1172, archief abdij Averbode

Archief abdij Averbode 1172
Gepubliceerd door Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 deel I nr 69

Vertaling overgenomen uit Heemkronijk, 1972, jaargang 11, nummer 3, blz.25 -26

Onechte oorkonde waarschijnlijk achteraf opgemaakt in 1220. De werkelijke verkoop van het allodium Sterksel had niet plaats in 1172, maar ca. 1197. De personen in de getuigenlijst zullen geleefd hebben in de periode omtrent 1172 en 1197.

Herbert, heer van Heeze, verkoopt aan Otto, aartsdiaken van Luik, ten behoeve van de abdij Averbode zijn allodium Sterksel. Bij de getuigen Willem en Rutger van Gemert.

Ik Herbertus bij de gratie Gods Heer van Hese aan allen die dit geschrift zullen zien ten eeuwigen dage. Opdat wat nu heeft plaats gehad niet met de tijd verloren gaat, heb ik het nodig geacht in blijvende geschrifte te stellen hetgeen ter kennis van de nakomelingen behoort bewaard te blijven. Dat de toekomstige zowel als de huidige generatie weet dat ik aan de Heer Otto, aartsdiaken van Luik, heb verkocht mijn vrij-goed hetwelk Sterksel genoemd wordt, van het grenspunt algemeen bekend als Hugten ten rade tot het grenspunt genaamd Hoenderboom en van Hoenderboom tot het punt genaamd Scureken en van Scureken tot Hugten ten rade, zoals de rivier aldaar afscheidt, en alles wat binnen de omschreven grenzen als ontgonnen of niet ontgonnen gronden, weiden, graslanden, houtgewassen en wateren gelegen is, ten behoeve van de abt en het convent van de kerk van Averbode van de Praemonstratenser orde, om ten eeuwigen dage vrij en vreedzaam door hen te worden bezeten, zonder dat wij of onze opvolgers ook maar enig recht voorbehouden inzake voogdij, concessies of andere diensten. Bij deze plechtige en wettige verkoop waren tegenwoordig Alexander deken van Woensel en Willem zijn zoon, Willem en Rutger, broeders van Gemert, edelen en mijne volle neven, Rudolphus Rover van Rode, gehuwd met de dochter van mijn zuster, Geroldus, ridder en mijn leenman, Henricus Scnepart, Bernardus Roest en Ywainus mijne dienaren en gehuwd met dochters van mijn bedienden, en nog meerdere anderen. Gedaan te Eksel in de hof van de monniken en daar heb ik genoemd vrijgoed gegeven in handen van de genoemde abt, vrij en volkomen, zoals gezegd, ten behoeve van genoemde kerk. In het jaar onzes Heeren elfhonderd en twee en zeventig.

Tekst in het latijn zoals gepubliceerd door Camps, Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 deel I nr 69

Ego Herbertus Dei gratia dominus de Hese omnibus hanc paginam inspecturis in perpetuum.
Que geruntur in tempore ne labantur cum tempore, scripti beneficio dignum duxi perhennari quod posterorum noticie necesse est reservari.
Sciant ergo tam posteri quam moderni quod ego vendidi domino Ottoni archydiacono Leodiensi allodium meum quod Stercsele vocatur, a termino qui dicitur vulgariter Huegeten ten Raden usque ad terminum qui vocatur Honrebom, et a Honrebom usque ad terminum qui appellatur Scureken et a Scureken usque Hugene ten Raden, sicut rivus dividit ibidem, quicquid infra prescriptos terminos in terris cultis aut incultis, pascuis, pratis, lignis, paludibus continetur, ad opus abbatis et conventus ecclesie Auerbodiensis Premonstratensis ordinis, ab eisdem in perpetuum libere et pacifice possidendum, nobis sive successoribus nostris vel in advocatia vel precaria vel aliis servitiis quibuscumque nichil iuris penitus reservato.
Huic tam sollempni et legitime venditioni interfuerunt Alexander decanus de Wonsele et Willelmus filius eius, Willelmus et Ruthgerus fratres de Gemerde, nobiles, viri consobrini mei, Rodolfus Rouere de Rode, habens filiam sororis mee, Geroldus miles, homo meus feodalis, Henricus Scnepart, Bernardus Roust et Ywainus, servientes mei et habentes uxores filias ministerialium meorum, et alii quamplures.
Acta autem sunt hec apud Hexele in curia conversorum, et ibi reportavi prelibatum allodium in manus abbatis predicti libere et absolute, sicut predictum est, ad opus ecclesie memorate.
Anno Domini M° C° septuagesimo secundo.