1242 – 1269, archief Abdij Echternach

ABT ARNOLD VAN ECHTERNACH VERORDENT DAT JAARLIJKS 20 TRIERSE PONDEN UIT DE TIENDEN VAN GEMERT BESTEED ZULLEN WORDEN AAN EEN LICHT VOOR HET ALTAAR VAN MARIA IN DE CRYPTE VAN HET KLOOSTER VAN ECHTERNACH.

Opdat iets meer dan gewone lof en eer aan de glorievolle Maagd Maria – van wie wij vragen dat zij de medewerkster zal willen zijn van ons heil en de leidster op onze laatste levensweg – door onze zorg worde besteed, verordenen wij en stellen wij vast:
Dat elke abt of overste, die tijdelijk(?) aan het hoofd heeft gestaan van voornoemd (officio) -de inferioribus partibus- elk jaar, op het feest van de H. Apostel Andreas, aan de koster, die in die tijd koster of schatbewaarder is, 20 Trierse ponden (1) zal betalen uit de tienden van Gemert, door Petrus z.g., monnik van ons klooster, gekocht en verkregen van Gerardus, ridder van Bakel, en na de dood van Petrus aan ons toegevloeid, en een ampulla (2) te laten branden en lichten, dag en nacht, voor het altaar van de M. Maria in de crypte van ons klooster, naast de lamp die daar al brandt.

(1) “solidos Treverenses”
(2) Olielamp (?)

 UIT: “DE STREEK” weekblad voor Gemert e.o., jg.1, nr.17
vertaling uit latijn door A.Leenders.
Alleen het gedeelte dat betrekking heeft op Gemert is vertaald.
Latijnse tekst in Cam. Wampach, Urkunden- und Quellenbuch zur Geschichte der Luxemburgischen Territorien bis zur burgundischen Zeit. Band 8, oorkonde 139. Oorkonde 139 bevat negen afschriften van stichtingen van abt Arnold van Echternach in de periode 1242-1269. Afschrift van deze oorkonde in het staatsarchief te Luxemburg.
Latijnse tekst ook in H. Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant deel I.1 blz 407-408, nummer 320.