komen. Zij kunnen in dit veel minder omvangrijke deel achter het Nederlandse woord één of meer Gímmerse woorden vinden en dan in het zeer uitgebreide deel Gímmers-Nederlands naar meer informatie zoeken (precieze betekenis, woordgeslacht, meervoud, verkleinwoord, werkwoordsvormen, voorbeeldzinnen, spreekwoorden, gezegden, (kinder)rijmen, toponiemen en bijnamen.